Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen omdat zijn kentekenplaat niet voldeed aan de gestelde eisen. De gedraging werd geconstateerd op 6 januari 2024 in de Cypressenstraat te Goes. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 3 juli 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.S. de Meer. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de standpunten van beide partijen gehoord. Betrokkene voerde aan dat hij niet op de hoogte was dat hij geen boete zou krijgen als hij de kentekenplaat weer op zijn auto zou bevestigen. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter gesteld dat de verbalisant betrokkene een waarschuwing had gegeven, maar dat betrokkene hier geen gebruik van had gemaakt.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Betrokkene had geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de kentekenplaat binnen zeven dagen te tonen, waardoor de boete terecht was opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de opgelegde boete.