ECLI:NL:RBZWB:2025:510

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
02-057298-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bankhelpdeskfraude, witwassen, valsheid in geschrifte en diefstal door middel van valse sleutel

Op 31 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder bankhelpdeskfraude, witwassen, valsheid in geschrifte en diefstal door middel van valse sleutel. De zaak werd inhoudelijk behandeld op zittingen op 18 en 22 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij een gestructureerde oplichtingspraktijk waarbij slachtoffers werden misleid door zich voor te doen als bankmedewerkers. De verdachte werd beschuldigd van het witwassen van grote geldbedragen en het verwerven van luxe goederen, waaronder een Mercedes-Benz, met geld dat afkomstig was van deze oplichtingen. De rechtbank achtte de bewijsvoering overtuigend en legde de verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder twee banken die schade hadden geleden door de gepleegde fraude.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-057298-22
vonnis van de meervoudige kamer van 31 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 november 2024 en 22 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting zijn ook de vorderingen van de benadeelde partijen behandeld. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 31 januari 2025.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering en als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte (samen met anderen):
feit 1: meerdere geldbedragen en spullen heeft witgewassen;
feit 2: valsheid in geschrifte heeft gepleegd bij het aankopen van een Mercedes A35 AMG;
feit 3: computervredebreuk heeft gepleegd op de servers van de [bank 1] en de [bank 2] ;
feit 4: geldbedragen heeft gestolen met door oplichting verkregen bankpassen, subsidiair ten laste gelegd als oplichting.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1:
De officier van justitie acht op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte contante gelden en goederen, afkomstig van misdrijven heeft witgewassen. Het gaat om forse contante geldbedragen, waarmee onder meer Bitcoins, een Mercedes met [kenteken] , exclusieve kleding ter waarde van ruim € 45.000,- en een Rolex horloge met een waarde van € 14.800,- zijn aangeschaft. Verdachte beschikte echter niet over legale inkomsten die dergelijk bezit en geldstromen kunnen verklaren.
Feit 2:
Op basis van de bewijsmiddelen acht de officier van justitie de ten laste gelegde valsheid in geschrifte wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft actief meegewerkt aan een onlogische constructie om een Mercedes A35 AMG aan te schaffen voor een veel lager bedrag dan geadverteerd. Hij heeft zijn vader als koper op de factuur doen opnemen, maar uit alles blijkt dat hij de feitelijke gebruiker was van de auto. Voor het opzetten van deze constructie heeft hij bewust en nauw samengewerkt met zijn vader.
Feiten 3 en 4:
De officier van justitie acht het medeplegen van computervredebreuk en het medeplegen van diefstal door middel van een valse sleutel wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er ten aanzien van de zaakdossiers 4A, 4B en 5 contact is geweest tussen [medeverdachte 1] en een persoon die zich [gebruikersnaam 1] noemt. De politie heeft onderzoek verricht naar dit account en heeft geconcludeerd dat verdachte degene is die achter dit account zit. Uit de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat sprake was van berichtenverkeer tussen hem en verdachte waarbij berichten werden gestuurd als “Haal alles”, “Wraf, “Stuur loggie”. Daarbij zijn er ook foto’s van bankrekeningen en bankpassen gedeeld. Hieruit blijkt dat ook wederrechtelijk is ingelogd op de rekeningen van de money mules.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1:
De verdediging stelt zich ten aanzien van de onderdelen op de tenlastelegging op het volgende standpunt:
€ 280. 050 ,-- bankhelpdeskfraude
Verdachte heeft geen betrokkenheid gehad bij deze feiten. Mocht de rechtbank dit anders zien, dan merkt de verdediging op dat er slechts voor een totaalbedrag van € 22.990,- is weggenomen, hetgeen sterk afwijkt van de € 280. 050 ,- die op de tenlastelegging staat vermeld. De verdediging verzoekt subsidiair verdachte partieel vrij te spreken van het meerdere.
€ 53.342,80 contante stortingen op [bankrekening bank 4] [naam 1]
Er is zowel geld gestort als opgenomen van de rekening van [naam 1] . Mogelijk is er sprake van een dubbeltelling in het bedrag. Daarnaast is er geen bewijs dat verdachte de exclusieve gebruiker was van de rekening van [naam 1] . Het dossier biedt onvoldoende duidelijkheid over de omvang van het bedrag wat tot gevolg heeft dat verdachte hiervan (partieel) moet worden vrijgesproken.
$ 277.567,86 aan cryptocurrency op een Binance rekening van [naam 1]
Net als bij de bankrekening van [naam 1] zijn er naast stortingen ook onttrekkingen gedaan van deze rekening. Cryptocurrency kent een volatiel verloop van koersstijgingen en dalingen. Het is mogelijk dat je in een betrekkelijk korte periode met een bepaald bedrag veel winst kunt behalen. Het is dus niet ondenkbaar dat er met een relatief klein bedrag met een legale herkomst grote winsten zijn behaald.
De Mercedes Benz met [kenteken] en de luxe kleding
Ook ten aanzien van deze posten stelt de verdediging dat de criminele herkomst van deze geldposten onvoldoende is aangetoond zodat hiervoor vrijspraak dient te volgen.
Contant geldbedrag ad. € 5.900,-- aangetroffen aan de [straat]
Verdachte heeft aangegeven dat dit geld vermoedelijk van zijn moeder is nu zij op dit adres woont. De politie heeft verder ook geen onderzoek gedaan door bijvoorbeeld een verklaring van de moeder op te nemen. Een verzoek van de verdediging daartoe bij de rechter-commissaris is afgewezen. De verdediging heeft alles gedaan wat binnen haar mogelijkheid ligt om aan te tonen dat het geld niet aan verdachte toebehoort. Verdachte dient hiervoor (partieel) te worden vrijgesproken.
Rolex horloge ter waarde van € 14.800,--
Dit horloge van verdachte is verpand waar hij geld voor heeft gekregen. Los van het feit dat uit het dossier niet blijkt van enige criminele herkomst van dit horloge, bestaat ook hier een gevaar op een dubbeltelling.
Feit 2:
De verdediging stelt zich op het standpunt dat op basis van het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte samen zou hebben gewerkt met [medeverdachte 2] bij het opstellen van een valse factuur. Het is het bedrijf van [medeverdachte 2] , [bedrijf 1] , die de factuur heeft opgemaakt. Nu verdachte geen betrokkenheid heeft bij dit feit, dient hij hiervan te worden vrijgesproken.
Feit 3:
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen nu de money mules [naam 2] en [naam 3] zich welbewust hebben laten lenen om geld op hun rekening te laten storten. Beiden lijken medeplichtig te zijn aan de verweten oplichting. Zij zijn zeker geen slachtoffer. Van [naam 4] bevindt zich geen aangifte van diefstal of vermissing van zijn bankpas met pincode en/of inloggegevens in het dossier. Ook is er geen aangifte gedaan van computervredebreuk. Verdachte dient van dit feit te worden vrij-gesproken.
Feit 4:
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van een diefstal met valse sleutel. Het account ‘ [gebruikersnaam 1] ’ wordt volgens de verdediging ten onrechte toegeschreven aan verdachte. Dat verdachte de gebruiker is van dit account blijkt niet uit de bewijsmiddelen en verdachte ontkent uitdrukkelijk degene te zijn die achter dit account schuilgaat. De verdenking is op niets anders gebaseerd dan een gelijkenis in een weergavenaam. Dit is onvoldoende om te spreken van wettig en overtuigend bewijs en de verdediging verzoekt dan ook om verdachte van dit feit vrij te spreken. Dat geldt ook voor het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van oplichting.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 2
Verdachte wordt kort gezegd verweten in de periode van 1 februari 2022 tot en met 7 juli 2022 valsheid in geschrifte te hebben gepleegd bij het aankopen van een Mercedes A35 AMG.
Uit de bewijsmiddelen maakt de rechtbank op dat ten behoeve van de aanschaf van een Mercedes A35 AMG een factuur is opgesteld.
Van valsheid in geschrift kan sprake zijn als het gaat om een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen en dat geschrift opzettelijk valselijk is opgemaakt of vervalst, met het oogmerk het als echt en onvervalst te (doen) gebruiken .De valsheid van de factuur zou volgens het Openbaar Ministerie moeten blijken uit de volgende punten die onjuist zijn opgenomen in de factuur: de naam van de koper, het betaalde bedrag en de staat van het voertuig. De rechtbank overweegt met betrekking tot deze verschillende posten als volgt.
De staat van het voertuig
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op de aankoopfactuur met de datum 7 juli 2022 stond vermeld dat de Mercedes-Benz waterschade had en een defect motorblok (waardoor deze niet “zou lopen”). Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de inhoud van de factuur inderdaad niet klopte ten aanzien van de aard van het voertuig, maar dat dit in overeenstemming met de koper was weergegeven vanwege “conformiteitseisen’’ en het kunnen uitsluiten van elke aansprakelijkheid. De rechtbank kan op basis van het dossier niet uitsluiten dat het anders is gegaan dan zoals op dit punt door [medeverdachte 2] is verklaard, waarmee bewijs ontbreekt voor het vereiste oogmerk om iemand te misleiden. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Het betaalde bedrag
[medeverdachte 2] heeft in het kader van het onderzoek een inkoopverklaring en een aankoop-factuur overgelegd aan de politie. De inkoopverklaring vermeldde een inkoopbedrag van € 18.500,- en de verkoopverklaring/aankoopfactuur een bedrag van € 19.500,-. Dit komt ook overeen met het door [medeverdachte 2] overlegde kasboek. Deze verkoopprijs is aanzienlijk lager dan de door [medeverdachte 2] geadverteerde prijs van € 47.950,-. Volgens [medeverdachte 2] was dit de vraagprijs zonder schade en na reparatie van de auto. Die prijs is aanzienlijk naar beneden bijgesteld omdat de auto uiteindelijk in de huidige staat, en dus zonder reparatie vooraf, werd gekocht. Op basis van het dossier is niet vast te stellen hoeveel er daadwerkelijk voor de auto is betaald, zodat partiële vrijspraak dient te volgen voor dit onderdeel van de tenlastelegging.
De naam van de koper
Op de aankoopfactuur met de datum 9 februari 2022 staat de naam [naam 6] , de vader van verdachte, vermeld. Verdachte heeft aangegeven dat hijzelf geen betrokkenheid had bij de koop van deze Mercedes. Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank echter dat verdachte hier wel degelijk bij betrokken was. Uit de telefoongegevens van de iPhone 11 die onder verdachte in beslag is genomen, volgt dat er via WhatsApp op 2 februari 2022 met het bedrijf van [medeverdachte 2] gesproken werd over het doen van een aanbetaling. Een dag later wordt er een foto doorgestuurd met de tekst “tijd aankomst” waarbij de afstand van 326 km overeenkomt tussen die van de woonplaats van verdachte en het adres van [bedrijf 1] . Vervolgens wordt er op 4 februari 2022 gevraagd of “de auto niet wat sneller klaar kan zijn dan 1.5 week”. Op 7 februari 2022 stuurt verdachte een foto van zijn rijbewijs naar [medeverdachte 2] . Verder wordt er op de Samsung telefoon van de vader van verdachte een video aangetroffen gedateerd 10 februari 2022 waarop verdachte te zien is bij voornoemde auto en zijn vader tegen hem zegt: “gefeliciteerd, Habibi, je verdient het". Ten slotte wordt er een e-mail aangetroffen, gericht aan het e-mailadres van verdachte over een afspraak bij een Mercedesgarage op 18 februari 2022, alsmede meerdere e-mail-berichten gericht aan [verdachte] waaruit het gebruik van de auto blijkt.
De verklaring die verdachte heeft afgelegd dat hij helemaal niets met de koop van de Mercedes te maken heeft gehad, acht de rechtbank op basis van voornoemde bewijsmiddelen volstrekt ongeloofwaardig. Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat verdachte de feitelijk gebruiker is geweest van de auto en de facto ook eigenaar was. Dat maakt dat het onderdeel ‘naam van de koper’ op de factuur niet overeenkomstig de werkelijkheid is ingevuld. Hierbij is sprake geweest van een oogmerk tot misleiding, nu de factuur is opgemaakt om te verhullen wie de werkelijke eigenaar van de Mercedes is en wat de herkomst was van het geld waarmee de Mercedes is gekocht.
Gelet op de verklaring van de vader van verdachte, die net als verdachte ontkent dat verdachte bij de aankoop van de Mercedes betrokken was, kan het niet anders dan dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn vader bij het valselijk opmaken van de factuur.
De rechtbank acht het medeplegen van valsheid in geschrifte op dit onderdeel wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 3 en 4
De aan verdachte verweten diefstal met een valse sleutel en de computervredebreuk vinden hun oorsprong in een bankhelpdeskfraude die aan deze strafbare feiten vooraf is gegaan. Met betrekking tot de modus operandi overweegt de rechtbank als volgt.
Vanaf het tweede kwartaal 2020 tot begin 2021 is bij de politie een aantal keer aangifte gedaan van soortgelijke gevallen van oplichting, computervredebreuk en diefstal. Uit de aangiftes volgt dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om de slachtoffers hun bankpassen en pincodes afhandig te maken en daarmee vervolgens geld op te nemen en/of aankopen te doen: de slachtoffers werden gebeld door iemand die zich voordeed als een medewerker van een bank met een verhaal over een verdachte transactie of een ander probleem met de bankrekening van het slachtoffer. In meerdere gevallen werden de slachtoffers overtuigd om geldbedragen over te schrijven van hun spaarrekeningen naar lopende rekeningen en die bedragen door te boeken naar wat door de bankmedewerker een “kluisrekening” of “depositorekening” werd genoemd. Deze rekening was in feite een rekening van een money mule, die via een promotiefilmpje van een influencer op Snapchat in contact kwamen met Snapchat accounts als “ [gebruikersnaam 2] ”, “ [gebruikersnaam 3] ” of “ [gebruikersnaam 4] ”. [medeverdachte 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij verantwoordelijk was voor voornoemde accounts. In een promofilmpje van een influencer op Snapchat werd gevraagd wie zijn bankrekening beschikbaar wil stellen in ruil voor een riante vergoeding. Geïnteresseerden kwamen in gesprek met voornoemde accounts en kregen vervolgens een pitch te zien, waarbij hen duidelijk werd gemaakt dat zij 25 tot 40% kregen van het bedrag dat overgemaakt zou worden naar zijn of haar rekening. Vaak kregen ze echter helemaal niets of verloren zij ook hun eigen spaargeld. Op voornoemde wijze kreeg uiteindelijk een loopjongen/pinner de beschikking over de pinpas en de inloggegevens van deze money mules. De loopjongens/pinners haalden na een seintje van een ander groepslid direct het geld uit de muur met de bankpas. Met de op die manier afhandig gemaakte bankpassen en pincodes werden er vervolgens in rap tempo grote geldbedragen gepind en goederen aangeschaft. Tegen de tijd dat de slachtoffers erachter kwamen dat er iets niet in orde was, was het leed al geschied.
Medeplegen
Bij deze vorm van oplichting gaat de rechtbank ervan uit dat er een zekere vorm van organisatie noodzakelijk is waarbij verschillende mensen betrokken zijn en eenieder een bepaalde rol vervult. De in het kader van deze oplichting te verrichten handelingen duiden op een gezamenlijk en vooropgezet plan. Het bellen en op andere wijze communiceren met de slachtoffers en het ophalen van bankpassen zijn handelingen die planning en afstemming vereisen. Dat geldt ook voor het kunnen beschikken over bankrekeningen en bankpassen van money mules en het klaar hebben staan van mensen die met die bankpassen geldbedragen gaan opnemen. Vanaf het moment dat er contact wordt gelegd met de slachtoffers, is snelheid geboden. De daaropvolgende handelingen, te weten het toegang krijgen tot de bankrekeningen, het overboeken van geldbedragen van hun rekening naar de bankrekeningen van money mules en het met de bankpassen opnemen van de overgeboekte geldbedragen (en/of zorgen dat anderen dat doen), moeten immers worden verricht voordat de frauduleuze overboekingen worden ontdekt en de betreffende geldbedragen kunnen worden teruggestort en/of de betreffende bankrekeningen kunnen worden geblokkeerd. Ook het wegsluizen van het geld, onder andere door middel van computervredebreuk, is daarmee een onlosmakelijke schakel in het geheel, waarvoor een nauwe en bewuste samenwerking is vereist.
Van het betalen en aanvragen van promofilmpjes door influencers tot degene die uiteindelijk het geld pint, al deze handelingen kunnen niet los van elkaar worden gezien. Uit de zich in het dossier bevindende foto’s, video’s en de aangetroffen (screenshots van) appberichten blijkt dat deze planning, samenwerking en afstemming ook daadwerkelijk plaatsvonden.
[gebruikersnaam 1]
Verdachte wordt ten laste gelegd dat hij betrokken is geweest bij de diefstal met valse sleutel en computervredebreuk die zijn omschreven in de zaaksdossiers 4A, 4B en 5. In deze zaken komt het Snapchataccount [gebruikersnaam 1] voor in relatie tot [medeverdachte 1] . De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte de gebruiker van dit account is. Zij overweegt in dat kader als volgt.
[voornaam 2] betreft de voornaam van verdachte en [nummer] komt overeen met het netnummer van zijn woonplaats, te weten [woonplaats] . De zus van verdachte heeft bij de politie ook daadwer-kelijk verklaard dat de accountnaam [gebruikersnaam 1] van verdachte is. Verder is gebleken dat aan de telefoon van verdachte die in het kader van onderzoek DKW in beslag is genomen, het Snapchataccount [gebruikersnaam 1] gekoppeld was. Bij de accountgegevens stond het [e-mailadres] vermeld. Ook zijn in die telefoon e-mailberichten aangetroffen waaruit volgt dat er vanaf deze telefoon ingelogd moet zijn op het Snapchataccount [gebruikersnaam 1] . In de telefoon van verdachte bleek verder dat het telefoonnummer van [medeverdachte 1] als contact was opgeslagen onder de naam “ [voornaam 1] ”. Ten slotte stelt de rechtbank vast dat aan dit account de weergavenaam ‘ [voornaam 2] ’ met daarbij een emoji van een bankpas en twee hartjes, was gekoppeld. Voor deze vaststelling verwijst de rechtbank naar een screen-shot op de onder [medeverdachte 1] in beslag genomen iPhone 12, waarop een foto is te zien van verdachte die zojuist was geslaagd voor zijn rijexamen. Deze foto was gedeeld op Snapchat door de gebruiker met de hiervoor beschreven weergavenaam ‘ [voornaam 2] ’ en de emoji van een bankpas en twee hartjes.
Tegenover dit alles staat enkel de ontkennende verklaring van verdachte dat hij niet betrokken is bij dit Snapchataccount. De rechtbank schuift deze verklaring als niet aannemelijk terzijde en trekt de conclusie dat verdachte degene is die verantwoordelijk is voor en gebruik maakt van het Snapchataccount “ [gebruikersnaam 1] ”.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat, waar in een zaaksdossier berichten worden gestuurd van of naar een Snapchataccount met accountnaam [gebruikersnaam 1] of weergavenaam [voornaam 2] , met de emoji van een bankpas en twee hartjes, dat dit verdachte betreft.
Wederrechtelijkheid computervredebreuk
De verdediging heeft aangevoerd dat van een wederrechtelijke inbreuk op de bankomgeving van [naam 2] , [naam 4] en [naam 3] geen sprake kan zijn nu zij uit eigener beweging contact hebben gehad met het account van [gebruikersnaam 2] , beheerd door [medeverdachte 1] met als doel om geld te verdienen.
De rechtbank stelt vast dat voornoemde personen weliswaar hun inloggevens hebben verschaft, maar dat hen nimmer toestemming is gevraagd voor het daadwerkelijk inloggen in hun bankieromgeving, laat staan voor handelingen gericht op criminele activiteiten. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 1] deze gegevens heeft doorgestuurd naar [verdachte] , die vervolgens op de rekeningen heeft ingelogd. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer omtrent het ontbreken van de wederrechtelijkheid en acht gelet de bewijsmiddelen en overwegingen voldoende gebleken dat verdachte wederrechtelijk heeft gehandeld.
Betrokkenheid verdachte
Verdachte geeft geen verklaring die het hierna te noemen belastende materiaal tegen hem kan ontzenuwen. De rechtbank begrijpt de berichten via Snapchat dan ook als dat er sprake is van betrokkenheid bij de feiten waar het ziet op computervredebreuk en diefstal door middel van een valse sleutel.
Op basis van de bewijsmiddelen uit het dossier stelt de rechtbank het volgende vast:
Zaak 4A [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] B.V. en/of [benadeelde 3] B.V.
Op 5 december 2020 werden [benadeelde 2] B.V en [benadeelde 3] voor een bedrag van € 47.809,87 opgelicht volgens voornoemde modus operandi. Een vrouw die zich voordeed als bankmedewerkster gaf aan dat er vanuit Ghana was geprobeerd om geld van de zakelijke rekening af te schrijven. [benadeelde 1] heeft vervolgens op aanraden van de nepbankmede-werkster voornoemd bedrag overgemaakt vanaf zijn twee zakelijke [bank 3] -bankrekeningen ( [benadeelde 2] B.V. en [benadeelde 3] B.V.) naar vijf bankrekeningen, waaronder [rekeningnummer 1] t.n.v. [naam 2] .
Naar aanleiding van deze oplichting heeft de [bank 1] een onderzoek ingesteld en heeft in dat kader contact gehad met [naam 2] . [naam 2] gaf aan dat hij via Snapchat in contact is gekomen met een persoon die zich “ [gebruikersnaam 2] ” noemde. [medeverdachte 1] , die voor deze oplichting reeds is veroordeeld door de rechtbank Den Haag, heeft verklaard dat hij verantwoordelijk was voor dit account. [naam 2] kreeg de pitch te zien en zou 45% van het bedrag wat op zijn rekening gestort zou worden voor zichzelf mogen houden.
Op 5 december 2020 om 17.45 uur werd vanaf de rekening van [benadeelde 2] B.V. € 9.801,33 overgeboekt naar de rekening van [naam 2] . Om 18.04 uur diezelfde dag werd vanaf de rekening van [naam 2] € 9.799,- doorgeboekt naar een andere rekening van [naam 2] . Vanaf die rekening werd vervolgens tussen 18.13 uur en 18.17 uur het hele bedrag in vier pintransacties opgenomen bij een geldautomaat te Arnhem. Uit de inloggegevens op de bankrekening van [naam 2] is gebleken dat er op 6 december 2020 om 01.05 uur en om 01.14 uur werd ingelogd vanaf het IP adres dat was gekoppeld aan het adres van [medeverdachte 3] .
In de iPhone 12 van [medeverdachte 1] zijn op 5 december 2020 screenshots aangemaakt waarin een Snapchatgesprek te zien is met een gebruiker met de weergavenaam ‘ [voornaam 2] ’, gevolgd door een emoji van een bankpas en twee hartjes, waarvan hiervoor reeds is vastgesteld dat dit account aan verdachte toebehoorde. Op die screenshots is een afbeelding te zien waarop een bijschrijving is te zien van € 9.801,33 van [benadeelde 2] B.V. Daarnaast is er met de telefoon van [medeverdachte 1] op 6 december 2020 een videobestand aangemaakt waarin de bankomgeving van [naam 2] te zien was. Uiteindelijk is een bedrag van € 9.700,- euro contant opgenomen bij een geldautomaat te Rotterdam.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van computervredebreuk, waarbij is ingelogd op de bankomgeving van [naam 2] (feit 3), alsmede het medeplegen van diefstal met een valse sleutel t.a.v. [benadeelde 1] en de aan hem gekoppelde bedrijven ten bedrage van € 9.700,- (feit 4). Voor het overige bedrag ( € 90,-) zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken nu er op basis van het dossier geen aanwijzing is dat een hoger bedrag is weggenomen.
Zaak 4B [benadeelde 4] BV en/of [benadeelde 5] en/of Vereniging van Eigenaren [benadeelde 6] en/of Stichting [benadeelde 7]
Op 5 december 2020 valt ook [benadeelde 5] ten prooi aan fraudeurs. Hij maakt conform voornoemde modus operandi € 282.055,53 over naar diverse bankrekeningen. Dit is gebeurd vanaf drie rekeningen, namelijk:
[rekeningnummer 2] t.n.v. Ver. Eigenaren [benadeelde 6]
[rekeningnummer 3] t.n.v. St. [benadeelde 7]
[rekeningnummer 4] t.n.v. [benadeelde 4] B.V.
Vanuit de bank is met uitzondering van € 300,- alles teruggestort, wat neerkomt op een totaal schadebedrag van € 281.700,00.
Een van de tegenrekeningen betrof [rekeningnummer 5] t.n.v. [naam 4] . Hier werd op 5 december 2020 om 18:24 uur € 9.713,00 bijgeschreven vanaf [rekeningnummer 2] , waarvan tussen 18:26 en 18:30 uur € 9.700,00 contant werd opgenomen bij een pinautomaat te Rotterdam. Enige tijd voor deze pintransacties stuurde [medeverdachte 1] een foto van de bankpas en de vermoedelijke inloggegevens van [naam 4] naar verdachte. Ook wordt er een afbeelding gestuurd waaruit blijkt dat een pinlimiet is verhoogd tot € 10.000,-. Kort daarna volgt een bericht van verdachte waarin hij zegt dat “het klaar is” en dat “iedereen bankoe krijgt”.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van computervredebreuk, waarbij is ingelogd op de bankomgeving van [naam 4] (feit 3), alsmede het medeplegen van diefstal met een valse sleutel t.a.v. [benadeelde 5] en de betreffende rechtspersonen (feit 4).
Zaak 5 [benadeelde 8]
Op 22 januari 2021 is [benadeelde 8] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude. Na een telefoontje van een nepbankmedewerker van de [bank 2] , maakte zij diezelfde dag € 3.500,- over naar een “kluisrekening”. Deze bleek in feite de rekening van money mule [naam 3] . Reeds eerder had zij een foto van haar bankpas en haar inloggegevens verstrekt aan het Snapchataccount “ [gebruikersnaam 5] ”, wat door [medeverdachte 1] werd gebruikt. [naam 3] heeft verklaard dat zij dit bedrag bij verschillende pinautomaten contant heeft opgenomen. Zij heeft vervolgens dit geld afgestaan aan iemand die zich voordeed als de broer van “ [naam 5] ”. Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat [medeverdachte 1] de inloggegevens van [naam 3] heeft doorgestuurd naar verdachte, alsmede een foto van haar bankpas. Verdachte reageerde hierop met: ““Betaalfunctie geblokkeerd, Dood", vermoedelijk om aan te geven dat er problemen waren met de rekening of de [bank 1] App van [naam 3] .
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van computervredebreuk, waarbij is ingelogd op de bankomgeving van [naam 3] (feit 3), alsmede het medeplegen van diefstal met een valse sleutel t.a.v. [benadeelde 8] ten bedrage van € 3.500,- (feit 4).
Feit 1
Verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij zich in de periode 1 maart 2020 tot en met 14 juni 2022 heeft schuldig gemaakt aan witwassen.
Dit verwijt ziet op de betrokkenheid van verdachte bij de hiervoor genoemde oplichtingen en de computervredebreuk in de bankomgevingen van de money mules. Daarnaast heeft of had verdachte grote sommen contant geld en waardevolle goederen die op geen enkele manier passen bij zijn inkomen en waarvan de herkomst anderszins vermoedelijk afkomstig is van strafbare feiten.
Een of meer (contante) geldbedrag(en) ter hoogte van (in totaal ongeveer) € 280. 050 ,-
Als eerste witwasvoorwerp is in de tenlastelegging opgenomen een of meer (contante) geldbedrag(en) ter hoogte van (in totaal ongeveer) € 280. 050 ,-. Hiervoor is onder feit 3 en 4 reeds vastgesteld dat de diefstal met een valse sleutel en de computervredebreuk voortkomen uit bankhelpdeskfraude. Verdachte wordt schuldig bevonden aan het medeplegen van deze computervredebreuk en diefstal door middel van een valse sleutel. Verdachte heeft de geldbedragen die zijn buitgemaakt bij de bankhelpdeskfraude daarmee samen met zijn mededaders voorhanden gehad en heeft hiermee ook handelingen verricht die een verhullende aard hebben: de verkregen gelden zijn doorgesluisd naar bankrekeningen van money mules en vervolgens omgezet in contant geld. Op deze manier werd het zicht op deze gelden bemoeilijkt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte als medepleger van het ten laste gelegde witwassen van dit totale geldbedrag kan worden aangemerkt.
De vraag die de rechtbank ten aanzien van de overige in de tenlastelegging genoemde geldbedragen en voorwerpen moet beantwoorden, is of verdachte zich - al dan niet met anderen - schuldig heeft gemaakt aan witwassen van deze geldbedragen en voorwerpen.
Voor de in de tenlastelegging onder gedachtestreepje 2 tot en met 8 genoemde witwasvoorwerpen kan geen direct verband worden gelegd tussen enerzijds een bepaald misdrijf en anderzijds de aangetroffen witwasvoorwerpen. Dat betekent dat er geen gronddelict bekend is.
De rechtbank zal daarom gebruikmaken van het toetsingskader uit het 6 stappen-arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 januari 2023 (ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481). Hieruit volgt dat het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ pas bewezen kan worden verklaard indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Allereerst moet worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van zodanige aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dit het geval is, dan mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de goederen. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren. Zodra de verklaring van verdachte voldoende tegenwicht biedt, is het aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal dienen te blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
De rechtbank overweegt dat er sprake is van een vermoeden van witwassen. Verdachte heeft grote geldbedragen en waardevolle voorwerpen voorhanden gehad, terwijl deze niet kunnen worden verklaard door het bekende legale inkomen van verdachte. Bovendien wordt verdachte in verband gebracht met de betrokkenheid bij verschillende vormen van fraude. Het voorgaande rechtvaardigt zonder meer een vermoeden van witwassen, zodat het aan verdachte is een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven voor de herkomst van de hierna te noemen geldbedragen en voorwerpen.
Contante stortingen op de [bank 4] bankrekening ten name van [naam 1] en USD 277.567,86 op een Binance account op naam van [naam 1]
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de [bankrekening bank 4] ten name van [naam 1] door verdachte werd gebruikt, zoals hij ook ter zitting heeft verklaard. Daar-naast was aan deze bankrekening een Binance account gekoppeld, met [User ID] op naam van [naam 1] . Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij ook de feitelijke gebruiker was van dit account. Op de [bankrekening bank 4] is in 2020 en 2021 door 48 stortingen in totaal € 53.342,80 gestort. Ook werden op deze bankrekening gelden afkomstig van Binance waargenomen. Uit onderzoek naar het Binance account bleek dat er in een periode van acht maanden cryptocurrency was gestort met een tegenwaarde van in totaal USD 277.567,86. Nu verdachte de gebruiker was van de [bank 4] bankrekening en het Binance account, heeft hij de hiervoor vermelde gelden voorhanden gehad.
Personenauto: Mercedes Benz met [kenteken]
Zoals hiervoor overwogen onder feit 2, stelt de rechtbank vast dat verdachte dit voertuig heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
Exclusieve schoenen en kleding met een geschatte nieuwwaarde van € 47.051,60
Op de kleding en schoenen werd tijdens de doorzoeking op 22 maart 2022 beslag gelegd. Op 25 maart 2022 heeft verdachte verklaard eigenaar te zijn van diverse in beslag genomen goederen. Hij heeft deze kleding en schoenen dus voorhanden gehad.
Contant geld € 5.900,-
Dit geld werd tijdens de doorzoeking op 22 maart 2022 aangetroffen in een kluis in de woning aan [woonadres] . Door verdachte is verklaard dat hij niet weet van wie het geld is, maar dat hij vermoedt dat het van zijn moeder is nu zij op het bewuste adres woont. De rechtbank kan niet in voldoende mate vaststellen dat verdachte dit geldbedrag voorhanden heeft gehad, zodat verdachte voor het deel van de tenlastelegging dat ziet op dit contante geldbedrag zal worden vrijgesproken.
Rolex horloge ter waarde van € 14.800,-
Op 15 april 2022 werd conservatoir beslag gelegd onder [B.V.] . Het Rolex horloge is beleend voor € 10.000,- en verdachte heeft op 17 maart 2022 deze waarde contant uitbetaald gekregen. Uit gegevens gevorderd bij [juwelier] blijkt dat verdachte het Rolex horloge op 19 augustus 2021 heeft gekocht voor € 14.800,-. Verdachte heeft het Rolex horloge dan ook voorhanden gehad.
Verklaringen van verdachte
Door verdachte is ter zitting verklaard dat hij geld heeft verdiend door het uitcashen van crypto en de inkoop en verkoop van designerkleding. Ook was verdachte vanaf 1 oktober 2021 eigenaar van een supermarkt waaruit hij inkomsten genoot. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij destijds per maand een paar duizend euro verdiende vanuit zijn supermarkt.
Uit gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat verdachte van 4 juni 2018 tot en met 17 december 2019 eigenaar is geweest van [bedrijf 2] . Met deze onderneming heeft verdachte geen geld verdiend. Per 1 oktober 2021 is hij de eigenaar van [bedrijf 3] . In het tijdvak oktober 2021 tot december 2021 had de supermarkt een totaal jaaromzet van € 72.711,-, met een uitgekeerd brutoloon van 383 euro in december 2021 en 564 euro in januari 2022. De stelling van verdachte dat hij duizenden euro’s per maand verdiende met de supermarkt, vindt geen steun in de financiële gegevens en is ook overigens niet nader onderbouwd of te verifiëren.
De verklaring van verdachte dat hij geld heeft verdiend door crypto cashouts en handel in designerkleding is door verdachte onvoldoende onderbouwd en is volstrekt niet verifieerbaar. Er is geen administratie waaruit blijkt dat hij hiermee geld heeft verdiend en er is hierover in ieder geval geen belasting betaald. Bovendien zegt de handel in kleding niets over de legale herkomst van de kleding. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte over de herkomst van de geldbedragen en voorwerpen niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen en dat het niet anders kan dan dat deze bedragen en voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist.
Medeplegen van witwassen
Op basis van het dossier staat vast dat verdachte zelf de contante gelden die afkomstig zijn uit strafbare feiten heeft omgezet in luxe goederen, zoals een auto, exclusieve kleding en/of schoenen, voor eigen gebruik. Ook maakte hij alleen gebruik van een bankrekening bij de [bank 4] en een Binance account op naam van [naam 1] . Daarnaast heeft verdachte in samenwerking met zijn vader geld witgewassen door middel van de aanschaf van een Mercedes-Benz. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen en medeplegen van witwassen.
Gewoontewitwassen
Gezien de duur en de aard van het witwassen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
in de periode 1 maart 2020 tot en met 14 juni 2022, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdacht en/of (één of meer van) zijn mededaders, van één of meerdere voorwerpen en/of geldbedragen, te weten van:
* geldbedragen ter hoogte van 280. 050 euro, en
* geldbedragen tot een totaalbedrag van 53.342,80 euro (contante stortingen op bankrekening [naam 1] ) en
* cryptocurrency met een (tegen)waarde van totaal USD 277.567,86 en
* een personenauto (een Mercedes Benz met [kenteken] ) en
* (dure/luxe/exclusieve) schoenen en kleding (geschatte nieuwwaarde 47.051,60 euro) en
* een rolex horloge en 14.800 euro
de werkelijke aard en/of de herkomst verhuld, verworven en/of voorhanden gehad en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij verdachte en/of diens mededaders wisten dat die voorwerpen en/of geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 2
in de periode 1 februari 2022 tot en met 7 juli 2022, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een geschrift
datbestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een koopovereenkomst/factuur afkomstig van het bedrijf [bedrijf 1] en gericht aan “Dhr [naam 6] ”
valselijk heeft doen opmaken met het oogmerk om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
bestaande die valsheid hierin, dat hij verdachte en zijn mededader toen en daar (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op die koopovereenkomst/ factuur hebben doen vermelden dat [naam 6] een Mercedes A35 AMG 4 matic had gekocht voor een bedrag van 19.500 euro terwijl die [naam 6] niet de feitelijke (echte) koper was van die Mercedes en hij, verdachte in werkelijkheid de koper was van die Mercedes;
Feit 3
in de periode 5 december 2020 tot en met 22 januari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen opzettelijk en wederrechtelijk in (een gedeelte van) een of meer geautomatiseerd werk(en), te weten een of meerdere servers/netwerken toebehorende aan de [bank 1] , althans in een deel daarvan, waarop een internetbankieren omgeving van klant(en) [naam 2] en/of [naam 4] en/of [naam 3] wordt gehost, althans bereikbaar is, is binnengedrongen, waarbij hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) de toegang hebben verworven tot de geautomatiseerde werken
- door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten als zijnde een of meer geautoriseerde [bank 1] -klant(en) en/of rekeninghouder(s) (van de betreffende rekening);
Feit 4
in de periode 5 december 2020 tot en met 22 januari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geldbedragen van 9.700 euro (zaak 4A) en/of 9700 euro (zaak 4B) en/of 3.500 euro (zaak 5), toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] B.V. en/of [benadeelde 3] B.V. en/of [benadeelde 5] / [benadeelde 4] B.V. en/of Vereniging van Eigenaren [benadeelde 6] en/of Stichting [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] ,
waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen gelden onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door dit geld onbevoegdelijk met een (door oplichting verkregen) bankpas en bijbehorende pincode, althans door een onrechtmatig verworven bankpas en bijbehorende pincode op te (laten) nemen bij een of meer pinautoma(a)t(en).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, het feit dat het om oude feiten gaat en dat verdachte sindsdien niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast verzoekt de verdediging om rekening te houden met artikel 63 Sr. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, acht de verdediging een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf passend
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van pinnen met een door oplichting verkregen pinpas en het medeplegen van gewoontewitwassen. Er zijn meerdere personen opgelicht door de medeverdachten. Verdachte en de medeverdachten hebben aangevers op slinkse wijze grote geldbedragen afhandig gemaakt. Hierdoor is niet alleen het vertrouwen dat de slachtoffers in het digitale betalingsverkeer en het bankwezen hadden geschaad, maar ook hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens in ernstige mate aangetast. De verdachten hebben zich hier niets van aangetrokken en hebben enkel oog gehad voor hun eigen financiële gewin.
Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn aandeel. De rechtbank gaat er echter van uit dat hij een cruciale rol heeft gehad en zo deel uitmaakte van deze groep mensen die zich bezig heeft gehouden met het oplichten van anderen.
Ten laste van verdachte is verder bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van een zeer groot geldbedrag. Door het witwassen van crimineel geld wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd en wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer ontwricht.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan medeplegen van het vervalsen van een factuur betreffende de aanschaf van een Mercedes. Verdachte heeft hiermee willen verhullen dat hij de koper was van de Mercedes door iemand anders als koper op de factuur te laten vermelden. Door aldus te handelen heeft verdachte op ernstige wijze het vertrouwen geschonden dat in het zakelijk verkeer in dergelijke documenten wordt gesteld.
Persoonlijke omstandighedenUit het strafblad van verdachte blijkt dat hij al eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat een deel van de onderhavige feiten zijn gepleegd tijdens een proeftijd. Verder blijkt dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen – waaronder de mate van overschrijding van de redelijke termijn – kan in bepaalde gevallen worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in de hoofdzaak dat verdachte op 22 maart 2022 in verzekering gesteld. Op dat moment is de redelijke termijn aangevangen. De rechtbank doet op 31 januari 2025 uitspraak. Hoewel het een groot en complex dossier betreft, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim 10 maanden. Zij zal deze overschrijding in strafmatigende zin meewegen.
De straf
Op het plegen van dergelijke strafbare feiten staan doorgaans forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen, zoals ook door de officier van justitie is geëist. Gelet op de aard en de ernst van de feiten, alsmede de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, zoals hiervoor uiteengezet, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt echter rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de toepassing van artikel 63 Sr. Alles afwegende, zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van de periode die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

7.1
De [bank 3]
De benadeelde partij [bank 3] vordert een schadevergoeding van € 39.206,52, bestaande uit materiële schade. De materiële schade bestaat uit schadeloosstelling van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] B.V. en/of [benadeelde 3] B.V.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verzoekt toewijzing van de vordering. De [bank 3] heeft de kosten uit coulance gemaakt door de gedupeerde klant te vergoeden.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft het formulier zo begrepen dat het formulier is bedoeld om aan te tonen dat het geld is teruggekregen. Nergens blijkt uit dat de persoon die het formulier heeft ingediend van de [bank 3] is, laat staan dat hij beschikkingsbevoegd is. Er ontbreken pagina’s van de vordering en hierdoor ontbreekt ook teveel informatie om tot een toewijzing te komen. Er is sprake van veel onduidelijkheid en dat maakt dat deze vordering een te zware belasting is voor het strafproces.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel de vordering niet is voorzien van een volmacht en/of stukken van de KvK en er pagina’s ontbreken, heeft de rechtbank geen redenen om eraan te twijfelen dat deze vordering afkomstig is van de [bank 3] en dat de indiener daartoe bevoegd is. De [bank 3] heeft op 16 februari 2021 uit coulance de door [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] B.V. en/of [benadeelde 3] B.V. geleden schade vergoed, hetgeen ook blijkt uit de bijgevoegde bijlage.
De rechtbank is van oordeel dat tussen de bewezenverklaarde diefstal met een valse sleutel door verdachte en de schade van de bank voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de bank door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank zal de vordering van de [bank 3] dan ook toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen. Deze maatregel is er namelijk om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding. Een rechtspersoon mag in beginsel geacht worden zelf de wegen te kennen om een vordering te incasseren, in tegenstelling tot een natuurlijke persoon. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om van dit beginsel af te wijken.
Hoofdelijk
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander/anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
7.2
De [bank 4]
De benadeelde partij [bank 4] vordert een schadevergoeding van € 239.038,20, bestaande uit materiële schade.
De materiële schade bestaat uit:
  • Schadeloosstelling klanten € 237.838,20
  • Onderzoekskosten € 1.200,-
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verzoekt toewijzing van de vordering. De [bank 4] heeft de kosten uit coulance gemaakt door de gedupeerde klanten te vergoeden. De officier van justitie verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de gevorderde onderzoekskosten, nu deze niet met een urenspecificatie zijn onderbouwd.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor feit 4. De [bank 4] dient niet-ontvankelijk verklaard te worden. Indien de rechtbank niet meegaat in de door de verdediging bepleite vrijspraak, dan wordt door de verdediging de vordering betwist naar civielrechtelijke maatstaven.
Voorts merkt de verdediging op dat de schuldvraag in de zaak van verdachte zich beperkt tot betrokkenheid met betrekking tot ‘money mule’ [naam 4] en daarmee tot een schadebedrag van € 9.700,-. Mocht de rechtbank oordelen dat verdachte hier enige betrokkenheid bij zou hebben gehad, dan verzoekt de verdediging om het meer gevorderde af te wijzen, vanwege het ontbreken van de vereiste relativiteit.
Met de officier van justitie vindt de verdediging de gevorderde onderzoekskosten onvoldoende onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De [bank 4] heeft uit coulance, in drie keer en laatstelijk op 31 december 2020,de door slachtoffers geleden schade vergoed. De rechtbank is van oordeel dat tussen de bewezenverklaarde diefstal met valse sleutel door verdachte en de schade van de bank voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de bank door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal niet meegaan in het standpunt van de verdediging dat verdachte slechts betrokkenheid gehad heeft met betrekking tot ‘money mule’ [naam 4] . De rechtbank heeft het medeplegen van diefstal met valse sleutel bewezenverklaard, waardoor hij mede verantwoordelijk is voor het hele schadebedrag.
De vergoeding door de [bank 4] van de geldbedragen die zijn ontvreemd van haar rekeninghouders, is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als rechtstreekse schade.
Op grond van artikel 6:96, tweede lid, aanhef onder b, BW komen de door de [bank 4] gemaakte onderzoekskosten voor vergoeding als vermogensschade in aanmerking. De rechtbank overweegt in dat kader dat de gevorderde onderzoekskosten haar niet onredelijk voorkomen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen. Deze maatregel is er namelijk om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding. Een rechtspersoon mag in beginsel geacht worden zelf de wegen te kennen om een vordering te incasseren, in tegenstelling tot een natuurlijke persoon. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om van dit beginsel af te wijken.
Hoofdelijk
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander/anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 138ab, 225, 311, 420ter van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:(medeplegen van) gewoontewitwassen;
feit 2:medeplegen van valsheid in geschrift;
feit 3:medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd;
feit 4:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
[bank 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bank 3] van € 39.206,52 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 16 februari 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
[bank 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bank 4] van € 239.038,20 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 31 december 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. T.M. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van I.H.E. van Diepen en R. Rozendaal, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 januari 2025.