ECLI:NL:RBZWB:2025:511

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
02-239486-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen hennepteelt en handel in hennepstekken met strafoplegging

Op 31 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor hennepteelt en de handel in hennepstekken. De verdachte, geboren in 1982, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.B.M. Bos. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen bestemd voor grootschalige hennepteelt en het verkopen van hennepstekken op twee specifieke data in 2022. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 11 januari 2022 en 1 maart 2022 hennepstekken had verkocht en afgeleverd, en dat hij wist dat de goederen bestemd waren voor illegale hennepteelt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar achtte de bewezenverklaring van de overige feiten voldoende onderbouwd. De rechtbank legde een taakstraf op van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de illegale hennepteelt, evenals zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-239486-21
vonnis van de meervoudige kamer van 31 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman: mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met een ander stoffen en/of voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat deze bestemd waren tot beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt;
feit 2: samen met een ander in de uitoefening van een beroep of bedrijf hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd of aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de in de tenlastelegging opgenomen goederen bestemd waren voor beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt en dat de verdachten deze goederen hebben verkocht, afgeleverd en voorhanden hebben gehad. Uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt dat de verdachten ook wisten dat de goederen deze bestemming hadden en dat zij met hun handelen opzettelijk de beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt hebben gefaciliteerd.
Ten aanzien van feit 2 kan op basis van de bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachten op 11 januari 2022 en 1 maart 2022 in vereniging hennepstekken hebben verkocht en afgeleverd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat vrijspraak moet volgen voor feit 1 omdat telkens niet kan worden bewezen dat verdachte degene is geweest die de in de tenlastelegging genoemde goederen heeft besteld en/of niet uit het dossier blijkt dat de goederen die in de tenlastelegging zijn genoemd ook daadwerkelijk zijn geleverd. Ook ontbreekt ten aanzien van alle onderdelen bewijs voor de betrokkenheid van de medeverdachte. Verder kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de genoemde goederen bestemd waren voor de beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt en evenmin kan worden bewezen dat verdachte dit wist of ernstige redenen had dit te vermoeden. Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat er in de periode oktober 2021 tot en met maart 2022 gesprekken hebben plaatsgevonden die mogelijk betrekking hadden op de levering van hennepstekken door het bedrijf aan diverse derden, maar wettig en overtuigend bewijs daarvoor in het dossier ontbreekt. De enkele omstandigheid dat er vingerafdrukken van de medeverdachte zijn aangetroffen op de tape die om één van de dozen zat die is aangetroffen in de hennepkwekerij in [plaats 1] op 11 januari 2022, is onvoldoende om tot een veroordeling te komen.
4.2.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleidende opmerkingen
Verdachte was eigenaar van een growshop onder de naam [bedrijf] . De growshop was als eenmanszaak gevestigd in een loods aan [adres 1] te [plaats 2] . Hij was zelf werkzaam in het bedrijf. De medeverdachte, te weten een broer van verdachte, was af en toe betrokken bij het bedrijf. Die betrokkenheid bestond voornamelijk uit het waarnemen van het bedrijf door aanwezig te zijn in de loods als verdachte afwezig was.
In juni 2021 is bij de politie via het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI) informatie binnengekomen die erop neer kwam dat er bij het bedrijf van verdachte en via het in de melding genoemde telefoonnummer hennepstekken besteld konden worden. Deze TCI-informatie was aanleiding voor de politie om onderzoek te doen naar het bedrijf van verdachte. In het kader daarvan hebben er onder meer observaties bij het bedrijf plaatsgevonden.
Daarnaast is uit een eerder onderzoek in 2020 (onderzoek Wacke) gebleken dat de verdachte in dat onderzoek, te weten het onderzoek naar verdachte [naam 1] , contact heeft gehad met het in de TCI-melding genoemde telefoonnummer. De gebruiker van dat telefoonnummer noemt zichzelf ‘ [bijnaam 1] ’. Deze gebruikersnaam is te koppelen aan meerdere telefoonnummers, onder andere een telefoonnummer dat in de telefoon van die [naam 1] staat opgeslagen onder de naam ‘ [bijnaam 2] ’, het bedrijf van verdachte. Daarnaast is in een onderzoek naar een ontmantelde hennepkwekerij in [adres 2] te [plaats 1] , in de telefoon van één van de verdachten een gebruiker aangetroffen onder de naam ‘ [bijnaam 1] ’. Het telefoonnummer van die gebruiker had als profielafbeelding een visitekaartje van de growshop [bedrijf] . Ook dit telefoonnummer komt overeen met de in het TCI-melding genoemde telefoonnummer. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat ‘ [bijnaam 1] ’ zijn bijnaam is en dat het goed kan dat hij gebruik heeft gemaakt van die telefoonnummers. De rechtbank stelt, gelet op de verklaring van verdachte in combinatie met de hiervoor genoemde bevindingen die telkens verwijzen naar het bedrijf van verdachte, vast dat de bijnaam van verdachte ‘ [bijnaam 1] ’ was.
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank zal eerst feit 2 bespreken en beoordelen of bewezen kan worden dat de verdachten zich in de uitoefening van het bedrijf in de periode 1 oktober 2021 tot en met 8 maart 2022 bezig hebben gehouden met de handel van hennepstekken.
Uit het dossier blijkt dat er op twee momenten in de tenlastelegging genoemde periode hennepstekken zijn aangetroffen, te weten op 11 januari 2022 en op 1 maart 2022. Hoewel uit het dossier een beeld ontstaat dat verdachte zich over een langere periode heeft beziggehouden met de handel in hennepstekken, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank geen bewijsmiddelen op basis waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte, al dan niet samen met de medeverdachte, op andere momenten in die periode ook daadwerkelijk hennepstekken heeft verkocht en/of geleverd. De rechtbank zal om die reden hierna alleen ingaan op de gebeurtenissen op 11 januari 2022 en 1 maart 2022 en de betrokkenheid van de verdachten hierbij en spreekt verdachte vrij van de overige ten laste gelegde periode.
11 januari 2022
Uit de observaties blijkt dat één van de klanten van het bedrijf van verdachte [naam 2] is. [naam 2] wordt samen met onder andere [naam 3] in een ander onderzoek opgepakt op verdenking van betrokkenheid bij een illegale hennepkwekerij op het adres [adres 2] te [plaats 1] . Uit onderzoek aan de telefoon van [naam 3] blijkt dat hij op meerdere momenten contact heeft gehad met ‘gebruiker [bijnaam 1] ’, waarvan de rechtbank reeds heeft vastgesteld dat dit verdachte is. Ook spreekt [naam 2] in meerdere gesprekken over ‘ [bijnaam 1] ’ in verband met het leveren van goederen en ‘baby’s’ die geregeld zijn bij ‘ [bijnaam 1] ’. Op 5 januari 2022 meldt [naam 3] aan verdachte dat hij ‘300 kinderen’ nodig heeft voor zijn broertje en dat hij deze op dinsdag wil ontvangen. De rechtbank stelt vast dat de eerste dinsdag na 5 januari 2022, dinsdag 11 januari 2022 is. Op 11 januari 2022 vindt in Bergen op Zoom een ontmoeting tussen de medeverdachte en [naam 2] plaats. Uit de peilbakengegevens blijkt dat de auto’s bij elkaar in de buurt stonden en er is waargenomen dat de achterklep van de auto van [naam 2] werd geopend. Na ongeveer drie minuten verplaatsten de voertuigen zich weer en is [naam 2] naar [adres 2] te [plaats 1] gereden. Kort hierna valt de politie binnen op dit adres en wordt een hennepkwekerij ontmanteld. Er worden onder meer vier kartonnen dozen met een totaal van 300 hennepstekken in de woning aangetroffen. Op de tape van één van de dozen is een vingerafdruk aangetroffen. Uit dactyloscopisch onderzoek blijkt dat dit spoor een match oplevert met de vingerafdruk van de medeverdachte.
De rechtbank stelt vast dat verdachte degene is waarbij [naam 3] de 300 hennepstekken voor zijn broer [naam 2] heeft besteld en dat daar door verdachte en [naam 3] onderling in versluierde taal over is gesproken. In het licht van voornoemde bevindingen kan het niet anders dan dat met ‘300 kinderen’ een hoeveelheid van 300 hennepstekken worden bedoeld, nu die hoeveelheid exact overeenkomt met de inhoud van de dozen die in de hennepkwekerij in [plaats 1] zijn aangetroffen. Daar komt bij dat verdachte geen geloofwaardige alternatieve verklaring gegeven voor dit taalgebruik. Verder komt de datum waarop [naam 3] aangeeft de hennepstekken nodig te hebben, te weten de eerste dinsdag na 5 januari, overeen met de datum waarop de ontmoeting tussen de medeverdachte en [naam 2] in Bergen op Zoom heeft plaatsgevonden. De verklaring van de medeverdachte dat hij geen dozen met hennepstekken heeft geleverd en alleen een keer tuinartikelen bij de moeder van [naam 2] heeft afgegeven, acht de rechtbank gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, ongeloofwaardig. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de medeverdachte wetenschap had van de aanwezigheid van hennepstekken in de dozen die hij heeft vervoerd en vervolgens aan [naam 2] heeft geleverd. Hiermee heeft hij een substantiële bijdrage geleverd aan de handel in hennepstekken, namelijk door ervoor te zorgen dat de hennepstekken bij de afnemers terecht zijn gekomen. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte vast is komen te staan.
1 maart 2022
Uit observatie blijkt dat op 1 maart 2022 om 14.20 uur een Mercedes Sprinter met een Belgisch kenteken de loods van het bedrijf inrijdt. Bestuurder hiervan was [naam 4] . Op dat moment is alleen verdachte in de loods aanwezig. Om 15.04 wordt gezien dat het voertuig van de medeverdachte de loods inrijdt en twee minuten later weer vertrekt. Om 15:18 uur vertrekt de Mercedes Sprinter uit de loods en rijdt weg. De rechtbank stelt vast dat [naam 4] ruim een uur in de loods is geweest. Om 15:25 uur wordt de Mercedes Sprinter gecontroleerd door de politie. In het voertuig worden vijf dozen met hierin in totaal 850 hennepstekjes en hennepgerelateerde goederen aangetroffen. Om 15:50 uur heeft verdachte een telefonisch gesprek met [naam 5] waarin wordt gesproken over de controle van de Mercedes Sprinter en wat dit betekent voor de stekken. Uit de gegevens van de Mercedes Sprinter blijkt dat het voertuig in Nederland enkel in de loods is gestopt.
Nu [naam 4] ruim een uur in de loods is geweest, die middag nergens anders in Nederland is gestopt en vlak na zijn vertrek uit de loods 850 hennepstekken onder hem zijn aangetroffen, kan het niet anders dan dat hij naar de loods van verdachte is gereden met het doel om daar hennepstekken op te halen. De verklaring van verdachte dat hij geen hennepstekken heeft verkocht aan [naam 4] en dat hij niet van op de hoogte was van de hennepstekken in het voertuig, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte blijkens het gesprek met [naam 5] op de hoogte was van het feit dat er stekken in de Mercedes Sprinter werden vervoerd. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat [naam 4] verdachte, zonder dat verdachte hierbij betrokken zou zijn, informeert over de hennepstekken die hij bij zich had, gelet op de risico’s die dit voor [naam 4] met zich mee zou brengen.
Ten aanzien van de rol van de medeverdachte, die tijdens de levering van de hennepstekken in totaal twee minuten in de loods aanwezig is geweest, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs waaruit kan blijken dat de medeverdachte in die twee minuten in de loods concrete handelingen heeft verricht ten aanzien van de levering van de hennepstekken, dan wel dat hij daaraan een substantiële bijdrage heeft geleverd. De enkele aanwezigheid ter plaatse voor korte duur is onvoldoende voor het bewijs van het medeplegen van het verkopen, afleveren en verstrekken van hennepstekken op 1 maart 2022. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het ten laste gelegde medeplegen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de uitoefening van zijn bedrijf [bedrijf] schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van hennepstekken op 11 januari 2022 en het verkopen, afleveren en verstrekken van hennepstekken op 1 maart 2022, waar verdachte alleen heeft gehandeld. De rechtbank zal verdachte gedeeltelijk vrijspreken van de overige onderdelen van de tenlastelegging (te weten het telen, bereiden, bewerken en verwerken).
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank ziet zich ten aanzien van feit 1 voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat de verdachten van voorbereidingshandelingen voor de beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt hebben gepleegd. Uit vaste rechtspraak kan worden afgeleid dat met betrekking tot de vraag of sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt niet zozeer de hoeveelheid planten van belang is, maar meer van belang is de mate van professionaliteit en de gerichtheid op het behalen van financiële winst. Van grootschalige hennepteelt is blijkens artikel 1 lid 2 van het Opiumwetbesluit sprake als het gaat om meer dan 200 hennepplanten of 500 gram hennep.
Op grond van de bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte een grote hoeveelheid stoffen en voorwerpen voorhanden heeft gehad door deze te bestellen bij zijn leveranciers en te verkopen aan zijn klanten. De rechtbank acht hierbij van belang dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij enkel goederen bestelde als zijn klanten iets nodig hadden. Hij bestelde die goederen dan bij zijn leveranciers [leverancier 1] , [leverancier 2] en [leverancier 3] . Daarnaast heeft verdachte ter zitting verklaard dat het klopt dat hij de goederen die onder feit 1 in de tenlastelegging zijn genoemd, heeft besteld. De rechtbank stelt op basis van deze verklaring dan ook vast dat verdachte goederen daadwerkelijk heeft ontvangen en vervolgens ook heeft geleverd aan de klanten die de dagen na de leveringen bij hem langskwamen. Daarmee verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging dat dit op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld.
De rechtbank stelt verder vast dat de in de tenlastelegging genoemde goederen, in onderling verband en samenhang bezien, geschikt zijn om te gebruiken bij het telen van hennep en daarvoor in de praktijk ook worden gebruikt. Gezien de hoeveelheid en de aard van de voorwerpen kan worden gezegd dat zij geschikt zijn voor de beroeps- of bedrijfsmatige of dan wel grootschalige hennepteelt. Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat de door verdachte verkochte goederen hun bestemming hebben gevonden in de grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt, nu bij klanten van hem, te weten [naam 6] en [naam 7] , in verband zijn te brengen met ontmantelde hennepkwekerijen met respectievelijk 87 potten met hennep, in ieder geval afdrukken daarvan, en 206 hennepplanten. Uit het dossier blijkt dat deze hennepkwekerijen professioneel waren ingericht. De professionele wijze van inrichten vormt een belangrijke aanwijzing dat er sprake is van een beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt in georganiseerd verband. De hiervoor genoemde aangetroffen hoeveelheden wijzen bovendien op een situatie waarbij sprake was grootschalige hennepteelt. De rechtbank weegt daarnaast mee dat zij ten aanzien van feit 2 reeds heeft vastgesteld dat verdachte op 11 januari 2022 een hoeveelheid van 300 hennepstekken heeft geleverd aan [naam 2] en [naam 3] , die in verband zijn gebracht met de onder het derde gedachtestreepje genoemde levering en de ontmantelde hennepkwekerij aan [adres 2] te [plaats 1] , waar die 300 hennepstekken zijn aangetroffen. Ook die hennepkwekerij was professioneel ingericht, wat wederom duidt op beroeps- of bedrijfsmatige dan wel grootschalige hennepteelt.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de bij hem aangetroffen en te koop aangeboden stoffen en voorwerpen bestemd waren voor grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt.
Dat verdachte wist dat de door hem te koop aangeboden goederen bestemd waren voor grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt staat naar het oordeel van het de rechtbank vast. Allereerst blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij eerder is veroordeeld voor het kweken van hennep. Verdachte wist derhalve uit ervaring welke voorwerpen en stoffen voor het kweken van hennep noodzakelijk zijn. Verder heeft verdachte als ‘ [bijnaam 1] ’ op meerdere momenten in 2020 contact gehad met [naam 1] , die de onder het eerste gedachtestreepje genoemde goederen bij verdachte heeft afgenomen. De inhoud van die berichten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gelezen dan dat het gaat over de handel in hennepstekken, waarbij verdachte grote aantallen hennepstekken aan [naam 1] lijkt aan te bieden. Daar komt bij dat onder feit 2 reeds is vastgesteld dat verdachte op 11 januari 2022 en 11 maart 2022 in de uitoefening van zijn bedrijf heeft gehandeld in hennepstekken. Gelet op de hoeveelheid hennepstekken die bij verdachte konden worden afgenomen, blijkt eveneens de wetenschap van verdachte dat zijn klanten zich bezighielden met illegale en grootschalige hennepteelt.
Verder weegt de rechtbank mee dat de door verdachte verkochte goederen altijd contant werden betaald en er geen klanten- en kasadministratie werd bijgehouden. Ook blijkt uit de verkoopfacturen dat er geen namen en adresgegevens van de klanten werden genoemd. Uit de camerabeelden blijkt dat de goederen die werden opgehaald bij het bedrijf telkens ingepakt zaten in tassen en/of dozen en dus verdekt werden geleverd, waardoor verhuld werd welke goederen het bedrijf van verdachte verlieten. Deze handelswijze duidt er naar het oordeel van de rechtbank ook op dat verdachte zich bewust was van de illegale bedoelingen die zijn klanten hadden.
Gelet op al deze omstandigheden, zulks in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dat door hem te koop aangeboden goederen bestemd waren voor de beroeps- en/of bedrijfsmatige hennepteelt.
Ten aanzien van de rol van de medeverdachte overweegt de rechtbank als volgt. Ondanks dat uit de observaties blijkt dat de medeverdachte veelvuldig aanwezig is geweest in het bedrijf van verdachte, bevinden zich naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen in het dossier om met voldoende zekerheid vast te kunnen stellen dat hij een rol had in de bedrijfsvoering, zoals het plaatsen van de bestellingen die onder feit 1 zijn genoemd. De enkele omstandigheid dat de medeverdachte betrokken is geweest bij de levering van hennepstekken op 11 januari 2022 is niet voldoende om te kunnen bewijzen dat zijn handelen gericht was op het voorbereiden of de beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt. Van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten is dan ook niet gebleken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
in de periode van 1 oktober 2020tot en met 8 maart 2022 te [plaats 2] , gemeente Reimerswaal, stoffen en/of voorwerpen te koop
heeftaangeboden
en heeftverkocht, afgeleverd, verstrekt, en voorhanden gehad, waaronder:
- de goederen zoals op 13 oktober 2020, zijn afgehaald (p. 43-44 dossier):
• tuinaarde en potgrond
• assimilatielampen, pompen, kweekbakken en koolstoffilters
- de goederen zoals op 11 november 2021 besteld bij [leverancier 1] (p. 1166 dossier):
• 1 x Hatami bloemstimulator 5 liter
• 2 x Hypro PH 5 liter
• 2 x Aptus startboost 1 liter
• 4 x wandwaaiers met afstandsbediening
• 1 x Aptus K-Boost 500 ml
• 1 x Aptus Top boost 1 liter
• 1 x Aptus regulator 500 ml
• 5 x maatbekers lOOmI
• 3 x Hypro A en B 10 liter
• 5 x droognetten 8 laags
• 1 x Bluelab combo meter PH en EC meter
- de goederen zoals op 16 november 2021 besteld bij [leverancier 2] (p. 1168 dossier):
• 3 x Cana Risatonic 2 liter
• 2 x Cansim 0,5 liter
• 1 x Grotan startblok groot
• 1 x Karboes 1 liter
• 1 x Royal fier 1 liter
• 2 x Bloom
• 1 x Blue lab combi meter
• 500 x Bamboestokken 90 centimeter
• Slank Tule 1,25 2,5
• 1 x Boom bastic 500 ml
• 1 x Combidek van 200
• 2 x Verloop van 250 naar 200
- de goederen zoals op 1 en 2 maart 2022 besteld bij [leverancier 1] (p. 1203 dossier):
• 2 x Aptus Carboost 1 liter
• 2 x Topboost 0,5 liter
• 2 x BioNova Soul Supermix 5 liter
• 1 x doos Jivi kartonnen groei potjes -1 x pallet Jigi Lightmix met perliet 75 stuks
• 150 x vierkante 11 liter potten
• 8 x Hypro Terra 10 liter -1 x kraantje 20 liter
• 1 x Topboost van Aptus 5 liter
• 1 x kraan 5 liter
• 4 x Hypro Terra 20 liter met kraantje -15 x min/max zonder sensor
• 4 x Combi van 250 -1 x Sono 315
• 10 x Slank Lens van 3.25
• 8 x Flex tray 150x150
• 10 x slangtube 25 millimeter
• 1 zakje klemmen (50 stuks)
• 20 klemmen kleine slang
- de goederen zoals op 8 maart 2022 aangetroffen in de loods [adres 1] (p. 1333-1336 dossier):
• 97 eenheden groeimiddelen
• 2 thermo /hygrometers Ph-meter
• 3 slangen diameter 160 mm en 310 mm
• 1 opvouwbaar watervat
• 1 grote bos bamboestokken
• 2 grote rollen gaas/groeinetten
• 1 elektrische kachel
• 6 dozen kunststof koppelingen
• Potgrond anderhalf pallet
waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
op
11 januari 2022te [plaats 2] , gemeente Reimerswaal, en/of te Bergen op Zoom , tezamen en in vereniging met een ander, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennepstekken, zijnde hennepstekken een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en
op 1 maart 2022 te [plaats 2] , gemeente Reimerswaal, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en verstrekt een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennepstekken, zijnde hennepstekken een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest. Daarbij is onder meer rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat het bedrijf van verdachte inmiddels is gesloten. Hij heeft aan het bedrijf een schuld overgehouden bij de belastingdienst, waarvoor loonbeslag is gelegd. Verdachte heeft inmiddels ander werk en er zijn geen contacten meer geweest met politie en justitie. Verzocht wordt om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en gelet op voornoemde persoonlijke omstandigheden in ieder geval niet over te gaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verder is door de verdediging verwezen naar vergelijkbare uitspraken waar lagere (taak)straffen zijn opgelegd en wordt gelet hierop verzocht om de door de officier van justitie gevorderde taakstraf te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft goederen te koop aangeboden en geleverd die specifiek bestemd voor de grootschalige dan wel bedrijfsmatige hennepteelt. Verdachte heeft als leverancier van die goederen een aanzienlijke rol gespeeld in de hennepteelt. Daarnaast heeft verdachte op twee momenten in 2022 gehandeld in hennepstekken. Op één moment heeft hij zijn broer hierbij betrokken. Ook met het plegen van dit feit heeft verdachte een aanzienlijke rol gespeeld in de illegale hennepteelt, nu één van de leveringen ook daadwerkelijk is gebruikt in een professioneel ingerichte hennepkwekerij. Het is een feit van algemene bekendheid dat de hennepteelt en de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit en andere ongewenste neveneffecten voor de maatschappij. Verdachte heeft door zo te handelen hieraan een bijdrage geleverd aan de instandhouding hiervan.
Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte tijdens het plegen van deze feiten telkens gehandeld vanuit de uitoefening van zijn legale bedrijf en in die zin zijn bedrijf als dekmantel gebruikt om zo zijn illegale activiteiten te verhullen. Ook dit heeft een ondermijnende werking op de maatschappij. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Uit het strafblad van verdachte van verdachte volgt dat hij eerder is veroordeeld voor het handelen in strijd met de bepalingen van de Opiumwet, waaronder het telen van hennep. Kennelijk heeft dit verdachte er niet van weerhouden om wederom een soortgelijk strafbaar feit te plegen. De rechtbank weegt het strafblad van verdachte in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank houdt rekening met het tijdsverloop van deze zaak. De rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. In dit geval moet de termijn worden gerekend vanaf 20 april 2022, te weten de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. De behandeling van deze zaak is niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na deze datum, te weten 31 januari 2025. De redelijke termijn is dan ook met negen maanden overschreden. De rechtbank zal aan de overschrijding van de redelijke termijn consequenties verbinden, in die zin dat de rechtbank compensatie zal toepassen door middel van strafvermindering.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar vergelijkbare gevallen en acht geslagen op de straffen die in die zaken zijn opgelegd. Gelet op de ernst van de feiten ziet de rechtbank geen reden om de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen. Ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte geven daar geen aanleiding toe. Wel ziet de rechtbank gelet op het strafblad van verdachte aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel aan verdachte op te leggen. De rechtbank acht het van groot belang dat wordt voorkomen dat verdachte opnieuw vergelijkbare strafbare feiten zal plegen. Zij zal in die zin afwijken van de eis van de officier van justitie en aan verdachte naast een taakstaf, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit biedt naar het oordeel van de rechtbank een forse prikkel voor verdachte om niet in herhaling te vallen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het passend en geboden is om verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Daarnaast zal zij aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis indien de taakstraf niet goed wordt uitgevoerd, met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. Zonder de overschrijding van de redelijke termijn zou aan verdachte een taakstraf van langere duur zijn opgelegd.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: stoffen en voorwerpen te koop aanbieden, verkopen, afleveren, verstrekken en voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, meermalen gepleegd;
feit 2: in de uitoefening van een bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
het medeplegen in de uitoefening van een bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
75 (vijfenzeventig)dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 (één) maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. C.T. Den Uil, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 januari 2025.
Mr. Den Uil is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020, althans van 1 oktober
2021 tot en met 8 maart 2022 te [plaats 2] , gemeente Reimerswaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop
aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd en/of
voorhanden gehad, waaronder:
- de goederen zoals op 13 oktober 2020, althans in de maand oktober 2020 zijn afgehaald
(p. 43-44 dossier):
• tuinaarde en potgrond
• assimilatielampen, pompen, kweekbakken en koolstoffilters
- de goederen zoals op 11 november 2021 besteld bij [leverancier 1] (p. 1166 dossier):
• 1 x Hatami bloemstimulator 5 liter
• 2 x Hypro PH 5 liter
• 2 x Aptus startboost 1 liter
• 4 x wandwaaiers met afstandsbediening
• 1 x Aptus K-Boost 500 ml
• 1 x Aptus Top boost 1 liter
• 1 x Aptus regulator 500 ml
• 5 x maatbekers lOOmI
• 3 x Hypro A en B 10 liter
• 5 x droognetten 8 laags
• 1 x Bluelab combo meter PH en EC meter
- de goederen zoals op 16 november 2021 besteld bij [leverancier 2] (p. 1168 dossier):
• 3 x Cana Risatonic 2 liter
• 2 x Cansim 0,5 liter
• 1 x Grotan startblok groot
• 1 x Karboes 1 liter
• 1 x Royal fier 1 liter
• 2 x Bloom
• 1 x Blue lab combi meter
• 500 x Bamboestokken 90 centimeter
• Slank Tule 1,25 2,5
• 1 x Boom bastic 500 ml
• 1 x Combidek van 200
• 2 x Verloop van 250 naar 200
- de goederen zoals op 1 en 2 maart 2022 besteld bij [leverancier 1] (p. 1203 dossier):
• 2 x Aptus Carboost 1 liter
• 2 x Topboost 0,5 liter
• 2 x BioNova Soul Supermix 5 liter
• 1 x doos Jivi kartonnen groei potjes -1 x pallet Jigi Lightmix met perliet 75 stuks
• 150 x vierkante 11 liter potten
• 8 x Hypro Terra 10 liter -1 x kraantje 20 liter
• 1 x Topboost van Aptus 5 liter
• 1 x kraan 5 liter
• 4 x Hypro Terra 20 liter met kraantje -15 x min/max zonder sensor
• 4 x Combi van 250 -1 x Sono 315
• 10 x Slank Lens van 3.25
• 8 x Flex tray 150x150
• 10 x slangtube 25 millimeter
• 1 zakje klemmen (50 stuks)
• 20 klemmen kleine slang
- de goederen zoals op 8 maart 2022 aangetroffen in de loods [adres 1] (p. 1333-1336 dossier):
• 97 eenheden groeimiddelen
• 2 thermo /hygrometers Ph-meter
• 3 slangen diameter 160 mm en 310 mm
• 1 opvouwbaar watervat
• 1 grote bos bamboestokken
• 2 grote rollen gaas/groeinetten
• 1 elektrische kachel
• 6 dozen kunststof koppelingen
• Potgrond anderhalf pallet
waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te
vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in
artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten,
te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of
bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland
brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken
en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of
aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 11a Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober
2020 tot en met 8 maart 2022 te [plaats 2] , gemeente Reimerswaal,
en/of te Bergen op Zoom, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in de uitoefening van een beroep of bedrijf
(telkens) opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht,
afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk
aanwezig heeft/hebben gehad
een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep(stekken),
zijnde hennep(stekken) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
(art 11 lid 3 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht)