In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het UWV beoordeeld. Eiseres had op 17 juli 2024 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV heeft echter niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot het indienen van een beroep door eiseres. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de aanvraag op 30 juli 2024 compleet heeft ontvangen en uiterlijk op 13 september 2024 had moeten beslissen. Aangezien het UWV dit niet heeft gedaan, heeft eiseres het UWV op 18 september 2024 in gebreke gesteld. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat het UWV binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen, met een uiterste datum van 28 februari 2025. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.