ECLI:NL:RBZWB:2025:5360

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/436326 / KG ZA 25-292
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlenen van vervangende toestemming voor vakantie afgewezen na intrekking

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juli 2025, heeft de vrouw een vordering ingediend tot vervangende toestemming voor een vakantie naar Spanje met haar minderjarige kinderen, [minderjarige 2] en [minderjarige 1]. De man, haar ex-echtgenoot, had eerder al toestemming verleend, maar de vrouw trok haar vordering in tijdens de mondelinge behandeling op 3 juli 2025. De voorzieningenrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, gezien het belang van de minderjarigen en de persoonlijke levenssfeer van de partijen. Tijdens de behandeling was de vrouw aanwezig met haar advocaat, mr. D.J.A. Burlet, en de man was ook aanwezig. Een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming was ook aanwezig om advies te geven.

De feiten van de zaak zijn dat partijen gehuwd zijn geweest en samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw heeft het hoofdverblijf van de kinderen, en er is een zorgregeling vastgesteld. De vrouw vorderde vervangende toestemming voor de vakantie van 4 tot en met 13 juli 2025. Tijdens de mondelinge behandeling gaf de man aan dat hij instemde met de vakantie, maar er ontbraken nog enkele documenten. Uiteindelijk heeft de vrouw haar vordering ingetrokken, omdat de toestemming voor de vakantie alsnog was verleend. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de vrouw afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer / rolnummer: C/02/436326 / KG ZA 25-292
Vonnis in kort geding van 18 juli 2025
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat: mr. D.J.A. Burlet te Oostburg,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de mondelinge behandeling op 3 juli 2025.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarigen en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste. Gelet op de nauwe samenhang is deze zaak gelijktijdig met de zaak van de vrouw ten aanzien van het verkrijgen van vervangende toestemming voor de inschrijving van de hierna te noemen [minderjarige 1] op een andere basisschool (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/436338 FA RK 25-2945) behandeld. Op deze laatstgenoemde zaak wordt bij separate beschikking beslist.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Ook is verschenen de man. Daarnaast is verschenen een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
1.4.
Voorafgaand aan voornoemde mondelinge behandeling is de [minderjarige 1] gehoord. De [minderjarige 2] is ook in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord, maar hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk zijn de navolgende, thans nog minderjarige kinderen geboren:
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2011;
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2013.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.3.
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 18 december 2018 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 15 januari 2019 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand, en is, voor zover thans van belang, bepaald dat de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben. Voorts is een zorgregeling tussen de man en de minderjarigen vastgesteld, inhoudende dat:
- in de twee weken dat de man aan wal is verblijven de minderjarigen van woensdagmiddag
na schooltijd tot en met woensdag aanvang school bij de man, waarbij de man de
minderjarigen bij aanvang van de zorgcontacten op woensdag ophaalt van school en hen bij
het einde van de zorgcontacten op woensdagochtend terug brengt naar school;
- indien de man korter dan twee weken aan wal is, zullen partijen in onderling overleg
bepalen wanneer de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en
opvoedingstaken bij de man zullen zijn;
- in de zomervakanties verblijven de minderjarigen gedurende drie aaneengesloten weken bij de man, zulks in onderling overleg door partijen nader te verdelen.

3.De vorderingen

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Vervangende toestemming te verlenen aan de vrouw voor de vakantie naar Spanje, [plaats] , met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in de periode van 4 juli 2025 tot en met 13 juli 2025;
II. De man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De man spreekt deze vorderingen tegen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vordering vast.
4.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de man aangegeven dat hij instemt met de vakantie van de vrouw met de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] naar Spanje. Namens de vrouw is vervolgens naar voren gebracht dat de man de benodigde formulieren voor de vakantie van de vrouw met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] naar Spanje inmiddels ook al heeft ondertekend, echter het BSN-nummer en de kopie van de ID-kaart van de man ontbreken nog. Dit is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in orde gebracht. Daarop heeft de advocaat van de vrouw de vordering van de vrouw tot vervangende toestemming ingetrokken.
4.3.
Nu de toestemming voor de vakantie ter gelegenheid van de mondelinge behandeling alsnog is verleend en de vordering van de vrouw tot vervangende toestemming is ingetrokken, zal de voorzieningenrechter deze vordering afwijzen.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van de gebruikelijke compensatie van de proceskosten. De voorzieningenrechter zal dan ook de vordering tot veroordeling van de man in de proceskosten afwijzen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van de vrouw af.
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.