ECLI:NL:RBZWB:2025:535

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
24/5757
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot niet in behandeling nemen van een Woo-verzoek

Op 4 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser beroep aantekende tegen het besluit van het College van toezicht van de Nederlandse orde van advocaten. Eiser had op 14 augustus 2023 een verzoek ingediend om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet open overheid (Woo). Het college had dit verzoek op 19 september 2023 niet verder in behandeling genomen, omdat het verzoek te algemeen was geformuleerd. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 23 januari 2025 behandeld en concludeerde dat het college onvoldoende behulpzaam was geweest bij het preciseren van het Woo-verzoek. De rechtbank oordeelde dat het college in strijd had gehandeld met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en vernietigde het bestreden besluit. De rechtbank herroept het primaire besluit en draagt het college op om opnieuw te beslissen op het Woo-verzoek, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5757

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het College van toezicht van de Nederlandse orde van advocaten, het college

(gemachtigde: mr. C.N. van der Sluis).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank beroep van eiser over de aanvraag om openbaarmaking van stukken op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 19 september 2023 niet (verder) in behandeling genomen. Met het bestreden besluit van 7 november 2023 op het bezwaar van eiser heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire Woo-besluit gehandhaafd.
1.2.
Het college heeft op beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Op 4 juli 2024 heeft de rechtbank Oost-Brabant de zaak verwezen naar deze rechtbank. De rechtbank heeft beroep op 23 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [naam 1] en [naam 2] namens het college en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet (verder) in behandeling nemen van het Woo-verzoek. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
4.1.
Op 14 augustus 2023 heeft eiser per e-mailbericht bij het college een verzoek op grond van de Woo ingediend. Daarin heeft eiser verzocht om openbaarmaking van document(en), althans informatie, betreffende het beperken verplichting “onderzoek” tot conclusiewisseling op (uitgebreid) “bedenksel” ener stafjurist.
4.2.
In de ontvangstbevestiging van 29 augustus 2023 heeft het college eiser op grond van artikel 4, eerste lid, van de Woo verzocht om zijn verzoek nader te preciseren en gevraagd welke aangelegenhe(i)d(en) of document(en) hij met zijn verzoek op het oog heeft. Eiser heeft in zijn e-mailbericht van 30 augustus 2023 op dit verzoek gereageerd en zijn verzoek nader gepreciseerd: “documenten”/informatie voorhanden vanuit de uitvoering van uw toezichtstaak art. 45i Advocatenwet op “onderzoek” Dekens tuchtklachten, aangevuld met de “RvD”-akte van 29 augustus 2023. Op 31 augustus 2023 heeft eiser per
e-mailbericht aan het college laten weten dat bij het verzoek om precisering de behulpzaamheid van het college (nader) moet worden geconcretiseerd en dat eiser bereid is het college “gericht” te informeren.
4.3.
In het primaire besluit van 19 september 2023 heeft het college het Woo-verzoek van eiser op grond van artikel 4.1, zesde lid, van de Woo niet (verder) in behandeling genomen, omdat zijn verzoek ook na precisering dermate ruim is omschreven dat voor het college niet voldoende duidelijk is om welke documenten ten aanzien van welke aangelegenheid eiser verzoekt. Het college heeft ook geen aanleiding gezien om een vervolgpoging tot precisering aan te gaan nu dit redelijkerwijs niet tot een meer werkbaar verzoek zou leiden.
4.4.
Eiser heeft op 28 september 2023 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van het college. Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire Woo-besluit gehandhaafd. Daartoe heeft het college overwogen dat eiser – ook in bezwaar – geen duidelijkheid heeft gegeven op welke documenten zijn verzoek ziet. Bovendien beschikt het college niet over dossiers of informatie met betrekking tot de behandeling van individuele klachten door dekens.
Heeft het college het Woo-verzoek niet (verder) in behandeling mogen nemen?
5.1.
Eiser stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken dat de vermelding “art. 46c met art. 45i Advocatenwet” ex Woo niet heeft volstaan. Als bij het college behoefte mocht hebben bestaan aan een precisering, had het behoren te voldoen aan de Woo-verplichting hierbij behulpzaam te zijn [1] . Een kenbare, althans begrijpelijke, motivering is in strijd met de Awb uitgebleven.
5.2.
Het college is van mening dat het Woo-verzoek, ook na precisering, dermate ruim is omschreven dat het niet voldoende duidelijk is welke aangelegenheid of document(en) openbaar zouden moeten worden gemaakt. Hierbij betrekt het college dat het geen taak en bevoegdheid heeft aangaande individuele dossiers. Verder is het college eiser voldoende behulpzaam geweest om het Woo-verzoek te preciseren.
5.3.
Artikel 4.1, vierde lid, van de Woo stelt als voorwaarde dat eiser in zijn verzoek de aangelegenheid noemt waarop zijn verzoek betrekking heeft. Als dit verzoek te algemeen is geformuleerd, kan het college op grond van het vijfde lid van dit artikel aan eiser vragen om dat te preciseren. Het college moet eiser hierbij zodanig behulpzaam zijn dat het verzoek in behandeling kan worden genomen.
5.4.
De rechtbank is met eiser van oordeel dat het college onvoldoende behulpzaam is geweest bij het preciseren van zijn Woo-verzoek. Zoals in de door eiser genoemde uitspraak is overwogen, rust op het college een inspanningsverplichting om een behandelbaar verzoek te verkrijgen. Dit is niet vrijblijvend en het vraagt een actieve en responsieve houding van het college. Het college mag zelf kiezen hoe het dit invult, maar er is meer nodig dan alleen een herstel voor verzuim bieden. Eiser heeft het college in zijn reactie op de herstelverzuimbrief aangeboden zijn medewerking hieraan te verlenen. Desondanks is het college na ontvangst hiervan al tot de conclusie gekomen dat een vervolgpoging tot precisering redelijkerwijs niet tot een meer werkbaar verzoek zou leiden. De door het college gekozen handelwijze doet onvoldoende recht aan zijn inspanningsverplichting als bedoeld in artikel 4.1, vijfde lid, van de Woo. Dat het college niet beschikt over dossiers of informatie met betrekking tot individuele klachtbehandeling door de dekens maakt dit niet anders. Het college komt namelijk pas toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek op het moment dat het duidelijk is dat eiser zijn verzoek ziet op deze aangelegenheid of document(en). Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 4.1, vijfde lid, van de Woo, alsmede in strijd met de zorgvuldigheid die de Awb bij de voorbereiding van een besluit voorschrijft in artikel 3:2. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
6.1.
Het college heeft verder niet onderkend dat het college niet binnen twee weken nadat het verzoek is gepreciseerd aan eiser bekend heeft gemaakt zijn verzoek niet te behandelen. [2] Eiser heeft op zitting een beroep op de overschrijding van deze wettelijke termijn gedaan. Het college heeft hierover nog geen standpunt ingenomen. De rechtbank beperkt zich daarom tot de vaststelling hiervan. De rechtbank zal het primaire besluit tot buitenbehandelingstelling van eiser herroepen. Daardoor zal het college opnieuw op zijn verzoek moeten beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
6.2.
Omdat beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 7 november 2023;
- herroept het besluit van 19 september 2023;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het Woo-verzoek;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 4 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Wet open overheid
Artikel 4.1. Verzoek
4. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
5. Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek de verzoeker om het verzoek te preciseren en is het de verzoeker daarbij behulpzaam.
6. Het bestuursorgaan kan besluiten een verzoek niet te behandelen, indien de verzoeker niet meewerkt aan een verzoek tot precisering als bedoeld het vijfde lid. In afwijking van artikel 4:5, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het besluit om het verzoek niet te behandelen aan de verzoeker bekendgemaakt binnen twee weken nadat het verzoek is gepreciseerd of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Voetnoten

1.Onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 17 mei 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:2278.
2.Dit staat in artikel 4.1, zesde lid, van de Woo.