ECLI:NL:RBZWB:2025:5289

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
RK 25-001568 en 25-001569
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoedingen voor onterecht ondergane inverzekeringstelling en kosten van verzoekschrift in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juni 2025 uitspraak gedaan over verzoeken tot vergoeding van schade door onterecht ondergane inverzekeringstelling en kosten van een verzoekschrift. De verzoeker, geboren in 1998, had op 15 januari 2025 twee verzoeken ingediend bij de rechtbank. Het eerste verzoek betrof een schadevergoeding van € 260,00 voor de twee dagen die hij in verzekering had doorgebracht, terwijl het tweede verzoek een forfaitaire vergoeding van € 680,00 betrof voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De verzoeker was niet verschenen bij de behandeling van zijn verzoek, maar zijn advocaat, mr. T. Roggenkamp, was wel aanwezig. De officier van justitie steunde de verzoeken, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verzoeker was vrijgesproken van de hem ten laste gelegde strafbare feiten. De rechtbank oordeelde dat de verzoeken tijdig waren ingediend en dat de verzoeker recht had op de gevraagde vergoedingen. De rechtbank wees het verzoek tot vergoeding van € 260,00 voor de onterecht ondergane inverzekeringstelling toe, evenals de vergoeding van € 680,00 voor de kosten van het verzoekschrift. De totale vergoeding van € 940,00 zou worden overgemaakt naar de Stichting Beheer Derdengelden Van Asselt & Broere Strafrechtadvocaten. De beslissing is openbaar gemaakt en er is informatie verstrekt over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-241782-22
rk-nummers: 25-001568 en 25-001569
Beslissing op de verzoeken ex artikelen 533 en 530 Sv van:
[verzoeker]geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. T. Roggenkamp, Molenstraat 10, 4701 JS Roosendaal

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 15 januari 2025 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00, € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en/of voorlopige hechtenis;
 het op 15 januari 2025 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00 € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het vonnis van de meervoudige strafkamer van 17 oktober 2024 waarbij verzoeker is vrijgesproken van de hem tenlastegelegde mishandeling en er toepassing is gegeven van art. 9a Sr. voor de aan verzoeker tenlastegelegde overtreding van de Wet Wapens en Munitie;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Het verzoek is behandeld op 27 mei 2025. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. T. Roggenkamp als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker wordt aangevoerd dat verzoeker werd verdacht van een tweetal strafbare feiten. De strafzaak waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten is geëindigd in een vrijspraak. Verzoeker heeft voor die strafzaak twee dagen in verzekering gesteld gezeten en vraagt de rechtbank die onterecht ondergane inverzekeringstelling te vergoeden tegen het bedrag van € 260,00. Daarnaast vraagt verzoeker de forfaitaire vergoeding voor onderhavig verzoekschrift ter hoogte van € 680,00.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding toegewezen kan worden. Daarmee houdt de officier van justitie rekening met de omstandigheid dat, hoewel er sprake is van het zaaksbegrip in algemene zin en er door de meervoudige strafkamer toepassing is gegeven van artikel 9a Wetboek van Strafrecht het onbillijk voorkomt aan verzoeker geen vergoeding toe te kennen nu er voor het feit zoals ten laste gelegd onder de Wet Wapens en Munitie geen voorlopige hechtenis mogelijk is.

2.De beoordeling

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
In artikel 533, eerste lid Sv is het volgende bepaald:
“Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechter, op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding uit ’s Rijks kas toekennen voor de schade welke hij tengevolge van ondergane inverzekeringstelling, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. Onder schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat.”.
De Hoge Raad heeft meerdere malen geoordeeld ( bijvoorbeeld HR 08-05-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1502) dat de in het eerste lid van art. 258 Sv genoemde ‘zaak’ moet worden verstaan al datgene waarop het rechtsgeding betrekking heeft.
Dat die uitleg van de term ‘zaak’ in de praktijk tot uitkomsten kan leiden die als onbillijk worden ervaren, acht de Hoge Raad niet zo dwingend dat zij zou moeten leiden tot doorbreking van de wetssystematiek.
In afwijking hiervan wordt er in de rechtspraak ook na dit arrest regelmatig een uitzondering gemaakt. Het rechtsbeginsel dat door de staat veroorzaakte schade vergoed dient te worden weegt regelmatig zwaarder dan de genoemde systematiek die uit de wet zou voortvloeien. Dat is ook in deze zaak het geval. De voorlopige hechtenis is alleen toegepast voor het feit waarvan verdachte is vrijgesproken. Verdachte is in “dezelfde zaak” wel met toepassing artikel 9a Sr veroordeeld voor een overtreding van de Wet Wapens en Munitie waarvoor geen voorlopige hechtenis openstaat.
Afwijzing van het verzoek zou onbillijk zijn gelet op de geringe ernst van de overtreding in combinatie met de vrijspraak door de meervoudige strafkamer en het feit dat de voorlopige hechtenis zonder meer onterecht is ondergaan.
Verzoeker heeft
2 dagen in verzekeringdoorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00, bestaande uit de onterecht ondergane inverzekeringstelling:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 680,00, zijnde de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 940,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Van Asselt & Broere Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “Dossier [verzoeker] /OM 02-241782-22”.
Deze beslissing is op 10 juni 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 10 juni 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.