ECLI:NL:RBZWB:2025:5081

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
BRE 25/328
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot uitstel van betaling van gemeentelijke belastingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 1 augustus 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de beslissing van de invorderingsambtenaar beoordeeld. De invorderingsambtenaar had op 17 december 2024 het administratieve beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, nadat deze op 24 februari 2024 gemeentelijke belastingen had ontvangen voor het jaar 2024. Belanghebbende had verzocht om uitstel van betaling, wat gedeeltelijk werd verleend voor de onroerende zaakbelastingen, maar niet voor de rioolheffing. De rechtbank oordeelt dat zij niet bevoegd is om inhoudelijk te oordelen over de afwijzing van het verzoek tot uitstel van betaling, omdat dit onder de Invorderingswet 1990 valt. Het geschil kan enkel aan de civiele rechter worden voorgelegd. De rechtbank verklaart het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk, maar gelast de invorderingsambtenaar wel om het griffierecht van € 53 aan belanghebbende te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan door partijen worden aangevochten in hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/328

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de invorderingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk, de invorderingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op het administratieve beroep van de invorderingsambtenaar 17 december 2024.
1.1.
Aan belanghebbende is op 24 februari 2024 in totaal € 435,61 aan gemeentelijke belastingen opgelegd voor het jaar 2024. De gemeentelijke belastingen bestaan uit een aanslag in de onroerendezaakbelastingen eigenaar woning van € 316,57 en een aanslag rioolheffing eigenaar van € 119,04.
1.2.
Belanghebbende heeft de invorderingsambtenaar verzocht om uitstel van betaling voor alle bovenstaande gemeentelijke belastingen, vanwege een aanhangige procedure over de WOZ-waarde van het belastingjaar 2024.
1.3.
De invorderingsambtenaar heeft uitstel van betaling verleend voor de onroerende zaakbelastingen.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen deze beslissing op 12 december 2024 administratief beroep aangetekend.
1.5.
De invorderingsambtenaar heeft het administratieve beroep op 17 december 2024 ongegrond verklaard.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en [persoon 1] en namens de invorderingsambtenaar [persoon 2] en [persoon 3].

Feiten

2. Voor zover van belang staat in de uitspraak op het administratieve beroep het volgende:
“Tegen dit besluit kunt u binnen zes weken na dagtekening beroep instellen bij: Rechtbank Zeeland - West-Brabant, Team belastingrecht, Postbus 3332, 4800 DH Breda
Het beroepschrift dient op grond van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht te zijn
ondertekend en bevat tenminste:
a. uw naam en adres;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van het besluit op bezwaar;
d. de gronden waarop het beroepschrift rust (motivering);
e. een kopie van het besluit op bezwaar.
U bent voor het instellen van beroep griffierecht verschuldigd. Voor meer informatie kunt u zich wenden tot de Rechtbank Zeeland - West-Brabant.”

Beoordeling door de rechtbank

3. Voor de rechtbank toekomt aan een inhoudelijk beoordeling van het beroep beoordeelt zij of belanghebbende ontvankelijk is in zijn beroep. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
3.1.
De rechtbank (de belastingrechter) is niet bevoegd een inhoudelijke beoordeling te geven op het beroep dat betrekking heeft op de afwijzing van het verzoek tot uitstel van betaling. De belastingrechter is als uitgangspunt niet bevoegd te oordelen over beslissingen van de invorderingsambtenaar op grond van de Invorderingswet 1990. [1] Voor bepaalde besluiten op grond van Invorderingswet 1990 is in de regelgeving een uitzondering gemaakt. De beslissing van de invorderingsambtenaar om het verzoek op uitstel van betaling van het rioolrecht eigenaar af te wijzen, valt niet onder deze uitzonderingen. Wel bestaat bij afwijzing van een verzoek om uitstel de mogelijkheid om zogenoemd ‘administratief beroep’ in te stellen. Dat heeft belanghebbende ook gedaan. Het geschil over uitstel van betaling kan slechts worden voorgelegd aan de civiele rechter. Dit betekent dat de rechtbank (de belastingrechter) niet bevoegd is een oordeel te vellen en het beroep niet-ontvankelijk is.
3.2.
De rechtbank ziet gelet op de rechtsmiddelenverwijzing in de uitspraak op het administratieve beroep aanleiding om de invorderingsambtenaar te gelasten het griffierecht te vergoeden aan belanghebbende.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Belanghebbende krijgt wel het griffierecht retour.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat de invorderingsambtenaar het griffierecht van € 53 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. J.T. Jonker, griffier, op 1 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:5 van de Awb en artikel 1 van de bij die wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (bijlage 2 van de Awb).