ECLI:NL:RBZWB:2025:5084
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag afvalstoffenheffing door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 1 augustus 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 31 juli 2024 een aanslag afvalstoffenheffing voor het eerste halfjaar van 2024 opgelegd, welke door de belanghebbende werd betwist. De rechtbank heeft op 2 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende en een vertegenwoordiger aanwezig waren, evenals de heffingsambtenaar, vertegenwoordigd door mr. A.G. Hendriks.
De rechtbank concludeert dat de aanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende stelde dat hij geen ingezetene is, omdat hij tijdelijk in Nederland verblijft als staatsburger van de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië. De rechtbank oordeelt echter dat het ingezetenschap geen criterium is voor de belastingheffing volgens de Verordening afvalstoffenheffing 2024 van de gemeente Waalwijk. Aangezien belanghebbende gebruiker is van de woning, is de aanslag terecht opgelegd. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken ter ondersteuning van haar oordeel.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag afvalstoffenheffing voor het eerste halfjaar van 2024 gehandhaafd blijft. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.