ECLI:NL:RBZWB:2025:5247

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
11249822 MB VERZ 24-652
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig, zoals vastgesteld door de RDW op 5 januari 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 3 juli 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.S. de Meer, was wel aanwezig. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een periode van beperkte vrijheid en het dragen van een nekbrace. De kantonrechter oordeelde dat het beroep te laat was ingesteld, maar dat er bijzondere omstandigheden waren die dit te verontschuldigen. De rechter heeft de gedraging vastgesteld en de boete als terecht opgelegd beoordeeld, maar besloot de boete te matigen tot € 100,-, rekening houdend met de omstandigheden van de betrokkene. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling moest door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer: 11249822 \ MB VERZ 24-652
CJIB-nummer: 6062 5422 5582 4717
uitspraakdatum: 3 juli 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 juli 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.S. de Meer (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een motorrijtuig niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden geconstateerd door de RDW op
5 januari 2023 om 17.04 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Omdat betrokkene een periode beperkte vrijheid had en een nekbrace had, kon niet eerder actie worden ondernomen. Betrokkene heeft zo snel als mogelijk was het voertuig van de openbare weg gehaald en geschorst. Betrokkene is in maart 2023 ontslagen van zijn opname. Betrokkene heeft diverse bijlagen meegezonden met het beroepschrift.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht over het te laat indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter heen te stappen en het beroep inhoudelijk te behandelen. De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het voertuig is langer dan vijf maanden niet verzekerd of geschorst geweest. De boete is terecht opgelegd.

Overwegingen

Ontvankelijkheid bij de kantonrechter
Betrokkene heeft het beroep bij de kantonrechter te laat ingesteld. Voor het instellen van beroep geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 6 december 2023. Het beroepschrift is echter pas op 26 februari 2024 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld.
De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het te laat beroep instellen niet aan hem kan worden toegerekend. Betrokkene blijft echter wel altijd verantwoordelijk voor het voldoen aan de vereisten om beroep in te stellen.
Inhoudelijk
De kantonrechter zal vervolgens het beroep tegen de boete inhoudelijk beoordelen. De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Dit wordt ook niet betwist door betrokkene.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen, gelet op de aangevoerde omstandigheden en de overschrijding van de redelijke termijn. De boete zal worden gematigd tot € 100,-.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 100,-, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 300,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: