ECLI:NL:RBZWB:2025:5383

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
BRE 24/7104 en BRE 24/7172
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen tegemoetkoming Schadefonds geweldsmisdrijven

Op 12 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 24/7104 en BRE 24/7172, waarin eiseres, vertegenwoordigd door mr. P. van Baaren en mr. L. van Baaren, een aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg) had ingediend. Eiseres was slachtoffer van huiselijk geweld en had in totaal twee aanvragen ingediend voor een tegemoetkoming, die beide door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) waren afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de CSG de aanvragen op goede gronden had afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan het criterium van ernstig lichamelijk of psychisch letsel zoals vereist door de Wsg. Eiseres had aangevoerd dat zij slachtoffer was van mishandeling en dat er sprake was van ernstig psychisch letsel, maar de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om dit te onderbouwen. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en eiseres kreeg geen gelijk. De uitspraak benadrukt de noodzaak van medische onderbouwing voor claims van psychisch letsel en de strikte criteria die gelden voor tegemoetkomingen uit het Schadefonds.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 24/7104 en BRE 24/7172

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigden: mr. P. van Baaren (in zaaknummer BRE 24/7104) en mr. L. van Baaren (in zaaknummer BRE 24/7172)),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (de CSG), verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvragen van eiseres voor een tegemoetkoming op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvragen. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvragen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de CSG de aanvragen van eiseres op goede gronden heeft afgewezen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en de beroepen zijn dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 en 3 staat het procesverloop in deze zaak. Daar zijn ook de van belang zijnde feiten en omstandigheden vermeld die hebben geleid tot de bestreden besluiten. De beroepsgronden van eiseres zijn samengevat weergegeven onder 4. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 8. Aan het eind staan de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 16 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de Wsg, omdat zij tussen 21 mei 2023 en 23 mei 2023 in [plaats 1] slachtoffer is geworden van lichamelijke en psychische mishandeling door huiselijk geweld.
De CSG heeft deze aanvraag met het besluit van 17 april 2024 afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan het criterium van artikel 3 van de Wsg dat er sprake moet zijn van ernstig lichamelijk of psychisch letsel.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 april 2024. Met het besluit van 10 september 2024 (bestreden besluit 1) heeft de CSG het bezwaar ongegrond verklaard. Het besluit van 17 april 2024 is daarbij in stand gelaten.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen bestreden besluit 1. Dit beroep is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer BRE 24/7104.
3. Op 19 februari 2024 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de Wsg, omdat zij op 10 februari 2022 in [plaats 2] slachtoffer is geworden van een wederrechtelijke vrijheidsberoving waarbij zij ook mishandeld is.
De CSG heeft deze aanvraag met het besluit van 22 februari 2024 afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan het criterium van artikel 3 van de Wsg dat er sprake moet zijn van ernstig lichamelijk of psychisch letsel.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 februari 2024. Met het besluit van 10 september 2024 (bestreden besluit 2) heeft de CSG het bezwaar ongegrond verklaard. Het besluit van 22 februari 2024 is daarbij in stand gelaten.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen bestreden besluit 2. Dit beroep is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer BRE 24/7172.
De beroepsgronden
4. Eiseres voert aan dat de bestreden besluiten zijn genomen in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Eiseres stelt dat zij in 2022 tegen haar wil is meegenomen en vastgehouden, met de bedoeling om haar seksueel te misbruiken. Eiseres geeft aan dat zij verstandelijk beperkt is en dat zij mogelijk in situaties niet zo scherp reageert als anderen. Zij heeft het gevoel dat zij door het oog van de naald is gekropen. Eiseres stelt zich op het standpunt dat tegen haar een misdrijf is gepleegd met ernstige gevolgen, waarbij psychisch letsel mag worden verondersteld.
Daarnaast heeft eiseres te maken gehad met huiselijk geweld dat zeker vijf keer per jaar plaatsvond. Eiseres stelt zich op het standpunt dat op basis van de beschikbare informatie aannemelijk is dat er sprake was van huiselijk geweld. Volgens eiseres is het niet nodig om met onomstotelijk bewijs te komen.
5. De CSG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
6. De rechtbank heeft de beroepen op 13 juni 2025 op zitting behandeld. Partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.
7. Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

Wat is het (wettelijk) kader?
8. Slachtoffers van een geweldsmisdrijf kunnen in aanmerking komen voor een uitkering uit het Schadefonds. Deze financiële tegemoetkoming is een uiting van solidariteit van de samenleving met het slachtoffer en met die tegemoetkoming is het idee dat ook erkenning wordt gegeven aan zijn/haar slachtofferschap. De CSG is de uitvoeringsorganisatie die de aanvragen beoordeelt en zorgt voor de uitkeringen. [1]
Om in aanmerking te komen voor een uitkering uit het Schadefonds, moet een aanvraag worden ingediend die aan een aantal vereisten voldoet. Bij een ontvankelijke aanvraag beoordeelt de CSG of het geweldsmisdrijf aannemelijk is. De CSG beoordeelt op welke wijze de aanvrager heeft onderbouwd wat de toedracht en de aanleiding van het geweldsmisdrijf waren en onder welke omstandigheden het geweldsmisdrijf heeft plaatsgevonden. Als de CSG de aannemelijkheid voldoende vindt vaststaan, wordt beoordeeld of er sprake is van psychisch en/of lichamelijk letsel.
In het door verweerder gehanteerde beleid [2] is onder paragraaf 1.2 het volgende vermeld.
“Om voor een uitkering in aanmerking te komen, moet het geweldsmisdrijf ernstig fysiek of psychisch letsel hebben veroorzaakt (artikel 3 van de Wet). De ernst van het letsel wordt bepaald aan de hand van de aard en de gevolgen van het letsel. Het Schadefonds vindt letsel ernstig als het langdurige of blijvende ernstige medische gevolgen heeft.”
Het Schadefonds heeft een letsellijst ontwikkeld [3] om het opgelopen letsel in een letselcategorie in te kunnen delen (hierna: de Letsellijst). De Letsellijst bestaat uit twee delen: fysiek (lichamelijk) letsel en psychisch (geestelijk) letsel. De twee soorten letsel zijn verdeeld in zes categorieën. In het algemeen geldt: hoe ernstiger het letsel, hoe hoger de letselcategorie en hoe hoger de uitkering. Ook de omstandigheden van het gewelds- of seksuele misdrijf spelen een rol.
9. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
De geweldsmisdrijven
10. Vast staat dat eiseres op 10 februari 2022 aangifte heeft gedaan van wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling op die datum. Eiseres heeft beschreven dat zij tegen haar wil werd vastgehouden in een huis in [plaats 2] , en dat meerdere mannen over seks met haar praatten. Ook wilde één man seks met haar, maar dat is uiteindelijk niet gebeurd. Wel is eiseres in haar buik geslagen.
De CSG heeft verder aangenomen dat eiseres driemaal – op 21 mei 2023, 23 mei 2023 en 24 april 2024 – slachtoffer werd van mishandeling/huiselijk geweld en dat zij daarbij lichamelijk letsel (oog-, buik-, rug- en hoofdpijn) en psychisch letsel (stress- en angstklachten) heeft opgelopen.
11. De CSG heeft voor wat betreft beide situaties geconcludeerd dat eiseres geen ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft opgelopen.
Over de lichamelijke klachten heeft de CSG overwogen dat deze niet kunnen worden aangemerkt als ernstig letsel, omdat het geen letsel betreft met langdurige ernstige medische gevolgen.
Over het opgelopen psychisch letsel heeft de CSG overwogen dat de ernst daarvan niet kan worden beoordeeld zonder medische informatie van behandelaars.
Voorondersteld ernstig psychisch letsel
12. Niet in geschil is dat eiseres geen medische informatie heeft ingebracht ter onderbouwing van haar psychisch letsel, bijvoorbeeld van een psycholoog. Door eiseres wordt ook niet betwist dat zij niet is of wordt behandeld voor haar psychische klachten. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiseres slachtoffer is geworden van een geweldsmisdrijf waarbij ernstig psychisch letsel mag worden voorondersteld. Immers hoeft het slachtoffer in dat geval niet in behandeling te zijn voor zijn/haar psychische klachten.
13. Uit de Beleidsbundel [4] volgt dat er sprake kan zijn van een geweldsmisdrijf waarbij, zonder beoordeling van medische informatie, ernstig psychisch letsel wordt voorondersteld. Het gaat dan om geweldsmisdrijven die op zichzelf zo ernstig zijn, dat ze vrijwel altijd een grote impact hebben op het slachtoffer. Dit beoordeelt de CSG op basis van de toedracht van het geweldsmisdrijf. Als voorbeeld zijn in de Beleidsbundel genoemd: zedenmisdrijven, stelselmatig huiselijk geweld en mensenhandel.
14. Uit nader onderzoek naar de toedracht van het incident op 10 februari 2022 heeft de CSG geconcludeerd dat er geen sprake is geweest van een geweldsmisdrijf waarbij ernstig psychisch letsel wordt voorondersteld. De CSG heeft daartoe overwogen dat eiseres aangifte heeft gedaan van wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling, maar niet van een zedenmisdrijf of mensenhandel. Uit informatie van de politie is gebleken dat er wel een Informatief Gesprek Mensenhandel is gevoerd op 3 maart 2022, maar dat daarop geen aangifte is gevolgd. De CSG heeft met betrekking tot het incident overwogen dat een poging tot verkrachting geen geweldsmisdrijf is waarbij ernstig psychisch letsel wordt voorondersteld. De CSG ziet in de aanvraag onvoldoende objectieve onderbouwing om uit te gaan van seksueel geweld (zedenmisdrijf) of van mensenhandel.
De CSG heeft verder toegelicht dat ernstig psychisch letsel wordt voorondersteld bij stelselmatig huiselijk geweld. Dat wil zeggen dat er sprake moet zijn van huiselijk geweld waarbij over een langere periode sprake is van frequent fysiek geweld of bedreigingen met geweld. De CSG heeft aangenomen dat zij drie keer is mishandeld. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het geweld in ieder geval vijf keer per jaar plaatsvond. De CSG concludeert voor beide scenario’s dat niet aan het criterium van stelselmatigheid wordt voldaan.
15. De rechtbank oordeelt dat de CSG voldoende heeft gemotiveerd waarom voor beide geweldsmisdrijven geldt dat niet kan worden gesproken van voorondersteld ernstig psychisch letsel. Aangezien eiseres ook geen medische informatie over het opgelopen psychisch letsel heeft overgelegd, heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat eiseres bij de geweldsmisdrijven geen ernstig psychisch letsel heeft opgelopen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij aanspraak maakt op een vergoeding uit het Schadefonds.

Conclusie en gevolgen

16. De beroepen zijn ongegrond. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 12 augustus 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet schadefonds geweldsmisdrijven
Artikel 2:
Er is een Schadefonds Geweldsmisdrijven waaruit uitkeringen kunnen worden gedaan als bij of krachtens deze wet bepaald.
Artikel 3:
1. Uitkering kan worden gedaan
an een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf dan wel schuldverkrachting of schuldaanranding, ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen;
aan een ieder die ten gevolge van een aan boord van een Nederlands vaartuig of luchtvaartuig buiten Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen;
aan nabestaanden en naasten van een onder a of b bedoeld persoon, indien deze ten gevolge van het misdrijf is overleden of ernstig en blijvend letsel heeft, als bedoeld in artikel 107, eerste lid, onder b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, of aan nabestaanden van een persoon die als gevolg van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 of van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht is overleden;
aan anderen dan de onder c bedoelde personen, die de kosten van lijkbezorging hebben voldaan van een onder a of b bedoeld persoon, indien deze ten gevolge van het misdrijf is overleden.
2. Voor de toepassing van het vorige lid gelden als nabestaanden en naasten:
de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot en de geregistreerde partner van het slachtoffer;
andere bloed- of aanverwanten van het slachtoffer, mits het slachtoffer reeds ten tijde van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust geheel of ten dele in hun levensonderhoud voorzag of daartoe krachtens rechterlijke uitspraak verplicht was;
degenen die reeds vóór de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, met het slachtoffer in gezinsverband samenwoonden en in wier levensonderhoud het slachtoffer geheel of voor een groot deel voorzag, voor zover aannemelijk is dat een en ander zonder de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust zou zijn voortgezet;
degene die met het slachtoffer in gezinsverband samenwoonde en in wiens levensonderhoud het slachtoffer bijdroeg door het doen van de gemeenschappelijke huishouding;
bloedverwanten van het slachtoffer in de eerste graad en in de tweede graad in de zijlijn.
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf begrepen: de strafbare poging daartoe.

Voetnoten

1.Zie artikel 2 in combinatie met artikel 8, eerste lid van de Wsg.
2.de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven 1 november 2022, raadpleegbaar op de website www.schadefonds.nl
3.raadpleegbaar op de website www.schadefonds.nl
4.paragraaf 1.2.3 (Vooronderstellen van ernstig letsel)