Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig. De gedraging was geconstateerd door de RDW op 7 februari 2023. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 25 juni 2025 was betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig. Betrokkene voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat het voertuig vanaf de aankoop verzekerd was. Door een wijziging van het kenteken was er enige vertraging in de registratie bij de RDW, wat de reden was dat de verzekering niet tijdig kon worden bevestigd.
De kantonrechter heeft de argumenten van betrokkene in overweging genomen en vastgesteld dat er voldoende bewijs was dat het voertuig op het moment van de gedraging verzekerd was. Hierdoor was de boete ten onrechte opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag van € 234,- aan betrokkene terug te betalen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.