Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de N256 Deltaweg te Wilhelminadorp op 10 augustus 2023. De betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 3 juli 2025 was de gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas, niet aanwezig, terwijl de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.S. de Meer, namens de officier van justitie aanwezig was.
De betrokkene voerde aan dat hij de gedraging niet had verricht, omdat hij bij het voorsorteren op de rijbaan voor linksaf had gestaan en geen hinder had veroorzaakt voor het overige verkeer. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat uit de foto’s van de gedraging blijkt dat de betrokkene op het moment dat hij de stopstreep voor linksaf passeerde, het verkeerslicht al 14.4 seconden op rood stond. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om de boete te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijs, zoals foto’s, in verkeersboetezaken en bevestigt dat de rechter de feiten kan vaststellen op basis van de beschikbare bewijsstukken. De betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de vereisten wordt voldaan.