4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleidende opmerkingen
De medeverdachte, te weten de broer van verdachte, was eigenaar van een growshop onder de naam [bedrijf 1] . De growshop was als eenmanszaak gevestigd in een loods aan [adres 1] te [plaats 2] . De broer van verdachte was zelf werkzaam in het bedrijf. Verdachte was af en toe betrokken bij het bedrijf van zijn broer. Die betrokkenheid bestond voornamelijk uit het waarnemen van het bedrijf door aanwezig te zijn in de loods als medeverdachte afwezig was.
In juni 2021 is bij de politie via het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI) informatie binnengekomen die erop neer kwam dat er bij het bedrijf van de medeverdachte en via het in de melding genoemde telefoonnummer hennepstekken besteld konden worden. Deze TCI-informatie was aanleiding voor de politie om onderzoek te doen naar het bedrijf van de medeverdachte. In het kader daarvan hebben er onder meer observaties bij het bedrijf plaatsgevonden.
Daarnaast is uit een eerder onderzoek in 2020 (onderzoek Wacke) gebleken dat de verdachte in dat onderzoek, te weten [naam 1] , contact heeft gehad met het in de TCI-melding genoemde telefoonnummer. De gebruiker van dat telefoonnummer noemt zichzelf ‘ [bijnaam] ’. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat het telefoonnummer aan het bedrijf van de medeverdachte gekoppeld kan worden en dat de medeverdachte bekend stond onder de naam ‘ [bijnaam] ’.
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank zal eerst feit 2 bespreken en beoordelen of bewezen kan worden dat de verdachten zich in de uitoefening van het bedrijf in de periode 1 oktober 2021 tot en met 8 maart 2022 bezig hebben gehouden met de handel van hennepstekken.
Uit het dossier blijkt dat er op twee momenten in de tenlastelegging genoemde periode hennepstekken zijn aangetroffen, te weten op 11 januari 2022 en op 1 maart 2022. Hoewel uit het dossier een beeld ontstaat dat de medeverdachte zich over een langere periode heeft beziggehouden met de handel in hennepstekken, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank geen bewijsmiddelen op basis waarvan kan worden vastgesteld dat medeverdachte, al dan niet samen met verdachte, op andere momenten in die periode ook daadwerkelijk hennepstekken heeft verkocht en/of geleverd. De rechtbank zal om die reden hierna alleen ingaan op de gebeurtenissen op 11 januari 2022 en 1 maart 2022 en de betrokkenheid van de verdachten hierbij en spreekt verdachte vrij van de overige ten laste gelegde periode.
11 januari 2022
Uit de observaties blijkt dat één van de klanten van het bedrijf van de medeverdachte [naam 2] is. [naam 2] wordt samen met onder andere [naam 3] in een ander onderzoek opgepakt op verdenking van betrokkenheid bij een illegale hennepkwekerij op [adres 2] te [plaats 1] . Uit onderzoek aan de telefoon van [naam 3] blijkt dat hij op meerdere momenten contact heeft gehad met ‘gebruiker [bijnaam] ’, waarvan de rechtbank reeds heeft vastgesteld dat dit de medeverdachte is. Ook spreekt [naam 2] in meerdere gesprekken over ‘ [bijnaam] ’ in verband met het leveren van goederen en ‘baby’s’ die geregeld zijn bij ‘ [bijnaam] ’. Op 5 januari 2022 meldt [naam 3] aan de medeverdachte dat hij ‘300 kinderen’ nodig heeft voor zijn broertje en dat hij deze op dinsdag wil ontvangen. De rechtbank stelt vast dat de eerste dinsdag na 5 januari 2022, dinsdag 11 januari 2022 is. Op 11 januari 2022 vindt in [plaats 3] een ontmoeting tussen verdachte en [naam 2] plaats. Uit de peilbakengegevens blijkt dat de auto’s bij elkaar in de buurt stonden en er is waargenomen dat de achterklep van de auto van [naam 2] werd geopend. Na ongeveer drie minuten verplaatsten de voertuigen zich weer en is [naam 2] naar [adres 2] te [plaats 1] gereden. Kort hierna valt de politie binnen op dit adres en wordt een hennepkwekerij ontmanteld. Er worden onder meer vier kartonnen dozen met een totaal van 300 hennepstekken in de woning aangetroffen. Op de tape van één van de dozen is een vingerafdruk aangetroffen. Uit dactyloscopisch onderzoek blijkt dat dit spoor een match oplevert met de vingerafdruk van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat de medeverdachte degene is waarbij [naam 3] de 300 hennepstekken voor zijn broer [naam 2] heeft besteld en dat daar door de medeverdachte en [naam 3] onderling in versluierde taal over is gesproken. In het licht van voornoemde bevindingen kan het niet anders dan dat met ‘300 kinderen’ een hoeveelheid van 300 hennepstekken worden bedoeld, nu die hoeveelheid exact overeenkomt met de inhoud van de dozen die in de hennepkwekerij in [plaats 1] zijn aangetroffen. Daar komt bij dat de medeverdachte geen geloofwaardige alternatieve verklaring gegeven voor dit taalgebruik. Verder komt de datum waarop [naam 3] aangeeft de hennepstekken nodig te hebben, te weten de eerste dinsdag na 5 januari, overeen met de datum waarop de ontmoeting tussen verdachte en [naam 2] in [plaats 3] heeft plaatsgevonden. De verklaring van de verdachte dat hij geen dozen met hennepstekken heeft geleverd en alleen een keer tuinartikelen bij de moeder van [naam 2] heeft afgegeven, acht de rechtbank gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, ongeloofwaardig. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van hennepstekken in de dozen die hij heeft vervoerd en vervolgens aan [naam 2] heeft geleverd. Hiermee heeft hij een substantiële bijdrage geleverd aan de handel in hennepstekken, namelijk door ervoor te zorgen dat de hennepstekken bij de afnemers terecht zijn gekomen. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte vast is komen te staan.
1 maart 2022
Uit observatie blijkt dat op 1 maart 2022 om 14.20 uur een Mercedes Sprinter met een Belgisch kenteken de loods van het bedrijf inrijdt. Bestuurder hiervan was [naam 4] . Op dat moment is alleen de medeverdachte in de loods aanwezig. Om 15.04 wordt gezien dat het voertuig van verdachte de loods inrijdt en twee minuten later weer vertrekt. Om 15:18 uur vertrekt de Mercedes Sprinter uit de loods en rijdt weg. De rechtbank stelt vast dat [naam 4] ruim een uur in de loods is geweest. Om 15:25 uur wordt de Mercedes Sprinter gecontroleerd door de politie. In het voertuig worden vijf dozen met hierin in totaal 850 hennepstekjes en hennepgerelateerde goederen aangetroffen. Om 15:50 uur heeft de medeverdachte een telefonisch gesprek met [naam 5] waarin wordt gesproken over de controle van de Mercedes Sprinter en wat dit betekent voor de stekken. Uit gegevens van de Mercedes Sprinter blijkt dat het voertuig in Nederland enkel in de loods is gestopt.
Nu [naam 4] ruim een uur in de loods is geweest, die middag nergens anders in Nederland is gestopt en vlak na zijn vertrek uit de loods 850 hennepstekken onder hem zijn aangetroffen, kan het niet anders dan dat hij naar de loods van de medeverdachte is gereden met het doel om daar hennepstekken op te halen. Ten aanzien van de rol van verdachte, die tijdens de levering van de hennepstekken in totaal twee minuten in de loods aanwezig is geweest, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs waaruit kan blijken dat hij in die twee minuten in de loods concrete handelingen heeft verricht ten aanzien van de levering van de hennepstekken, dan wel dat hij daaraan een substantiële bijdrage heeft geleverd. De enkele aanwezigheid ter plaatse voor korte duur is onvoldoende voor het bewijs van het medeplegen van het verkopen, afleveren en verstrekken van hennepstekken op 1 maart 2022. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit deel van de tenlastelegging.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de uitoefening van het bedrijf [bedrijf 1] schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van hennepstekken op 11 januari 2022. De rechtbank zal verdachte gedeeltelijk vrijspreken van de overige onderdelen van de tenlastelegging (te weten het telen, bereiden, bewerken en verwerken).
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank ziet zich ten aanzien van feit 1 voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat de verdachten van voorbereidingshandelingen voor de beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt hebben gepleegd.
Ten aanzien de rol van verdachte overweegt de rechtbank als volgt. Ondanks dat uit de observaties blijkt dat verdachte veelvuldig aanwezig is geweest in het bedrijf van de medeverdachte, bevinden zich naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen in het dossier om met voldoende zekerheid vast te kunnen stellen dat hij een rol had in de bedrijfsvoering, zoals het plaatsen van de bestellingen die onder feit 1 zijn genoemd. De enkele omstandigheid dat verdachte betrokken is geweest bij de levering van hennepstekken op 11 januari 2022, is niet voldoende om te kunnen bewijzen dat zijn handelen gericht was op het voorbereiden of de beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt. Van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten is dan ook niet gebleken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 1.