4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 2
Verdachte wordt kort gezegd verweten in de periode van 1 februari 2022 tot en met 7 juli 2022 valsheid in geschrifte te hebben gepleegd bij het aankopen van een Mercedes A35 AMG.
Uit de bewijsmiddelen maakt de rechtbank op dat ten behoeve van de aanschaf van een Mercedes A35 AMG een factuur is opgesteld.
Van valsheid in geschrift kan sprake zijn als het gaat om een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen en dat geschrift opzettelijk valselijk is opgemaakt of vervalst, met het oogmerk het als echt en onvervalst te (doen) gebruiken .De valsheid van de factuur zou volgens het Openbaar Ministerie moeten blijken uit de volgende punten die onjuist zijn opgenomen in de factuur: de naam van de koper, het betaalde bedrag en de staat van het voertuig. De rechtbank overweegt met betrekking tot deze verschillende posten als volgt.
De staat van het voertuig
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op de aankoopfactuur met de datum 7 juli 2022 stond vermeld dat de Mercedes-Benz waterschade had en een defect motorblok (waardoor deze niet “zou lopen”). Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de inhoud van de factuur inderdaad niet klopte ten aanzien van de aard van het voertuig, maar dat dit in overeenstemming met de koper was weergegeven vanwege “conformiteitseisen’’ en het kunnen uitsluiten van elke aansprakelijkheid. De rechtbank kan op basis van het dossier niet uitsluiten dat het anders is gegaan dan zoals op dit punt door [medeverdachte 2] is verklaard, waarmee bewijs ontbreekt voor het vereiste oogmerk om iemand te misleiden. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Het betaalde bedrag
[medeverdachte 2] heeft in het kader van het onderzoek een inkoopverklaring en een aankoop-factuur overgelegd aan de politie. De inkoopverklaring vermeldde een inkoopbedrag van € 18.500,- en de verkoopverklaring/aankoopfactuur een bedrag van € 19.500,-. Dit komt ook overeen met het door [medeverdachte 2] overlegde kasboek. Deze verkoopprijs is aanzienlijk lager dan de door [medeverdachte 2] geadverteerde prijs van € 47.950,-. Volgens [medeverdachte 2] was dit de vraagprijs zonder schade en na reparatie van de auto. Die prijs is aanzienlijk naar beneden bijgesteld omdat de auto uiteindelijk in de huidige staat, en dus zonder reparatie vooraf, werd gekocht. Op basis van het dossier is niet vast te stellen hoeveel er daadwerkelijk voor de auto is betaald, zodat partiële vrijspraak dient te volgen voor dit onderdeel van de tenlastelegging.
De naam van de koper
Op de aankoopfactuur met de datum 9 februari 2022 staat de naam [naam 6] , de vader van verdachte, vermeld. Verdachte heeft aangegeven dat hijzelf geen betrokkenheid had bij de koop van deze Mercedes. Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank echter dat verdachte hier wel degelijk bij betrokken was. Uit de telefoongegevens van de iPhone 11 die onder verdachte in beslag is genomen, volgt dat er via WhatsApp op 2 februari 2022 met het bedrijf van [medeverdachte 2] gesproken werd over het doen van een aanbetaling. Een dag later wordt er een foto doorgestuurd met de tekst “tijd aankomst” waarbij de afstand van 326 km overeenkomt tussen die van de woonplaats van verdachte en het adres van [bedrijf 1] . Vervolgens wordt er op 4 februari 2022 gevraagd of “de auto niet wat sneller klaar kan zijn dan 1.5 week”. Op 7 februari 2022 stuurt verdachte een foto van zijn rijbewijs naar [medeverdachte 2] . Verder wordt er op de Samsung telefoon van de vader van verdachte een video aangetroffen gedateerd 10 februari 2022 waarop verdachte te zien is bij voornoemde auto en zijn vader tegen hem zegt: “gefeliciteerd, Habibi, je verdient het". Ten slotte wordt er een e-mail aangetroffen, gericht aan het e-mailadres van verdachte over een afspraak bij een Mercedesgarage op 18 februari 2022, alsmede meerdere e-mail-berichten gericht aan [verdachte] waaruit het gebruik van de auto blijkt.
De verklaring die verdachte heeft afgelegd dat hij helemaal niets met de koop van de Mercedes te maken heeft gehad, acht de rechtbank op basis van voornoemde bewijsmiddelen volstrekt ongeloofwaardig. Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat verdachte de feitelijk gebruiker is geweest van de auto en de facto ook eigenaar was. Dat maakt dat het onderdeel ‘naam van de koper’ op de factuur niet overeenkomstig de werkelijkheid is ingevuld. Hierbij is sprake geweest van een oogmerk tot misleiding, nu de factuur is opgemaakt om te verhullen wie de werkelijke eigenaar van de Mercedes is en wat de herkomst was van het geld waarmee de Mercedes is gekocht.
Gelet op de verklaring van de vader van verdachte, die net als verdachte ontkent dat verdachte bij de aankoop van de Mercedes betrokken was, kan het niet anders dan dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn vader bij het valselijk opmaken van de factuur.
De rechtbank acht het medeplegen van valsheid in geschrifte op dit onderdeel wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 3 en 4
De aan verdachte verweten diefstal met een valse sleutel en de computervredebreuk vinden hun oorsprong in een bankhelpdeskfraude die aan deze strafbare feiten vooraf is gegaan. Met betrekking tot de modus operandi overweegt de rechtbank als volgt.
Vanaf het tweede kwartaal 2020 tot begin 2021 is bij de politie een aantal keer aangifte gedaan van soortgelijke gevallen van oplichting, computervredebreuk en diefstal. Uit de aangiftes volgt dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om de slachtoffers hun bankpassen en pincodes afhandig te maken en daarmee vervolgens geld op te nemen en/of aankopen te doen: de slachtoffers werden gebeld door iemand die zich voordeed als een medewerker van een bank met een verhaal over een verdachte transactie of een ander probleem met de bankrekening van het slachtoffer. In meerdere gevallen werden de slachtoffers overtuigd om geldbedragen over te schrijven van hun spaarrekeningen naar lopende rekeningen en die bedragen door te boeken naar wat door de bankmedewerker een “kluisrekening” of “depositorekening” werd genoemd. Deze rekening was in feite een rekening van een money mule, die via een promotiefilmpje van een influencer op Snapchat in contact kwamen met Snapchat accounts als “ [gebruikersnaam 2] ”, “ [gebruikersnaam 3] ” of “ [gebruikersnaam 4] ”. [medeverdachte 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij verantwoordelijk was voor voornoemde accounts. In een promofilmpje van een influencer op Snapchat werd gevraagd wie zijn bankrekening beschikbaar wil stellen in ruil voor een riante vergoeding. Geïnteresseerden kwamen in gesprek met voornoemde accounts en kregen vervolgens een pitch te zien, waarbij hen duidelijk werd gemaakt dat zij 25 tot 40% kregen van het bedrag dat overgemaakt zou worden naar zijn of haar rekening. Vaak kregen ze echter helemaal niets of verloren zij ook hun eigen spaargeld. Op voornoemde wijze kreeg uiteindelijk een loopjongen/pinner de beschikking over de pinpas en de inloggegevens van deze money mules. De loopjongens/pinners haalden na een seintje van een ander groepslid direct het geld uit de muur met de bankpas. Met de op die manier afhandig gemaakte bankpassen en pincodes werden er vervolgens in rap tempo grote geldbedragen gepind en goederen aangeschaft. Tegen de tijd dat de slachtoffers erachter kwamen dat er iets niet in orde was, was het leed al geschied.
Medeplegen
Bij deze vorm van oplichting gaat de rechtbank ervan uit dat er een zekere vorm van organisatie noodzakelijk is waarbij verschillende mensen betrokken zijn en eenieder een bepaalde rol vervult. De in het kader van deze oplichting te verrichten handelingen duiden op een gezamenlijk en vooropgezet plan. Het bellen en op andere wijze communiceren met de slachtoffers en het ophalen van bankpassen zijn handelingen die planning en afstemming vereisen. Dat geldt ook voor het kunnen beschikken over bankrekeningen en bankpassen van money mules en het klaar hebben staan van mensen die met die bankpassen geldbedragen gaan opnemen. Vanaf het moment dat er contact wordt gelegd met de slachtoffers, is snelheid geboden. De daaropvolgende handelingen, te weten het toegang krijgen tot de bankrekeningen, het overboeken van geldbedragen van hun rekening naar de bankrekeningen van money mules en het met de bankpassen opnemen van de overgeboekte geldbedragen (en/of zorgen dat anderen dat doen), moeten immers worden verricht voordat de frauduleuze overboekingen worden ontdekt en de betreffende geldbedragen kunnen worden teruggestort en/of de betreffende bankrekeningen kunnen worden geblokkeerd. Ook het wegsluizen van het geld, onder andere door middel van computervredebreuk, is daarmee een onlosmakelijke schakel in het geheel, waarvoor een nauwe en bewuste samenwerking is vereist.
Van het betalen en aanvragen van promofilmpjes door influencers tot degene die uiteindelijk het geld pint, al deze handelingen kunnen niet los van elkaar worden gezien. Uit de zich in het dossier bevindende foto’s, video’s en de aangetroffen (screenshots van) appberichten blijkt dat deze planning, samenwerking en afstemming ook daadwerkelijk plaatsvonden.
[gebruikersnaam 1]
Verdachte wordt ten laste gelegd dat hij betrokken is geweest bij de diefstal met valse sleutel en computervredebreuk die zijn omschreven in de zaaksdossiers 4A, 4B en 5. In deze zaken komt het Snapchataccount [gebruikersnaam 1] voor in relatie tot [medeverdachte 1] . De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte de gebruiker van dit account is. Zij overweegt in dat kader als volgt.
[voornaam 2] betreft de voornaam van verdachte en [nummer] komt overeen met het netnummer van zijn woonplaats, te weten [woonplaats] . De zus van verdachte heeft bij de politie ook daadwer-kelijk verklaard dat de accountnaam [gebruikersnaam 1] van verdachte is. Verder is gebleken dat aan de telefoon van verdachte die in het kader van onderzoek DKW in beslag is genomen, het Snapchataccount [gebruikersnaam 1] gekoppeld was. Bij de accountgegevens stond het [e-mailadres] vermeld. Ook zijn in die telefoon e-mailberichten aangetroffen waaruit volgt dat er vanaf deze telefoon ingelogd moet zijn op het Snapchataccount [gebruikersnaam 1] . In de telefoon van verdachte bleek verder dat het telefoonnummer van [medeverdachte 1] als contact was opgeslagen onder de naam “ [voornaam 1] ”. Ten slotte stelt de rechtbank vast dat aan dit account de weergavenaam ‘ [voornaam 2] ’ met daarbij een emoji van een bankpas en twee hartjes, was gekoppeld. Voor deze vaststelling verwijst de rechtbank naar een screen-shot op de onder [medeverdachte 1] in beslag genomen iPhone 12, waarop een foto is te zien van verdachte die zojuist was geslaagd voor zijn rijexamen. Deze foto was gedeeld op Snapchat door de gebruiker met de hiervoor beschreven weergavenaam ‘ [voornaam 2] ’ en de emoji van een bankpas en twee hartjes.
Tegenover dit alles staat enkel de ontkennende verklaring van verdachte dat hij niet betrokken is bij dit Snapchataccount. De rechtbank schuift deze verklaring als niet aannemelijk terzijde en trekt de conclusie dat verdachte degene is die verantwoordelijk is voor en gebruik maakt van het Snapchataccount “ [gebruikersnaam 1] ”.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat, waar in een zaaksdossier berichten worden gestuurd van of naar een Snapchataccount met accountnaam [gebruikersnaam 1] of weergavenaam [voornaam 2] , met de emoji van een bankpas en twee hartjes, dat dit verdachte betreft.
Wederrechtelijkheid computervredebreuk
De verdediging heeft aangevoerd dat van een wederrechtelijke inbreuk op de bankomgeving van [naam 2] , [naam 4] en [naam 3] geen sprake kan zijn nu zij uit eigener beweging contact hebben gehad met het account van [gebruikersnaam 2] , beheerd door [medeverdachte 1] met als doel om geld te verdienen.
De rechtbank stelt vast dat voornoemde personen weliswaar hun inloggevens hebben verschaft, maar dat hen nimmer toestemming is gevraagd voor het daadwerkelijk inloggen in hun bankieromgeving, laat staan voor handelingen gericht op criminele activiteiten. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 1] deze gegevens heeft doorgestuurd naar [verdachte] , die vervolgens op de rekeningen heeft ingelogd. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer omtrent het ontbreken van de wederrechtelijkheid en acht gelet de bewijsmiddelen en overwegingen voldoende gebleken dat verdachte wederrechtelijk heeft gehandeld.
Betrokkenheid verdachte
Verdachte geeft geen verklaring die het hierna te noemen belastende materiaal tegen hem kan ontzenuwen. De rechtbank begrijpt de berichten via Snapchat dan ook als dat er sprake is van betrokkenheid bij de feiten waar het ziet op computervredebreuk en diefstal door middel van een valse sleutel.
Op basis van de bewijsmiddelen uit het dossier stelt de rechtbank het volgende vast:
Zaak 4A [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] B.V. en/of [benadeelde 3] B.V.
Op 5 december 2020 werden [benadeelde 2] B.V en [benadeelde 3] voor een bedrag van € 47.809,87 opgelicht volgens voornoemde modus operandi. Een vrouw die zich voordeed als bankmedewerkster gaf aan dat er vanuit Ghana was geprobeerd om geld van de zakelijke rekening af te schrijven. [benadeelde 1] heeft vervolgens op aanraden van de nepbankmede-werkster voornoemd bedrag overgemaakt vanaf zijn twee zakelijke [bank 3] -bankrekeningen ( [benadeelde 2] B.V. en [benadeelde 3] B.V.) naar vijf bankrekeningen, waaronder [rekeningnummer 1] t.n.v. [naam 2] .
Naar aanleiding van deze oplichting heeft de [bank 1] een onderzoek ingesteld en heeft in dat kader contact gehad met [naam 2] . [naam 2] gaf aan dat hij via Snapchat in contact is gekomen met een persoon die zich “ [gebruikersnaam 2] ” noemde. [medeverdachte 1] , die voor deze oplichting reeds is veroordeeld door de rechtbank Den Haag, heeft verklaard dat hij verantwoordelijk was voor dit account. [naam 2] kreeg de pitch te zien en zou 45% van het bedrag wat op zijn rekening gestort zou worden voor zichzelf mogen houden.
Op 5 december 2020 om 17.45 uur werd vanaf de rekening van [benadeelde 2] B.V. € 9.801,33 overgeboekt naar de rekening van [naam 2] . Om 18.04 uur diezelfde dag werd vanaf de rekening van [naam 2] € 9.799,- doorgeboekt naar een andere rekening van [naam 2] . Vanaf die rekening werd vervolgens tussen 18.13 uur en 18.17 uur het hele bedrag in vier pintransacties opgenomen bij een geldautomaat te Arnhem. Uit de inloggegevens op de bankrekening van [naam 2] is gebleken dat er op 6 december 2020 om 01.05 uur en om 01.14 uur werd ingelogd vanaf het IP adres dat was gekoppeld aan het adres van [medeverdachte 3] .
In de iPhone 12 van [medeverdachte 1] zijn op 5 december 2020 screenshots aangemaakt waarin een Snapchatgesprek te zien is met een gebruiker met de weergavenaam ‘ [voornaam 2] ’, gevolgd door een emoji van een bankpas en twee hartjes, waarvan hiervoor reeds is vastgesteld dat dit account aan verdachte toebehoorde. Op die screenshots is een afbeelding te zien waarop een bijschrijving is te zien van € 9.801,33 van [benadeelde 2] B.V. Daarnaast is er met de telefoon van [medeverdachte 1] op 6 december 2020 een videobestand aangemaakt waarin de bankomgeving van [naam 2] te zien was. Uiteindelijk is een bedrag van € 9.700,- euro contant opgenomen bij een geldautomaat te Rotterdam.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van computervredebreuk, waarbij is ingelogd op de bankomgeving van [naam 2] (feit 3), alsmede het medeplegen van diefstal met een valse sleutel t.a.v. [benadeelde 1] en de aan hem gekoppelde bedrijven ten bedrage van € 9.700,- (feit 4). Voor het overige bedrag ( € 90,-) zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken nu er op basis van het dossier geen aanwijzing is dat een hoger bedrag is weggenomen.
Zaak 4B [benadeelde 4] BV en/of [benadeelde 5] en/of Vereniging van Eigenaren [benadeelde 6] en/of Stichting [benadeelde 7]
Op 5 december 2020 valt ook [benadeelde 5] ten prooi aan fraudeurs. Hij maakt conform voornoemde modus operandi € 282.055,53 over naar diverse bankrekeningen. Dit is gebeurd vanaf drie rekeningen, namelijk:
[rekeningnummer 2] t.n.v. Ver. Eigenaren [benadeelde 6]
[rekeningnummer 3] t.n.v. St. [benadeelde 7]
[rekeningnummer 4] t.n.v. [benadeelde 4] B.V.
Vanuit de bank is met uitzondering van € 300,- alles teruggestort, wat neerkomt op een totaal schadebedrag van € 281.700,00.
Een van de tegenrekeningen betrof [rekeningnummer 5] t.n.v. [naam 4] . Hier werd op 5 december 2020 om 18:24 uur € 9.713,00 bijgeschreven vanaf [rekeningnummer 2] , waarvan tussen 18:26 en 18:30 uur € 9.700,00 contant werd opgenomen bij een pinautomaat te Rotterdam. Enige tijd voor deze pintransacties stuurde [medeverdachte 1] een foto van de bankpas en de vermoedelijke inloggegevens van [naam 4] naar verdachte. Ook wordt er een afbeelding gestuurd waaruit blijkt dat een pinlimiet is verhoogd tot € 10.000,-. Kort daarna volgt een bericht van verdachte waarin hij zegt dat “het klaar is” en dat “iedereen bankoe krijgt”.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van computervredebreuk, waarbij is ingelogd op de bankomgeving van [naam 4] (feit 3), alsmede het medeplegen van diefstal met een valse sleutel t.a.v. [benadeelde 5] en de betreffende rechtspersonen (feit 4).
Zaak 5 [benadeelde 8]
Op 22 januari 2021 is [benadeelde 8] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude. Na een telefoontje van een nepbankmedewerker van de [bank 2] , maakte zij diezelfde dag € 3.500,- over naar een “kluisrekening”. Deze bleek in feite de rekening van money mule [naam 3] . Reeds eerder had zij een foto van haar bankpas en haar inloggegevens verstrekt aan het Snapchataccount “ [gebruikersnaam 5] ”, wat door [medeverdachte 1] werd gebruikt. [naam 3] heeft verklaard dat zij dit bedrag bij verschillende pinautomaten contant heeft opgenomen. Zij heeft vervolgens dit geld afgestaan aan iemand die zich voordeed als de broer van “ [naam 5] ”. Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat [medeverdachte 1] de inloggegevens van [naam 3] heeft doorgestuurd naar verdachte, alsmede een foto van haar bankpas. Verdachte reageerde hierop met: ““Betaalfunctie geblokkeerd, Dood", vermoedelijk om aan te geven dat er problemen waren met de rekening of de [bank 1] App van [naam 3] .
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van computervredebreuk, waarbij is ingelogd op de bankomgeving van [naam 3] (feit 3), alsmede het medeplegen van diefstal met een valse sleutel t.a.v. [benadeelde 8] ten bedrage van € 3.500,- (feit 4).
Feit 1
Verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij zich in de periode 1 maart 2020 tot en met 14 juni 2022 heeft schuldig gemaakt aan witwassen.
Dit verwijt ziet op de betrokkenheid van verdachte bij de hiervoor genoemde oplichtingen en de computervredebreuk in de bankomgevingen van de money mules. Daarnaast heeft of had verdachte grote sommen contant geld en waardevolle goederen die op geen enkele manier passen bij zijn inkomen en waarvan de herkomst anderszins vermoedelijk afkomstig is van strafbare feiten.
Een of meer (contante) geldbedrag(en) ter hoogte van (in totaal ongeveer) € 280. 050 ,-
Als eerste witwasvoorwerp is in de tenlastelegging opgenomen een of meer (contante) geldbedrag(en) ter hoogte van (in totaal ongeveer) € 280. 050 ,-. Hiervoor is onder feit 3 en 4 reeds vastgesteld dat de diefstal met een valse sleutel en de computervredebreuk voortkomen uit bankhelpdeskfraude. Verdachte wordt schuldig bevonden aan het medeplegen van deze computervredebreuk en diefstal door middel van een valse sleutel. Verdachte heeft de geldbedragen die zijn buitgemaakt bij de bankhelpdeskfraude daarmee samen met zijn mededaders voorhanden gehad en heeft hiermee ook handelingen verricht die een verhullende aard hebben: de verkregen gelden zijn doorgesluisd naar bankrekeningen van money mules en vervolgens omgezet in contant geld. Op deze manier werd het zicht op deze gelden bemoeilijkt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte als medepleger van het ten laste gelegde witwassen van dit totale geldbedrag kan worden aangemerkt.
De vraag die de rechtbank ten aanzien van de overige in de tenlastelegging genoemde geldbedragen en voorwerpen moet beantwoorden, is of verdachte zich - al dan niet met anderen - schuldig heeft gemaakt aan witwassen van deze geldbedragen en voorwerpen.
Voor de in de tenlastelegging onder gedachtestreepje 2 tot en met 8 genoemde witwasvoorwerpen kan geen direct verband worden gelegd tussen enerzijds een bepaald misdrijf en anderzijds de aangetroffen witwasvoorwerpen. Dat betekent dat er geen gronddelict bekend is.
De rechtbank zal daarom gebruikmaken van het toetsingskader uit het 6 stappen-arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 januari 2023 (ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481). Hieruit volgt dat het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ pas bewezen kan worden verklaard indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Allereerst moet worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van zodanige aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dit het geval is, dan mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de goederen. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren. Zodra de verklaring van verdachte voldoende tegenwicht biedt, is het aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal dienen te blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
De rechtbank overweegt dat er sprake is van een vermoeden van witwassen. Verdachte heeft grote geldbedragen en waardevolle voorwerpen voorhanden gehad, terwijl deze niet kunnen worden verklaard door het bekende legale inkomen van verdachte. Bovendien wordt verdachte in verband gebracht met de betrokkenheid bij verschillende vormen van fraude. Het voorgaande rechtvaardigt zonder meer een vermoeden van witwassen, zodat het aan verdachte is een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven voor de herkomst van de hierna te noemen geldbedragen en voorwerpen.
Contante stortingen op de [bank 4] bankrekening ten name van [naam 1] en USD 277.567,86 op een Binance account op naam van [naam 1]
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de [bankrekening bank 4] ten name van [naam 1] door verdachte werd gebruikt, zoals hij ook ter zitting heeft verklaard. Daar-naast was aan deze bankrekening een Binance account gekoppeld, met [User ID] op naam van [naam 1] . Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij ook de feitelijke gebruiker was van dit account. Op de [bankrekening bank 4] is in 2020 en 2021 door 48 stortingen in totaal € 53.342,80 gestort. Ook werden op deze bankrekening gelden afkomstig van Binance waargenomen. Uit onderzoek naar het Binance account bleek dat er in een periode van acht maanden cryptocurrency was gestort met een tegenwaarde van in totaal USD 277.567,86. Nu verdachte de gebruiker was van de [bank 4] bankrekening en het Binance account, heeft hij de hiervoor vermelde gelden voorhanden gehad.
Personenauto: Mercedes Benz met [kenteken]
Zoals hiervoor overwogen onder feit 2, stelt de rechtbank vast dat verdachte dit voertuig heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
Exclusieve schoenen en kleding met een geschatte nieuwwaarde van € 47.051,60
Op de kleding en schoenen werd tijdens de doorzoeking op 22 maart 2022 beslag gelegd. Op 25 maart 2022 heeft verdachte verklaard eigenaar te zijn van diverse in beslag genomen goederen. Hij heeft deze kleding en schoenen dus voorhanden gehad.
Contant geld € 5.900,-
Dit geld werd tijdens de doorzoeking op 22 maart 2022 aangetroffen in een kluis in de woning aan [woonadres] . Door verdachte is verklaard dat hij niet weet van wie het geld is, maar dat hij vermoedt dat het van zijn moeder is nu zij op het bewuste adres woont. De rechtbank kan niet in voldoende mate vaststellen dat verdachte dit geldbedrag voorhanden heeft gehad, zodat verdachte voor het deel van de tenlastelegging dat ziet op dit contante geldbedrag zal worden vrijgesproken.
Rolex horloge ter waarde van € 14.800,-
Op 15 april 2022 werd conservatoir beslag gelegd onder [B.V.] . Het Rolex horloge is beleend voor € 10.000,- en verdachte heeft op 17 maart 2022 deze waarde contant uitbetaald gekregen. Uit gegevens gevorderd bij [juwelier] blijkt dat verdachte het Rolex horloge op 19 augustus 2021 heeft gekocht voor € 14.800,-. Verdachte heeft het Rolex horloge dan ook voorhanden gehad.
Verklaringen van verdachte
Door verdachte is ter zitting verklaard dat hij geld heeft verdiend door het uitcashen van crypto en de inkoop en verkoop van designerkleding. Ook was verdachte vanaf 1 oktober 2021 eigenaar van een supermarkt waaruit hij inkomsten genoot. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij destijds per maand een paar duizend euro verdiende vanuit zijn supermarkt.
Uit gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat verdachte van 4 juni 2018 tot en met 17 december 2019 eigenaar is geweest van [bedrijf 2] . Met deze onderneming heeft verdachte geen geld verdiend. Per 1 oktober 2021 is hij de eigenaar van [bedrijf 3] . In het tijdvak oktober 2021 tot december 2021 had de supermarkt een totaal jaaromzet van € 72.711,-, met een uitgekeerd brutoloon van 383 euro in december 2021 en 564 euro in januari 2022. De stelling van verdachte dat hij duizenden euro’s per maand verdiende met de supermarkt, vindt geen steun in de financiële gegevens en is ook overigens niet nader onderbouwd of te verifiëren.
De verklaring van verdachte dat hij geld heeft verdiend door crypto cashouts en handel in designerkleding is door verdachte onvoldoende onderbouwd en is volstrekt niet verifieerbaar. Er is geen administratie waaruit blijkt dat hij hiermee geld heeft verdiend en er is hierover in ieder geval geen belasting betaald. Bovendien zegt de handel in kleding niets over de legale herkomst van de kleding. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte over de herkomst van de geldbedragen en voorwerpen niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen en dat het niet anders kan dan dat deze bedragen en voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist.
Medeplegen van witwassen
Op basis van het dossier staat vast dat verdachte zelf de contante gelden die afkomstig zijn uit strafbare feiten heeft omgezet in luxe goederen, zoals een auto, exclusieve kleding en/of schoenen, voor eigen gebruik. Ook maakte hij alleen gebruik van een bankrekening bij de [bank 4] en een Binance account op naam van [naam 1] . Daarnaast heeft verdachte in samenwerking met zijn vader geld witgewassen door middel van de aanschaf van een Mercedes-Benz. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen en medeplegen van witwassen.
Gewoontewitwassen
Gezien de duur en de aard van het witwassen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt.