In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen het UWV, omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 11 augustus 2023 tegen de beslissing van 27 juli 2023, waarin haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat het UWV niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn heeft beslist. Eiseres had het UWV in gebreke gesteld op 15 mei 2024, waarna de termijn voor het UWV om alsnog een besluit te nemen is verstreken. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen twee weken na deze uitspraak moet beslissen, maar in dit geval wordt een langere termijn van vier maanden gegeven vanwege de omstandigheden rondom de beschikbaarheid van verzekeringsartsen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat het UWV de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft ook recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die het UWV moet betalen. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat het UWV de onder 4.3. genoemde termijn moet respecteren en de dwangsom moet betalen.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en is openbaar gemaakt op 31 januari 2025. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.