ECLI:NL:RBZWB:2025:5336

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/435706 / JE RK 25-937
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Pellikaan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 15 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in de zaak van de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2018. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige, die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming, verlengd voor de duur van negen maanden, tot 18 april 2026. De ouders van de minderjarige zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige en de communicatie tussen de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders nog niet in staat zijn om samen tot afspraken te komen in het belang van de minderjarige. De GI heeft aangegeven dat er nog stappen gezet moeten worden om de doelen van de ondertoezichtstelling te behalen, en dat er nog geen goed lopende zorgregeling is tussen de vader en de minderjarige. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beschikking onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is op schrift gesteld op 28 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/435706 / JE RK 25-937
Datum uitspraak: 15 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 22 mei 2025;
  • de brief van mr. Van Kerkhof met 14 producties, ingekomen op 10 juli 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordiger van de GI;
  • de moeder;
  • de vader met mr. C.A.E.C.J.M. Hooft, waarnemend voor mr. Van Kerkhof.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
[minderjarige] is onder toezicht gesteld van de GI. Bij beschikking van de kinderrechter van 7 februari 2025 is deze maatregel voor het laatst verlengd tot 18 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van negen maanden en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI legt aan haar verzoek ten grondslag dat beide ouders sinds de start van de ondertoezichtstelling stappen hebben gezet, maar dat ze er nog niet zijn. De binnen de ondertoezichtstelling gestelde doelen zijn nog onvoldoende behaald.
Zo is tussen de vader en [minderjarige] nog sprake van begeleide omgang. Inmiddels is deze uitgebreid naar 3 tot 3,5 uren per keer. Er ligt een plan voor verdere uitbreiding tot en met december 2025. In reactie op het standpunt van de vader dat het allemaal lang duurt voordat er sprake is van een meer reguliere zorgregeling en dat het de vader bevreemdt dat de GI er in dat verband op blijft hameren dat hij eerst een persoonlijkheidsonderzoek moet laten afnemen, geeft de GI aan dat zij een persoonlijkheidsonderzoek al lang niet meer nodig acht. Wel wil de GI meer zicht krijgen op de gemoedstoestand van de vader, omdat bij hem de spanningen geregeld nog te hoog oplopen waardoor hij, zoals onlangs, een omgangsafspraak moest (laten) afzeggen.
Voor [minderjarige] is inmiddels speltherapie ingezet. Deze moet inzicht geven in zijn ontwikkeling aangaande zijn overprikkeling en hoe [minderjarige] tegen de omgang aankijkt.
Voor de ouders is via de gemeente al geruime tijd geleden ouderschapsbemiddeling aangevraagd. Deze zou in principe snel van start kunnen gaan, maar het duurt lang voordat de gemeente daarvoor toestemming geeft. Uiteindelijk zullen de tussen partijen gemaakte afspraken nog vastgelegd moeten worden in een ouderschapsplan.
De GI verwacht zeker nog negen maanden nodig te hebben om met betrekking tot de omgang het perspectief te kunnen bepalen en of de zaak vervolgens voortgezet kan worden binnen het vrijwillige kader.
4.2.
Door en namens de vader is aangegeven dat hij het eens is met een verlenging van de ondertoezichtstelling, maar dat hij verzoekt om de verlenging in duur te beperken tot zes maanden. De vader is van mening dat de ondertoezichtstelling inmiddels al lange tijd loopt en dat er te weinig zicht is op perspectief, met name voor zover het om het (begeleide) contact met [minderjarige] gaat. Naar de mening van de vader blijft de GI dienaangaande te veel hangen in het verleden, waarbij de GI ook te lang heeft vastgehouden aan de voorwaarde dat de vader moest meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek. De vader wil zich zo goed mogelijk blijven inzetten voor een goed verloop van het contact tussen hem en [minderjarige] , zodat een meer reguliere, onbegeleide contactregeling in zicht komt.
4.3.
De moeder heeft aangegeven dat de ouders nog niet in staat zijn om in het belang van [minderjarige] samen tot afspraken te komen en dat de oudercommunicatie nog te veel strijd oplevert. De moeder betreurt het dat alles wat zij doet door de vader wordt ervaren als dat zij de strijd met hem zou aangaan. Volgens de moeder is dat niet het geval. De adviezen die zij geeft dienen er bijvoorbeeld voor om overprikkeling bij [minderjarige] te voorkomen, zodat het contact tussen hem en de vader zo goed mogelijk zal verlopen. Met het verzoek van de GI stemt de moeder in.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Zo is er nog altijd geen sprake van een (goed lopende) reguliere zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] en zijn er nog zorgen over de oudercommunicatie en samenwerking tussen de ouders. Voor de ouders is via de gemeente ouderschapsbemiddeling aangevraagd, maar deze is nog steeds niet van start gegaan. Bij [minderjarige] wordt gezien dat hij nog erg snel overprikkeld is. Voor [minderjarige] is daarom speltherapie ingezet. Naast de resultaten hiervan zullen ook de resultaten van de komende ouderschapsbemiddeling moeten worden afgewacht, alsook het verdere verloop van de contacten tussen de vader en [minderjarige] . Naar het oordeel van de kinderrechter zijn de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig, zodat het verzoek van de GI zal worden toegewezen. Gelet op de doelen waaraan nog moet worden gewerkt, ziet de kinderrechter geen aanleiding de verzochte verlenging in duur te beperken zoals door de vader is verzocht. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling zal worden verlengd met de verzochte duur van negen maanden.
5.4.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 18 juli 2025 tot 18 april 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025 door mr. Pellikaan, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 28 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.