ECLI:NL:RBZWB:2025:5326

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/434620/KG ZA -25-185 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Hermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlatingen door voormalig werknemer van de gemeente Tilburg

In deze zaak heeft de gemeente Tilburg een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], die beschuldigingen heeft geuit over (voormalige) werknemers van de gemeente op sociale media en haar persoonlijke internetpagina's. De gemeente stelt dat deze uitlatingen onrechtmatig zijn en vordert dat [gedaagde] deze verwijdert en zich in de toekomst onthoudt van dergelijke uitlatingen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gemeente voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, gezien de aard van de beschuldigingen en de eerdere strafrechtelijke veroordelingen van [gedaagde]. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de gemeente toegewezen en [gedaagde] geboden om binnen 48 uur na betekening van het vonnis de onrechtmatige uitlatingen te verwijderen. Tevens is een dwangsom opgelegd voor iedere overtreding van dit gebod. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn en dat zij niet in staat is om haar gedrag te veranderen, ondanks eerdere veroordelingen en opgelegde straffen. De gemeente heeft recht op bescherming van haar medewerkers en haar reputatie, en de voorzieningenrechter heeft de gemeente in het gelijk gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/434620 / KG ZA 25-185
Vonnis in kort geding van 8 augustus 2025
in de zaak van
GEMEENTE TILBURG,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: gemeente Tilburg,
advocaat: mr. D. van Tilborg,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De zaak in het kort

1.1.
[gedaagde] laat zich op sociale mediakanalen en op haar persoonlijke internetpagina’s regelmatig uit over (huidige en voormalige werknemers van) de gemeente, waarin zij deze beschuldigd van ernstige strafbare feiten. Ook stuurt zij brieven met deze beschuldigingen aan diverse (overheids)instanties. De gemeente stelt dat [gedaagde] onrechtmatig handelt en vordert dat [gedaagde] deze uitlatingen van het internet verwijdert en dat zij zich in de toekomst zal onthouden dergelijke uitlatingen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen toegewezen. Hierna zal deze beslissing worden toegelicht.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– de dagvaarding met producties 1 t/m 19,
− de akte overlegging aanvullende producties 20 t/m 25,
– het verweerschrift van [gedaagde] van 19 mei 2025 met bijlagen,
− de brieven van de reclassering en de ambulant begeleider van [gedaagde] van
18 juni 2025,
− de mondelinge behandeling van 19 juni 2025, waarvan door de griffier
aantekeningen zijn gemaakt,
− de spreekaantekeningen van de gemeente Tilburg,
− de brief van de (advocaat van de) gemeente van 4 juli 2025,
− de brief van [gedaagde] van 8 juli 2025, de ongedateerde aanvulling op deze brief en de brief van 27 juli 2025 met bijlagen,
− de voortgezette mondelinge behandeling van 6 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

3.De feiten

3.1.
Bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 13 mei 2022 is [gedaagde] strafrechtelijk veroordeeld voor smaad en het belagen en beledigen van een tweetal slachtoffers, onder wie een voormalig bestuurder van de gemeente, meermaals geplaagd in de periode tussen 26 december 2020 en 26 oktober 2021. Aan [gedaagde] is een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is aan [gedaagde] een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor de duur van vijf jaar.
3.2.
Binnen de proeftijd van twee jaar heeft [gedaagde] zich opnieuw schuldig gemaakt aan smaad en belediging. Voor deze feiten, gepleegd in de periode van 14 juli 2022 tot en met 10 september 2022, is zij veroordeeld bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 17 mei 2023 [1] . De rechtbank heeft onder meer overwogen dat zij [gedaagde] haar handelen vooral kwalijk neemt omdat [gedaagde] in mei 2022 voor dezelfde feiten jegens dezelfde slachtoffers een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen en deze voorwaardelijk straf haar er kennelijk niet van heeft weerhouden om haar gevoelens en ongenoegen jegens deze slachtoffers opnieuw met het publiek te delen. De rechtbank heeft aan [gedaagde] een geheel voorwaardelijke taakstraf opgelegd van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 3 jaar. Aan deze voorwaardelijke veroordeling heeft de rechtbank de bijzondere voorwaarde verbonden dat [gedaagde] een ambulante behandeling moet volgen onder toezicht van de reclassering. De rechtbank volgt daarmee zowel het advies van de psycholoog en de reclassering als [gedaagde] zelf, die had aangegeven hulp nodig te hebben omdat zij er niet in slaagt te stoppen met haar uitlatingen, ondanks de vrijwillig ingeschakelde hulp na de veroordeling in mei 2022. Daarnaast heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging bevolen van het vonnis van
13 mei 2022. Gelet op de persoon van [gedaagde] heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging slechts gedeeltelijk toegewezen en de tenuitvoerlegging van twee weken gevangenisstraf omgezet in een taakstraf van 60 uur.
3.3.
[gedaagde] heeft zich na het vonnis van 17 mei 2023 op sociale mediakanalen (waaronder LinkedIn en X) en op haar persoonlijke internetpagina’s opnieuw regelmatig uitgelaten over (huidige en voormalige werknemers van) de gemeente Tilburg, onder wie mevrouw [persoon 1] (voormalig wethouder), de heer [persoon 2] (adviseur veilig publieke taak) en mevrouw [persoon 3] (gemeentesecretaris). Daarnaast heeft zij schriftelijke uitingen gedaan over [persoon 2] aan onder meer de politie Tilburg, de Hoge Raad, de Eerste en Tweede Kamer en verschillende Kamerleden. [gedaagde] heeft in een brief aan de Vereniging voor Gemeentesecretarissen [persoon 3] beschuldigd van ernstige strafbare feiten. [gedaagde] probeert de uitingen bovendien op grote schaal kenbaar te maken door de sociale mediaprofielen van officiële overheidsinstanties te taggen.
3.4.
In die uitlatingen worden [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] onder meer beschuldigd meer ernstige strafbare feiten. De gemeente wordt beschuldigd van bestuurlijk wangedrag. [2]
3.5.
De gemeente heeft [gedaagde] bij brief van 31 maart 2025 [3] bericht dat zij door haar uitlatingen onrechtmatig handelt en haar gesommeerd om de in het openbaar gedane (onrechtmatige) uitlatingen over ((oud)werknemers van) de gemeente te verwijderen en om zich voortaan te onthouden van het doen van dergelijke uitlatingen richting ((oud)werknemers van) de gemeente.
3.6.
[gedaagde] heeft niet aan deze sommatie voldaan.

4.Het geschil

4.1.
De gemeente vordert, samengevat,
− dat [gedaagde] overgaat tot verwijdering van alle onrechtmatige uitlatingen die zij tot op heden heeft verspreid via haar persoonlijke webpagina's en via sociale mediakanalen, voor zover daarmee de eer en goede naam van werknemers van de gemeente wordt geschaad of dreigt te worden geschaad
(gebod 1).
− dat [gedaagde] zich voortaan onthoudt van het doen van onrechtmatige uitlatingen via haar persoonlijke webpagina's en via sociale mediakanalen, voor zover daarmee de eer en goede naam van werknemers van de gemeente wordt geschaad of dreigt te worden geschaad
(verbod 1).
− dat [gedaagde] overgaat tot verwijdering van alle onrechtmatige uitlatingen die zij tot op heden heeft verspreid via haar persoonlijke webpagina's en via sociale mediakanalen over ((oud-)werknemers van) de gemeente, voor zover daarmee de eer en goede naam van de gemeente wordt geschaad of dreigt te worden geschaad
(gebod 2).
− dat [gedaagde] zich voortaan zal onthouden van het doen van onrechtmatige uitlatingen via haar persoonlijke webpagina's en via sociale mediakanalen over ((oud-)werknemers van) de gemeente, voor zover daarmee de eer en goede naam van de gemeente wordt geschaad of dreigt te worden geschaad
(verbod 2).
4.2.
De gemeente legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig handelt, zowel ten aanzien van de gemeente in haar hoedanigheid van publiekrechtelijk rechtspersoon en in haar hoedanigheid als werkgever, als ten aanzien van haar (oud) werknemers, door via sociale mediakanalen en persoonlijke internetpagina’s ongefundeerde beschuldigingen van (ernstige) strafbare feiten te uiten aan het adres van (oud)werknemers van de gemeente en aan het adres van de gemeente zelf. Door deze uitingen worden de (oud) werknemers in hun eer en goede naam geschaad en lijden zij immateriële schade. Ook de gemeente wordt geschonden in haar eer en goede naam door het openbaar ter discussie stellen van de integriteit van de gemeente als publiekrechtelijk rechtspersoon en de bij haar werkzame ambtenaren en voormalig bestuurders. De gemeente lijdt daardoor immateriële schade in de zin van reputatieschade. Daarnaast stelt de gemeente dat zij belang heeft bij de bescherming van haar medewerkers uit hoofde van het vereiste van goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW. Gelet op de (eerdere) gedragingen van [gedaagde] is het een kwestie van tijd voordat tegen een volgende werknemer van de gemeente dergelijke beschuldigingen worden geuit. De gemeente wil dat voorkomen.
4.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
4.4
Op dat verweer en de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of de gemeente ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
5.2.
De gemeente heeft voldoende spoedeisend belang bij haar vorderingen. Dit vloeit voort uit de aard van de vorderingen.
5.3.
Het gaat in dit kort geding om stelselmatige beschuldigingen van (oud)werknemers van de gemeente van ernstige strafbare feiten door [gedaagde] .
5.4.
De gemeente stelt dat [gedaagde] voor het uiten van soortgelijke beschuldigingen al twee keer strafrechtelijk is veroordeeld en dat zij ondanks opgelegde voorwaardelijke straffen daar mee door gaat. Nadat [gedaagde] op de hoogte is geraakt van het voornemen van de gemeente om dit kort geding te starten, zijn de onrechtmatige uitingen in aard en frequentie tegenomen.
5.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de uitlatingen onrechtmatig zijn.
5.6.
[gedaagde] betwist niet dat zij deze uitlatingen heeft gedaan. Zij schrijft in haar verweerschrift [4] “Tot slot besef ik dat mijn blogs kwetsend kunnen overkomen; dit is een bewust stijlmiddel om het jarenlange bestuurlijke pestgedrag door digitale stalking, uitsluiting, het bewust partij kiezen voor mijn stalkende, intimiderende ex-baas en de nalatigheid in de aanpak van cybercrime met persoonsgegevens, na de 2020 verwijdering van mijn politiedossier tegen mijn ex-baas, aan te kaarten en op te lossen in samenwerking met de politie.” Tijdens de mondelinge behandeling van 19 juni 2025 heeft [gedaagde] verklaard dat zij niet kan ophouden met het plaatsen van de haar verweten uitlatingen.
5.7.
De voorzieningenrechter zal de gevorderde geboden en verboden toewijzen. Nu de gemeente geen termijn heeft genoemd waarbinnen [gedaagde] aan de geboden moet voldoen, zal de voorzieningenrechter daaraan een termijn verbinden van 48 uur na betekening van het vonnis.
5.8.
Aan de geboden om tot verwijdering over te gaan zal een dwangsom worden verbonden. Deze zal worden gematigd en gemaximeerd als hierna te melden. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om ook aan de verboden een dwangsom te verbinden. Uit het handelen van [gedaagde] na haar strafrechtelijke veroordelingen blijkt dat zelfs voorwaardelijke straffen haar er niet van kunnen weerhouden om berichten te plaatsen op sociale media en haar persoonlijke internetpagina’s die onrechtmatig zijn jegens de gemeente en/of haar (oud) werknemers. De reclassering heeft in de brief van 18 juni 2025 geschreven dat de ambulante behandeling die [gedaagde] thans krijgt op dit moment nog niet voldoende is om haar internetgedrag te veranderen. [gedaagde] erkent ook dat zij haar gedrag niet kan veranderen en dat zij daar meer hulp voor nodig heeft dan zij op dit moment krijgt. Onder deze omstandigheden is niet aannemelijk geworden dat een dwangsom voor [gedaagde] een voldoende prikkel vormt om zich aan het verbod te houden.
5.9.
De verzoeken van [gedaagde] aan de voorzieningenrechter (pagina 4 van het verweerschrift) zullen niet worden besproken. [gedaagde] is in persoon verschenen. Een tegenvordering (eis in reconventie) kan alleen worden ingesteld door een partij die bij advocaat is verschenen [5] .
5.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de gemeente worden begroot op:
− kosten van de dagvaarding
120,21
− griffierecht
714,00
− salaris advocaat
1.107,00
− nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.019,21
5.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
gebiedt [gedaagde] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis over te gaan tot:
(i) het integraal verwijderen en verwijderd houden van de pagina’s op haar persoonlijke webpagina’s:
- [webpagina 1] /;
- [webpagina 2] ;
waarmee de eer en goede naam van een werknemer van de gemeente, te weten de heer [persoon 2] , adviseur veilig publieke taak binnen de gemeente, wordt geschaad en of dreigt te worden geschaad,
(ii) het verwijderen en verwijderd houden van een of meerdere pagina’s, alinea’s, zinnen of een of meerdere woorden op persoonlijke webpagina’s waarmee ook maar op enigerlei wijze expliciet dan wel impliciet een of meerdere werknemers van de gemeente, al dan niet aan de hand van bijnamen, worden beschuldigd van (cyber)stalking, corruptie, machtsmisbruik, nepotisme, valsheid in geschrifte, het belemmeren van de justitiële rechtsgang en/of andere (strafbare)gedragingen die in het maatschappelijk verkeer als onbetamelijk moeten worden aangemerkt en waarmee de eer en goede aam van deze werknemer(s) wordt geschaad of dreigt te worden geschaad,
(iii) het verwijderen en verwijderd houden van alle berichten en/of reacties die [gedaagde] op sociale mediakanalen (waaronder doch niet uitsluitend LinkedIn en/of X) heeft geplaatst, waarin ook maar op enigerlei wijze expliciet een of meerdere werknemers van de gemeente, al dan niet aan de hand van bijnamen, worden beschuldigd van (cyber)stalking, corruptie, machtsmisbruik, nepotisme, valsheid in geschrifte, ambtsmisdrijven, het belemmeren van de justitiële rechtsgang en/of andere (strafbare) gedragingen die in het maatschappelijk verkeer als onbetamelijk moeten worden aangemerkt en waarmee de eer en goede naam van deze werknemer(s) wordt geschaad of dreigt te worden geschaad,
6.2.
verbiedt [gedaagde] om ook maar op enigerlei wijze expliciet dan wel impliciet een of meerdere werknemers van de gemeente, al dan niet aan de hand van bijnamen, via persoonlijke webpagina's van [gedaagde] en/of via sociale mediakanalen, waaronder doch niet uitsluitend begrepen LinkedIn en/of X, te beschuldigen van (cyber)stalking, corruptie, machtsmisbruik, nepotisme, valsheid in geschrifte, ambtsmisdrijven, het belemmeren van de justitiële rechtsgang en/of andere (strafbare) gedragingen die in het maatschappelijk verkeer als onbetamelijk moeten worden aangemerkt en waarmee de eer en goede naam van deze werknemer(s) wordt geschaad of dreigt te worden geschaad,
6.3.
gebiedt [gedaagde] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis over te gaan tot
het verwijderen van een of meerdere pagina's, alinea's, zinnen of een of meerdere woorden op haar persoonlijke webpagina's, waarmee [gedaagde] op ook maar enigerlei wijze, expliciet dan wel impliciet, de eer en goede naam van de gemeente op directe dan wel indirecte wijze schaadt of dreigt te schaden door de gemeente te beschuldigen van (cyber)stalking, corruptie, machtsmisbruik, nepotisme, valsheid in geschrifte, ambtsmisdrijven, het belemmeren van de justitiële rechtsgang en/of andere (strafbare) gedragingen die in het maatschappelijk verkeer als onbetamelijk moeten worden aangemerkt, en/of door (oud-)werknemers en (oud-)bestuurders van de gemeente te beschuldigen van (cyber)stalking, corruptie, machtsmisbruik, nepotisme, valsheid in geschrifte, ambtsmisdrijven, het belemmeren van de justitiële rechtsgang en/of andere (strafbare) gedragingen die in het maatschappelijk verkeer als onbetamelijk moeten worden aangemerkt, die deze (oud-)werknemers en (oud-) bestuurders in hun hoedanigheid van (voormalig) werknemer en/of (voormalig) bestuurder van de gemeente zouden hebben verricht,
6.4.
verbiedt [gedaagde] om ook maar op enigerlei wijze expliciet dan wel impliciet de eer en goede naam van de gemeente op directe wijze dan wel op indirecte wijze te schaden of dreigen te schaden door de gemeente te beschuldigen van (cyber)stalking, corruptie, machtsmisbruik, nepotisme, valsheid in geschrifte, ambtsmisdrijven, het belemmeren van de justitiële rechtsgang en/of andere (strafbare) gedragingen die in het maatschappelijk verkeer als onbetamelijk moeten worden aangemerkt, en/of door (oud-)werknemers en (oud-)bestuurders van de gemeente te beschuldigen van (cyber)stalking, corruptie, machtsmisbruik, nepotisme, valsheid in geschrifte, ambtsmisdrijven, het belemmeren van de justitiële rechtsgang en/of andere (strafbare) gedragingen die in het maatschappelijk verkeer als onbetamelijk moeten worden aangemerkt, die deze (oud-)werknemers en (oud-) bestuurders in hun hoedanigheid van (voormalig) werknemer en/of (voormalig) bestuurder van de gemeente zou hebben verricht,
6.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan de gemeente een dwangsom te betalen van
€ 250,00 voor iedere overtreding of dag dat de overtreding voortduurt van de onder 6.1 en 6.3 gegeven geboden, tot een maximum van € 2.000,00 is bereikt,
6.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.019,21, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.8
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2025

Voetnoten

1.productie 2 bij dagvaarding
2.producties 4 tot en met 18 bij dagvaarding
3.productie 19 bij dagvaarding
4.pagina 6, 2e alinea verweerschrift van 19 mei 2025
5.artikel 6.1 van het landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken