Op 6 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.P.J.F. van Oijen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen de weigering van een WIA-uitkering, welke beslissing op 22 februari 2024 was genomen. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien het UWV de beslistermijn had overschreden. Eiseres had het UWV op 23 september 2024 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken was verstreken zonder dat er een nieuw besluit was genomen. De rechtbank heeft bepaald dat het UWV binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen, maar heeft in dit geval een langere termijn van vier maanden vastgesteld om een zorgvuldige heroverweging mogelijk te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door het UWV moeten worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.