ECLI:NL:RBZWB:2025:5127

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
02-030352-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor diefstal met geweld in vereniging

Op 6 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007. De zaak betreft een diefstal met geweld, gepleegd op 30 december 2024 in Tilburg, waarbij de verdachte samen met anderen een slachtoffer beroofde van zijn winterjas, schoenen en een Apple oplader. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 23 juli 2025, met gesloten deuren. De officier van justitie, mr. L.J. den Braber, achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten, en dat de geweldshandeling wettig en overtuigend bewezen was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 70 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een straatroof, waarbij fysiek geweld is toegepast. De rechtbank heeft ook de positieve ontwikkeling van de verdachte in aanmerking genomen, evenals het advies van de Raad voor de Kinderbescherming over de noodzaak van begeleiding en toezicht.

De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder de verplichting om mee te werken aan een passende dagbesteding en behandeling gericht op het verbeteren van de psychische gezondheid. De rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden bepaald, gezien de ernst van het misdrijf en de kans op recidive. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van kinderrechters, en de verdachte is schuldig bevonden aan diefstal met geweld, gepleegd in vereniging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-030352-25
vonnis van de meervoudige kamer van 6 augustus 2025
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] ( [land] )
verblijvende te [woonplaats]
raadsman mr. J.C. Stam, advocaat te Borne

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 23 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 30 december 2024 in Tilburg samen met anderen [slachtoffer] met geweld heeft beroofd van zijn winterjas, schoenen en een Apple oplader.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring die de verdachte op zitting heeft afgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte is vanaf het allereerste moment open geweest richting de politie en heeft precies verteld wat hij wel en niet gedaan heeft. Verdachte wenst te benadrukken dat hij geen fysiek geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting op 23 juli 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 30 december 2024, opgenomen op pagina 12 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2024333963.
Door de verdediging wordt benadrukt dat verdachte geen fysiek geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank is er echter sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. Verdachte en medeverdachte zijn samen opgetrokken, hebben gezamenlijk uitvoering gegeven aan de straatroof en hebben de buit gedeeld. Gelet hierop acht de rechtbank het ten laste gelegde feit ook ten aanzien van de geweldshandeling wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 30 december 2024 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander,
een winterjas (merk Parajumpers) en schoenen (merk New Balance) en een Apple oplader, die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [slachtoffer] met kracht bij zijn nek vast te pakken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 90 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) ter terechtzitting geadviseerd op te leggen en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie. Het is vooral belangrijk dat het toezicht door de jeugdreclassering wordt voortgezet en er een duidelijk kader voor verdachte wordt gecreëerd door middel van de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden. De verdediging vindt het ook in het belang van verdachte dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht van de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een straatroof, waarbij ook daadwerkelijk fysiek geweld is toegepast. Het slachtoffer is met kracht bij zijn nek vastgepakt om er zo voor te zorgen dat de winterjas en de schoenen, die het slachtoffer aan had, bij hem konden worden weggenomen. Het kan niet anders dan dat dit voor het slachtoffer een beangstigende situatie is geweest. Verdachte heeft met zijn handelen op geen enkele wijze respect getoond voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en de eigendommen van een ander. Verdachte heeft kennelijk alleen aan zijn eigen financieel gewin gedacht. Het is een feit van algemene bekendheid dat een straatroof doorgaans nadelige psychische gevolgen voor de slachtoffers met zich brengen. Ook in het algemeen maken dit soort feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en versterkt en bevestigt het de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat verdachte op 16 april 2025 door de kinderrechter van de rechtbank Gelderland is veroordeeld voor een diefstal in vereniging. Hoewel deze uitspraak nog niet onherroepelijk is omdat appel is ingesteld, is desondanks artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing. Verder heeft de rechtbank in strafverzwarende zin laten meewegen dat het delict in vereniging is gepleegd.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de rapportage van de Raad en de mondelinge toelichting daarop ter zitting. Verdachte maakt voorzichtig een positieve ontwikkeling door. Hij woont op een plek ( [begeleid wonen] ) waar hij passende begeleiding ontvangt. Hij voelt zich er fijn en de begeleiding ondersteunt verdachte om de juiste keuzes te blijven maken. Voor het verkleinen van de kans op recidive is het belangrijk dat deze positieve ontwikkeling wordt ondersteund en voortgezet.
Door de Raad worden geen contra-indicaties gezien voor het uitvoeren van een werkstraf. Ter zitting heeft de Raad het advies voor het opleggen van een onvoorwaardelijke werkstraf gewijzigd in het opleggen van een deels voorwaardelijke werkstraf. Het is van belang dat het toezicht door de jeugdreclassering voor langere tijd wordt voortgezet, mede omdat de voogdijmaatregel over drie weken komt te vervallen als verdachte de meerderjarige leeftijd bereikt. De Raad adviseert naast de algemene voorwaarde dat verdachte geen nieuwe strafbare feiten mag plegen, de bijzondere voorwaarden op te leggen dat verdachte:
- meewerkt aan de invulling van een passende dagbesteding in de vorm van passend onderwijs, stage of werk;
- meewerkt aan een plaatsing bij [begeleid wonen] , of bij een soortgelijke instelling, en zich houdt aan de regels die daar gelden en/of de regels die in overleg met de jeugdreclassering voor hem gelden;
- meewerkt aan behandeling gericht op het verbeteren van zijn psychische gezondheid (hieronder inbegrepen (een vorm van) traumabehandeling).
De jeugdreclassering is ook van mening dat verdachte baat heeft bij langdurige ondersteuning. Zij is betrokken geraakt bij verdachte na de veroordeling van verdachte door de kinderrechter van de rechtbank Arnhem op 16 april 2025. Het toezicht is dus pas recent gestart en de jeugdreclassering is van mening dat verdachte baat heeft bij langdurige ondersteuning. Verdachte gaat de samenwerking met de jeugdreclassering aan, maar geeft nog niet altijd openheid over waar hij is en met wie hij is.
De straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
De rechtbank zal, rekening houdende met artikel 63 Wetboek van Strafrecht, verdachte een werkstraf opleggen van 70 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk, met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, en een proeftijd van 2 jaar.
Het voorwaardelijke deel van de werkstraf dient verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen, wetende wat hem dan boven het hoofd hangt. Aan de proeftijd worden de door de Raad ter terechtzitting geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld, te weten dat verdachte meewerkt aan de invulling van een passende dagbesteding, meewerkt aan een plaatsing bij begeleid wonen en meewerkt aan behandeling gericht op het verbeteren van zijn psychische gezondheid (hieronder inbegrepen (een vorm van) traumabehandeling).
Aan de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering wordt de opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en om verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een diefstal met geweld. Gelet op het advies van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daar komt bij dat verdachte op korte termijn de meerderjarige leeftijd bereikt en door de verdediging ook wordt gezien dat een voortzetting van het toezicht door de jeugdreclassering nog langere tijd nodig is. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de jeugdreclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* meewerkt aan de invulling van een passende dagbesteding in de vorm van passend onderwijs, stage of werk;
* meewerkt aan een plaatsing bij [begeleid wonen] , of bij een soortgelijke instelling, en zich houdt aan de regels die daar gelden;
* meewerkt aan behandeling gericht op het verbeteren van zijn psychische gezondheid (hieronder inbegrepen (een vorm van) traumabehandeling);
- draagt het Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Voorwaarden daarbij zijn:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en aan het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf naar rato van 2 uur per dag;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen toezicht door de jeugdreclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en mr. I. de Graaf, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van I.H.E. van Diepen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 augustus 2025.
Mr. I. de Graaf is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.