In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 augustus 2025, wordt het beroep van eiser tegen het UWV beoordeeld. Eiser stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaren tegen de beëindiging van zijn Ziektewet-uitkering en de weigering van een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. Eiser heeft het UWV op 30 april 2025 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na deze uitspraak alsnog moet beslissen op de bezwaren, maar geeft het UWV vier maanden de tijd om dit te doen, gezien de omstandigheden zoals het tekort aan verzekeringsartsen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor het griffierecht en proceskosten, die het UWV moet betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.