ECLI:NL:RBZWB:2025:520

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
BRE 24/5823 tot en met 24/5838
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake griffierecht in belastingzaken

Op 31 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een B.V., een verzoek om voorlopige voorzieningen heeft ingediend. Dit verzoek was gerelateerd aan beroepen van verzoekster tegen beslissingen van de ontvanger en de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank heeft de verzoeken geregistreerd onder verschillende zaaknummers, waarbij verzoekster eenmaal griffierecht verschuldigd was van € 371.

Verzoekster heeft aangegeven dat zij de nota voor het griffierecht niet heeft ontvangen en heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht. De rechtbank heeft verzoekster in de gelegenheid gesteld om informatie te verstrekken over haar financiële situatie, maar verzoekster heeft geen onderbouwing gegeven voor haar beroep op betalingsonmacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brieven met betrekking tot het griffierecht correct zijn verzonden, maar niet zijn afgehaald.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat verzoekster niet in verzuim is en dat haar verzoeken niet-ontvankelijk zijn verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/5823 tot en met 24/5838

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., gevestigd te [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

en

de ontvanger van de Belastingdienst, de ontvanger.

Procesverloop

1. Verzoekster heeft verzoeken om voorlopige voorzieningen ingediend, die verband houden met beroepen van verzoekster tegen (i) beslissingen van de ontvanger die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de zaaknummers BRE 22/1201, BRE 22/1205, en BRE 24/1837 tot en met 24/1839, en (ii) beslissingen van de inspecteur die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de zaaknummers BRE 22/5351 en 22/5352, BRE 23/3172, BRE 23/3174 en BRE 23/3245 tot en met 23/3251 (de verzoeken).
1.1.
De rechtbank heeft de verzoeken als volgt geregistreerd.
Zaaknummer bodemprocedure
Zaaknummer voorlopige voorziening
BRE 22/1201
BRE 24/5823
BRE 22/1205
BRE 24/5824
BRE 22/5351
BRE 24/5825
BRE 22/5352
BRE 24/5826
BRE 23/3172
BRE 24/5827
BRE 23/3174
BRE 24/5828
BRE 23/3245
BRE 24/5829
BRE 23/3246
BRE 24/5830
BRE 23/3247
BRE 24/5831
BRE 23/3248
BRE 24/5832
BRE 23/3249
BRE 24/5833
BRE 23/3250
BRE 24/5834
BRE 23/3251
BRE 24/5835
BRE 24/1837
BRE 24/5836
BRE 24/1838
BRE 24/5837
BRE 24/1839
BRE 24/5838
1.2.
Voor de verzoeken is verzoekster eenmaal griffierecht verschuldigd van € 371 [1] . De griffier heeft verzoekster bij brief van 1 augustus 2024 daarover geïnformeerd.
1.3.
Op 25 augustus 2024 heeft verzoekster de rechtbank bericht dat als aan haar een nota voor het griffierecht zou zijn verzonden, zij die nota niet heeft ontvangen, en zij verder ten aanzien van het griffierecht een beroep op betalingsonmacht doet. Verzoekster heeft in die brief niet toegelicht waarom zij het griffierecht niet kan voldoen.
1.4.
De griffier heeft verzoekster bij aangetekende brief van 4 september 2024 geïnformeerd over het beroep op betalingsonmacht, en haar in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken het door de rechtbank verstrekte formulier met bijbehorende gegevens voor het beroep op betalingsonmacht in te dienen.
1.5.
Volgens gegevens van Track & Trace van PostNL is de in 1.4 genoemde aangetekende brief niet afgehaald op de afhaallocatie van PostNL. Bij brief van 2 oktober 2024 heeft de rechtbank de brief nogmaals per gewone post aan verzoekster verzonden. In het begeleidend schrijven bij die brief is aan verzoekster meegedeeld dat verzoekster nogmaals in de gelegenheid wordt gesteld om binnen twee weken op het verzoek om informatie van de rechtbank te reageren.
1.6.
Bij aangetekende brief van 5 november 2024 heeft de rechtbank verzoekster geïnformeerd dat haar beroep op betalingsonmacht is afgewezen, omdat zij geen gegevens over haar inkomen of winst en vermogen, en dat van haar bestuurder(s) en aandeelhouder(s) heeft overgelegd.
1.7.
Op 6 november 2024 is aan verzoekster bij aangetekende brief opnieuw een nota griffierecht toegezonden.
1.8.
Volgens gegevens van Track & Trace van PostNL is de in 1.6 genoemde aangetekende brief van 5 november 2024 niet afgehaald op de afhaallocatie van PostNL. Bij brief van 19 november 2024 heeft de griffier die brief nogmaals per gewone post aan verzoekster verzonden.
1.9.
Verder is volgens gegevens van Track & Trace van PostNL de nota griffierecht van 6 november 2024 eveneens niet afgehaald op de afhaallocatie van PostNL. Bij brief van 9 december 2024 is verzoekster per gewone post medegedeeld dat het griffierecht binnen twee weken na dagtekening van deze brief betaald dient te zijn.
1.10.
Verzoekster heeft daarop bij bericht van 12 december 2024 gewezen op haar eerder gedane beroep op betalingsonmacht.

Motivering

2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de in 1.4, 1.6 en 1.7 bedoelde brieven juist aan verzoekster zijn uitgereikt. Omdat de enveloppes waarin die brieven zijn verzonden, ongeopend ter griffie zijn terugontvangen, heeft de griffier schriftelijk inlichtingen bij de gemeente opgevraagd waaruit bleek dat de gemachtigde van verzoekster op de betreffende data steeds in de basisregistratie personen stond ingeschreven op het door hem opgegeven adres. Om die reden zijn die brieven nogmaals, per gewone post, aan de gemachtigde van verzoekster toegezonden. De rechtbank is daarom van oordeel dat verzoekster op juiste wijze in de gelegenheid is gesteld het griffierecht te voldoen.
2.1.
De voorzieningenrechter ziet in het bericht van 12 december 2024 van verzoekster geen aanleiding om het beroep op betalingsonmacht te honoreren. Ook dat verzoek is namelijk niet van enige onderbouwing voorzien.
2.2.
Omdat uit de administratie van de rechtbank blijkt dat het griffierecht niet is ontvangen, en de voorzieningenrechter in het bericht van 12 december 2024 geen aanleiding ziet voor het oordeel dat verzoekster ten aanzien van het niet voldoen van het griffierecht redelijkerwijs niet in verzuim is, zijn de verzoeken niet-ontvankelijk. [2]
2.3.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart de verzoeken niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier, op 31 januari 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Op grond van artikel 8:82, derde lid, in samenhang met artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.