ECLI:NL:RBZWB:2025:5295
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beslissing over bezwaarschrift DNA-onderzoek bij veroordeelde in verband met vernieling
Op 10 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende een bezwaarschrift tegen het afnemen van DNA-materiaal van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1980, had op 11 oktober 2024 een veroordeling gekregen voor vernieling. Het bezwaarschrift werd op 4 december 2024 ingediend en op 27 mei 2025 behandeld in besloten raadkamer. De veroordeelde was niet verschenen, maar zijn advocaat, mr. I.J.G. van Raab van Canstein, was wel aanwezig. De veroordeelde betwistte de noodzaak van het afnemen van zijn DNA, stellende dat de aard van het misdrijf en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, een uitzondering rechtvaardigden. Het Openbaar Ministerie stelde echter dat er geen uitzonderingen van toepassing waren volgens de Wet DNA.
De rechtbank oordeelde dat het bezwaar tijdig en op de juiste wijze was ingediend. De rechtbank bevestigde dat het misdrijf waarvoor het bevel tot DNA-afname was afgegeven, voldeed aan de wettelijke vereisten. De rechtbank concludeerde dat het afnemen van DNA-materiaal van de veroordeelde van betekenis kon zijn voor de opsporing en vervolging van toekomstige strafbare feiten, gezien de ernst van de vernieling en de omstandigheden waaronder deze had plaatsgevonden. De rechtbank wees het bezwaar van de veroordeelde af en verklaarde het ongegrond, met de overweging dat het opnemen van zijn DNA-profiel in de databanken niet buitenproportioneel was.