In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt de stand van zaken behandeld betreffende het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een hoekwoning, vastgesteld op € 135.000 per 1 januari 2023. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2025 behandeld, waarbij belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren. Tijdens de zitting is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat over welk deel van het opstal tot de woning behoort, wat aanleiding geeft tot een heropening van het onderzoek. De rechtbank heeft belanghebbende opgedragen om een kopie van de leveringsakte van de woning uit 2016 in te brengen, en als hij daar niet over beschikt, moet hij dit aan de rechtbank en de heffingsambtenaar kenbaar maken. De heffingsambtenaar is vervolgens belast met het opvragen van de akte bij het Kadaster indien nodig. De uiterste datum voor het indienen van de akte is vastgesteld op 15 september 2025. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat het onderzoek is heropend.