ECLI:NL:RBZWB:2025:5109

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
02-296288-23 + 02-103406-23 + 02-019086-20 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens belaging, bedreiging en smaadschrift

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, bedreiging en smaadschrift tegen zijn ex-partner. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee belagingen en het plegen van smaadschrift tegen zijn ex-partner, alsook aan bedreiging van een persoon en diens echtgenote en dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van recidive en dat de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 300 dagen, waarvan 296 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd op basis van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, met onmiddellijke uitvoerbaarheid. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 juli 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de klacht van de aangeefster als ontvankelijk verklaard, ondanks dat deze niet binnen de wettelijke termijn was ingediend, omdat er voldoende bewijs was dat de aangeefster ook in deze zaak strafvervolging wenste. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-296288-23 + 02-103406-23 + 02-019086-20 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 6 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1952 te [geboorteplaats 1] )
wonende te [adres]
raadsvrouw mr. B.W.C. van Geet, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
02-296288-23
feit 1: verdachte [slachtoffer 1] heeft gestalkt;
feit 2: verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met de dood en/of met zware mishandeling;
feit 3: verdachte [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft bedreigd met de dood en/of met zware mishandeling.
02-103406-23
feit 1: verdachte [slachtoffer 1] heeft gestalkt;
feit 2: verdachte zich jegens [slachtoffer 1] schuldig heeft gemaakt aan laster dan wel smaad(schrift).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Op grond van artikel 285b lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) is het misdrijf van belaging slechts op klacht vervolgbaar. Dit geldt ook voor de misdrijven laster en smaad(schrift). Op grond van artikel 66 lid 1 Sr kan de klacht worden ingediend gedurende drie maanden na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit.
De klachtgerechtigde bij delicten als de onderhavige kan zijn/haar bevoegdheid slechts gedurende de in de wet genoemde klachttermijn uitoefenen. Dat betekent dat in het geval dat voor het instellen van een vervolging een klacht is vereist en de klacht niet is ingediend binnen drie maanden nadat de klachtgerechtigde heeft kennisgenomen van het gepleegde delict, de vervolging daarop afstuit. Wanneer de klacht weliswaar niet voldoet aan alle formele wettelijke eisen of niet is ingediend bij de bevoegde ambtenaar, maar vaststaat dat de klachtgerechtigde de vervolging heeft gewenst, zal van die wens binnen die termijn van drie maanden moeten zijn gebleken.
De rechtbank stelt vast dat de klacht ten aanzien van de belaging, ten laste gelegd onder feit 1 van
parketnummer 02-296288-23, op 8 november 2023 mondeling door aangeefster is gedaan, kortom: voor een deel niet binnen de termijn van artikel 66 lid 1 Sr is ingediend. In beginsel zou dit moeten leiden tot de (gedeeltelijk) niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging. De rechtbank zal hier echter niet toe overgaan, nu uit het dossier (uit de aangifte in de huidige strafzaak en het strafblad) voldoende blijkt dat aangeefster [slachtoffer 1] in het recente verleden vaker aangifte (en klacht) heeft gedaan tegen telkens dezelfde verdachte en voor telkens hetzelfde type feiten. De rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan duidelijk is geworden dat zij ook in deze strafzaak strafvervolging wenste. Aan het klachtvereiste is hiermee voldaan en het openbaar ministerie is voor dit feit ontvankelijk in de vervolging.
Ten aanzien van de belaging en de laster dan wel smaad(schrift), ten laste gelegd onder de feiten 1 en 2 van
parketnummer 02-103406-23, is gebleken dat de klacht telkens binnen de klachttermijn is gedaan. Het openbaar ministerie is ten aanzien van deze feiten dan ook ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 02-296288-23:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de belaging van aangeefster, zoals ten laste gelegd onder feit 1. Ook de bedreiging van de zonen van aangeefster, onder feit 2, acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Wel geldt dit enkel ten aanzien van de teksten “wait till your faces get ruined”, “your face will be mush” en “I can punch your face to mush any time”. Van het overige moet verdachte partieel vrijgesproken worden, omdat deze teksten geen strafrechtelijk bedreigende inhoud hebben.
De bedreiging, ten laste gelegd onder feit 3 van aangever [slachtoffer 6] , zijn echtgenote en dochter, kan eveneens bewezen worden verklaard ten aanzien van de uitingen “Ik zorg ervoor dat je sterft” en “IK SCHOP JE TANDEN UIT”. Van het overige moet verdachte partieel vrijgesproken worden om dezelfde reden als hierboven genoemd.
Ten aanzien van parketnummer 02-103406-23:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de belaging van aangeefster, zoals ten laste gelegd onder feit 1.
Ten aanzien van de laster, ten laste gelegd onder feit 2, primair, vordert de officier van justitie vrijspraak. Wel acht zij smaad(schrift) ten laste gelegd onder feit 2, subsidiair, wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is ten aanzien van de belaging van aangeefster, feit 1 van parketnummer 02-296288-23 en feit 1 van parketnummer 02-103406-23, van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Er is sprake van een wederkerigheid in de communicatie tussen verdachte en aangeefster, wat maakt dat niet gesproken kan worden van een wederrechtelijke inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Daarnaast heeft verdachte niet het oogmerk gehad om aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden of vrees aan te jagen. Verdachte moet dan ook van deze feiten vrijgesproken worden.
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 02-296288-23 kan niet vastgesteld worden dat de bedreigingen in de ten laste gelegde periode zijn gedaan. Gelet hierop moet verdachte vrijgesproken worden.
Ten aanzien van feit 3 van parketnummer 02-296288-23 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 02-103406-23 wordt aangevoerd dat er geen sprake is van een tenlastelegging van een bepaald feit, zoals bedoeld in artikel 261 Sr. Er wordt niet een voldoende concrete gedraging aangewezen. Gelet hierop dient verdachte vrijgesproken te worden van zowel het primaire als het subsidiaire tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feit 1 van parketnummer 02-296288-23 en feit 1 van parketnummer 02-103406-23 (belaging):
De rechtbank stelt op basis van de dossiers de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte en aangeefster hebben tot juni 2022 een relatie gehad. Aangeefster heeft op 23 augustus 2022 en 20 juli 2023 aangifte gedaan van belaging door verdachte. Later heeft aangeefster haar aangiftes aangevuld door nieuwe berichten vanuit verdachte gestuurd/geplaatst aan de politie te geven. Uit die aangiftes en aanvulling blijkt dat verdachte de breuk niet kan accepteren en over is gegaan tot het veelvuldig versturen van e-mails en het openbaar plaatsen van Facebook-berichten. De politie heeft met betrekking tot die e-mailberichten en Facebook-berichten processen-verbaal van bevindingen opgemaakt. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij die e-mails verstuurd heeft en ook de Facebook-berichten heeft geplaatst. Ook heeft hij verteld meermalen langs de woning van aangeefster te zijn gereden.
Beoordeling belaging
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 mei 2023 tot en met 1 december 2023 (parketnummer 02-296288-23) en in de periode van 14 augustus 2022 tot en met 4 september 2022 schuldig heeft gemaakt aan belaging van aangeefster. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft in de genoemde periodes veelvuldig e-mails gestuurd naar aangeefster en ook veelvuldig Facebook-berichten geplaatst met aangeefster als onderwerp. Hoewel aangeefster ook enkele berichten aan verdachte heeft verstuurd, is dit aantal fors minder en vooral geheel anders van aard. Waar de berichten van verdachte veelal denigrerend, kwetsend, dreigend en dwingend zijn, gaan de enkele berichten van aangeefster met name over (de sleutels van) een auto. Die enkele berichten van aangeefster zijn naar het oordeel van de rechtbank absoluut onvoldoende om te stellen dat het berichtenverkeer tussen verdachte en aangeefster wederkerig was, zoals door de verdediging is gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, in combinatie met de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster, deze zodanig zijn geweest dat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Gelet op de hoeveelheid berichten en de louter kwetsende en beledigende toon van al die berichten, kan het niet anders dan dat verdachte vanuit de uiterlijke verschijningsvorm bezien het oogmerk heeft gehad om aangeefster vrees aan te jagen. Verdachte heeft ter zitting opgemerkt dat hij berichten stuurde/plaatste omdat hij wilde dat zijn ex-vrouw naar hem zou terugkeren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging.
De rechtbank is van oordeel dat voor het contact zoeken met familie en vrienden van aangeefster en via hen contact zoeken met aangeefster, op basis van het dossier dat voorhanden is onvoldoende bewijs bestaat. Verdachte zal van deze onderdelen worden vrijgesproken.
Feit 2 en 3 (parketnummer 02-296288-23, bedreigingen)
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 02-296288-23 is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat dat de bedreigingen op de twee genoemde pleegdata in de tenlastelegging hebben plaatsgevonden. Om die reden wordt verdachte van dit feit vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 van parketnummer 02-296288-23 is de rechtbank van oordeel dat dit feit bewezen kan worden verklaard op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting.
Feit 2 (parketnummer 02-103406-23, laster dan wel smaad(schrift))
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 02-103406-23 is de rechtbank, samen met de verdediging en de officier van justitie, van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde laster. Wel is er wettig en overtuigend bewijs voor het subsidiair tenlastegelegde,
met uitzondering vande volgende berichten:
  • Je gaat scheiden van je 3e man na 22 jaar samen, op 70-jarige leeftijd.
  • Je vlucht weg van mij en slaapt in een huis van een 72 jarige op zijn sofa bank.
  • Je zegt dat hij een vriend van de familie is, zeg dan dat je een minnaar hebt, ontken het dan.
Van deze uitingen wordt verdachte partieel vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-296288-23:
1
op tijdstippen in de periode van 1 mei 2023 tot en met 1 december 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
- veelvuldig dreigende e-mailberichten te sturen naar die [slachtoffer 1] en
- meermalen langs de woning van die [slachtoffer 1] te rijden en
- veelvuldig berichten op Facebook te plaatsen en openbaar te maken inhoudende beledigingen en kwetsende berichten over die [slachtoffer 1] en diens naasten
met het oogmerk die voornoemde [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3
op tijdstippen in de periode van 07 januari 2023 tot en met 29 september 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meerdere e-mailberichten te sturen en/of Facebookberichten te plaatsen inhoudende de teksten:
- "Is je dochter al dood?..” “en haar MONGOOL bastaard baby?? jammer.” “hoe
eerder hoe beter. je sterft samen met haar” “en je lelijke slet vrouw.. en rukker zoon en
- "Ik WIL JE dood maken [slachtoffer 4] " en
- "JE KANKER KUT ACHTERBAKS FAMILIE.
[slachtoffer 4] ... KUT OUWE MAN EN JE HOER FAMILIE. IK PIK HET NEE
IK TRAP JE KANKER KUT HOOFD EIKEL OPLICHTER" en
- "Ik zorg ervoor dat je sterft. en
- "IK SCHOP JE TANDEN UIT." en
- “Als ik je zien sla ik je gezicht eruit en als je lelijke hoer heks vrouw in de buurt is,
ik zal haar ook slaan. “Ik zorg ervoor dat je sterft”.
02-103406-231
in de periode van 14 augustus 2022 tot en met 4 september 2022 te [plaats 3] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door veelvuldig, e-mail berichten te sturen naar het e-mailadres van die [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
subsidiair:
in de periode van 12 augustus 2022 tot en met 5 september 2022 te [plaats 3] , opzettelijk, de goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften en/of afbeeldingen openlijk ten toon te stellen door tekstberichten en daarbij afbeeldingen te plaatsen op de tijdlijn van zijn Facebook met daarin de volgende woorden:
Belastingontduiker voor 25 jaaren. Met tuig sluwe
corrupt achterbaks [persoon]
[plaats 4] ..boekhouder.. en
Je ben een Lugenaar..Oplichter witwassen van geld ..een dief
Hoe is je zwart geld nu [naam] 80,000 Euro ..met
je moeders zwart spar geld dabij
en haar accordion ook. Oplichter
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van honderdtwintig dagen waarvan honderdzeventien dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert zij de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr voor een periode van 5 jaar, inhoudende een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en inhoudende een locatieverbod ten aanzien van [plaats 1] . De officier van justitie vordert een vervangende hechtenis van veertien dagen per keer dat niet aan de vrijheidsbeperkende maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden. Tot slot vordert de officier van justitie om te bepalen dat de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring is het verzoek om verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte is een man op leeftijd en hij heeft medische beperkingen. Verdachte hecht grote waarde aan zijn woning en hij is bang deze kwijt te raken als hij gedetineerd raakt. Tot slot is ook sprake van een overschrijding van de redelijke termijn in de zaak met parketnummer 02-103406-23.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee belagingen, het plegen van smaadschrift tegen zijn ex-partner aangeefster [slachtoffer 1] en bedreigingen van aangever [slachtoffer 6] , zijn echtgenote en hun dochter. Verdachte heeft via e-mail diverse kwetsende, beledigende en bedreigende berichten naar aangeefster [slachtoffer 1] gestuurd. Ook heeft hij op Facebook kwetsende en beledigende dingen over haar geschreven.
Uit de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] en de overige dossierstukken blijkt dat zij door het gedrag van verdachte ernstig in haar persoonlijke levenssfeer is aangetast. Het gedrag van verdachte heeft bij haar voortdurend gevoelens van angst, onveiligheid en stress veroorzaakt. Dergelijk gedrag raakt het slachtoffer diep en ondermijnt haar gevoel van autonomie en veiligheid. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Dit geldt ook voor de bedreigingen richting de [familie] . Slachtoffers van dergelijke misdrijven ondervinden vaak gedurende langere periode gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid.
Uit het strafblad blijkt dat verdachte al meerdere malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, waaronder meerdere belagingen jegens onder andere aangeefster [slachtoffer 1] . Deze recidive duidt op een patroon van grensoverschrijdend gedrag waarbij verdachte kennelijk onvoldoende lering heeft getrokken uit eerdere veroordelingen. De rechtbank acht de kans op herhaling dan ook aanzienlijk. Verder blijkt uit het strafblad dat artikel 63 Sr van toepassing. De rechtbank weegt dit mee bij de strafoplegging.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging in de zaak met parketnummer 02-104506-23 tevens rekening met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Verdachte is in die zaak op 28 januari 2023 gehoord en pas op 23 juli 2025 wordt deze zaak inhoudelijk behandeld. Daarmee is de redelijke termijn van twee jaar met ongeveer zes maanden overschreden. Deze overschrijding is niet te wijten aan verdachte en de rechtbank zal om die reden een matiging van de straf toepassen.
De rechtbank houdt ook rekening met het rapport van de reclassering van 6 juli 2025.
Uit dit rapport blijkt dat verdachte geneigd is zaken te ‘overpeinzen’ en dat hij hierdoor onvoldoende inzicht heeft in zijn emotionele reacties op gebeurtenissen. Zijn gedragingen zijn antisociaal, gezagsondermijnend en grensoverschrijdend. Hij heeft de overtuiging volledig in zijn recht te staan en in geen enkel opzicht te ver te zijn gegaan. Er zijn zorgen over hoe verdachte zich handhaaft in situaties als hij voor zijn gevoel wordt tegengewerkt en niet aan zijn verwachtingen dan wel eisen kan worden voldaan. Op basis van het ontbreken van een psychische dan wel persoonlijkheidsproblematiek kan er niet ingezet worden op een behandeling. Verdachte staat daar ook niet voor open. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.​​​​​​​ Omdat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht het risico te beperken of het gedrag te veranderen, wordt geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Een taakstraf word niet geadviseerd, nu eerdere werkstraffen niet goed zijn verlopen en verdachte zich daarbij zeer grensoverschrijdend heeft opgesteld in het contact met de reclassering.
De reclassering adviseert een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel op grond van
artikel 38v Sr. Verdachte moet zich dan gedurende drie jaren onthouden van - direct of indirect - contact met de aangevers. Ook wordt de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel geadviseerd. Tot slot wordt ook een locatieverbod voor [plaats 1] geadviseerd.
De strafoplegging
Gelet op de eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten zou in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de orde zijn. Verdachte heeft immers de grenzen van het acceptabele ver overschreden, terwijl hij weet dat hij al een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen en daarvan nog de proeftijd loopt. De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte, gelet op zijn uitlatingen en houding op zitting, nog steeds niet in staat is zich enige voorstelling te maken van de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Toch zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, deels gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte. De kans bestaat dat verdachte bij een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn woning zal kwijtraken. Daarbij betrekt de rechtbank ook de overschrijding van de redelijke termijn en het van toepassing zijn van artikel 63 Sr.
De rechtbank is wel van oordeel dat er een substantiële voorwaardelijke gevangenisstraf moet volgen als stok achter de deur. Verdachte moet beseffen dat hem nu een allerlaatste kans geboden wordt. Een kans om te stoppen met het lastigvallen van aangeefster [slachtoffer 1] en de [familie] . Gaat verdachte toch weer in de fout, dan zal daar een zware gevangenisstraf tegenover staan. De straf is nu dus niet primair gericht op repressie maar op het voorkomen van recidive.
Alles afwegende zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de in voorarrest doorgebrachte tijd. Ook zal de rechtbank een proeftijd van drie jaren opleggen in plaats van de gevorderde twee jaren. De rechtbank kiest voor een langere proeftijd, omdat zij hierin een sterkere prikkel ziet voor verdachte om zich gedurende die langere periode aan de wet te houden.
Vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38v Sr)
Daarnaast zal de rechtbank, gelet op de meerdere periodes waarin de belagingen, bedreigingen en de smaad zich hebben afgespeeld en de hardnekkigheid van verdachte, een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen. Deze maatregel houdt in dat verdachte gedurende vijf jaar op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt, zoekt of heeft met aangeefster [slachtoffer 1] en aangever [slachtoffer 6] , zijn echtgenote en hun dochter.
Ook dient verdachte zich te houden aan het locatieverbod, in die zin dat hij gedurende vijf jaar niet in [plaats 1] mag komen. Iedere overtreding van dit contact- en/of locatieverbod levert twee weken vervangende hechtenis op tot een maximum van zes maanden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal tevens bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Gelet op het hiervoor beschreven gedrag van verdachte moet er naar het oordeel van de rechtbank immers ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen naar aangeefster [slachtoffer 1] , aangever [slachtoffer 6] , zijn echtgenote en hun dochter.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie vordert dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Breda d.d. 5 oktober 2021 ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging verzoekt primair de vordering af te wijzen, nu vrijspraak is bepleit ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. Subsidiair verzoekt de verdediging de proeftijd te verlengen in verband met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank acht het evenwel niet passend de hele vordering toe te wijzen. Dit in verband met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorkomen moet worden dat verdachte zijn woning kwijt raakt. Dit is niet in het belang van verdachte, maar ook niet in het belang van de maatschappij. Daarom zal de rechtbank de vordering voor de duur van één maand toewijzen en voor het overige afwijzen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 57, 63, 261, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder parketnummer 02-296288-23 ten laste gelegde feit 2 en van het onder parketnummer 02-103406-23 ten laste gelegde feit 2, primair;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02-296288-23:
feit 1:belaging;
feit3:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
parketnummer 02-103406-23:
feit 1:belaging;
feit 2 subsidiair:smaadschrift;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 296 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
vijf jaren zich niet zal ophouden in [plaats 1];
- legt op de maatregel dat verdachte
voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze
-
- direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:[slachtoffer 1], geboren [geboortedag 2] 1952 in [geboorteplaats 2] ,
[slachtoffer 4], geboren op [geboortedag 3] 1960 in [geboorteplaats 3] ,
[slachtoffer 5], geboren op [geboortedag 4] 1966 in [geboorteplaats 2] , en
[slachtoffer 6], geboren op [geboortedag 5] 1995 in [geboorteplaats 2] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraag
twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaanmet een totale duur van ten hoogste
zes maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat van de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, die bij vonnis van 5 oktober 2021 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-019086-20, een gedeelte
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
één maand gevangenisstraf;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige af;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, mr. M. Pellikaan en
mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 augustus 2025.