Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig, zoals vastgesteld door de RDW op 5 januari 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 3 juli 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.S. de Meer, was wel aanwezig. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een periode van beperkte vrijheid en het dragen van een nekbrace. De kantonrechter oordeelde dat het beroep te laat was ingesteld, maar dat er bijzondere omstandigheden waren die dit te verontschuldigen. De rechter heeft de gedraging vastgesteld en de boete als terecht opgelegd beoordeeld, maar besloot de boete te matigen tot € 100,-, rekening houdend met de omstandigheden van de betrokkene. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling moest door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald.