Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 augustus 2025 in de zaak tussen
[eiseres], uit [plaats], eiseres,
Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Omdat er een adviescommissie is geldt er in dit geval een termijn van twaalf weken. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd met zes weken. Verweerder had dus in ieder geval uiterlijk op 29 januari 2024 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiseres heeft verweerder op 11 juni 2024 in gebreke gesteld en verweerder heeft de ingebrekestelling op 13 juni 2024 ontvangen. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
4.1. In het verweerschrift verzoekt verweerder om bij het bepalen van de beslistermijn aan te sluiten bij de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 maart 2025. [3]
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiseres.