4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 en 2
De verdachte wordt ten laste gelegd dat hij zich -kort gezegd- in de periode van 11 mei 2020 tot en met 15 mei 2020 tezamen en in vereniging met (een) ander(en) schuldig heeft gemaakt aan het binnendringen in (een gedeelte van) een of meer geautomatiseerd werk(en) van de [bank 1] en/of de [bank 2] , waarop een internetbankieren omgeving van [benadeelde 1] (zaak 3A) en/of [benadeelde 2] (zaak 3B) en/of [benadeelde 3] (zaak 3C) wordt gehost althans binnengedrongen, alsmede
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) een geldbedrag van € 770,- heeft weggenomen van [benadeelde 1] door middel van een valse sleutel, subsidiair dat hij het geldbedrag van € 770,- heeft witgewassen.
Zaak 3A [benadeelde 1]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangeefster naar aanleiding van het zien van filmpjes op Snapchat over makkelijk geld verdienen contact heeft opgenomen met “ [gebruikersnaam 1] ”. Met het afgeven van haar bankpas en pincode zou zij geld kunnen verdienen. Op 11 mei 2020 heeft [benadeelde 1] haar bankpas, pincode en inloggegevens voor internetbankieren afgegeven. [benadeelde 1] kreeg op 12 mei 2020 het bericht dat er € 777,- is overgeboekt van haar spaarrekening naar haar betaalrekening. Ook kreeg ze een melding dat de pinlimiet van haar betaalrekening was verhoogd. Vervolgens is rond 18.51 uur bij een pinautomaat € 770,- van haar bankrekening opgenomen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat er op 11 mei 2020 twee nieuwe toestellen zijn gekoppeld aan de internetbankieromgeving van [benadeelde 1] . Deze toestellen werden gekoppeld vanaf het IP-adres van de toenmalige woning van [medeverdachte 1] , die bij de rechter-commissaris ook heeft verklaard dat hij verantwoordelijk was voor de oplichting vanaf het Snapchataccount “ [gebruikersnaam 1] ”.
Vanaf 13 mei 2020 wordt er ingelogd met een IP adres wat toebehoort aan het [hotel] in Rotterdam, waar verdachte op dat moment samen met verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verblijft.
Zaak 3B [benadeelde 2]
Op 12 mei 2020 is [benadeelde 2] benaderd door [gebruikersnaam 2] . Het telefoonnummer waarmee [benadeelde 2] contact had met [gebruikersnaam 2] was in gebruik bij [medeverdachte 1] . [benadeelde 2] heeft zijn bankpas, pincode en inloggegevens van zijn bankomgeving afgestaan. In de periode van 12 tot en met 15 mei 2020 is er meerdere keren ingelogd op de bankomgeving van [benadeelde 2] vanaf het IP adres van de woning van [medeverdachte 3] . Zoals hiervoor reeds aangegeven verbleef verdachte op 12 en 13 mei 2020 samen met verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in het [hotel] te Rotterdam.
Zaak 3C [benadeelde 3]
Op basis van het dossier kan vastgesteld worden dat op 14 mei 2020 is ingelogd op de bankrekening van [benadeelde 3] en haar pinlimiet is verhoogd naar € 10.000,-.
Het oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor reeds aangegeven, verbleef verdachte samen met verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 12 en 13 mei 2020 in het [hotel] in Rotterdam. Met de iPhone XR van [medeverdachte 2] zijn meerdere video’s en foto’s gemaakt waaruit blijkt dat zij ook daadwerkelijk samen waren op dat moment en dat er laptops en bankpassen op het bed lagen. Ook is er met de iPhone XR van [medeverdachte 2] een foto gemaakt waarop verdachte te zien is terwijl hij een grote stapel bankbiljetten aan zijn oor houdt. Op 13 mei 2020 stuurt verdachte meerdere berichten dat hij in een hotel aan het werk is samen met verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Op basis van alle feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte in het hotel niet enkel met vrienden aan het chillen was en dat hij met ‘werk’ heeft bedoeld dat hij samen met zijn medeverdachten de strafbare feiten aan het plegen was die in voornoemde zaaksdossiers naar voren komen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van computervredebreuk ten aanzien van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] (feit 1) en het medeplegen van de diefstal door middel van een valse sleutel ten aanzien van [benadeelde 1] (feit 2).
Ten aanzien van [benadeelde 3] kan de rechtbank de betrokkenheid van verdachte bij de computervredebreuk niet vaststellen. Deze computervredebreuk heeft voor het eerst op 14 mei 2020 plaatsgevonden. Op basis van het dossier valt verdachte niet te koppelen aan strafbare feiten die na 13 mei 2020 zijn gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van dit onderdeel (feit 1).
Feit 3
De verdachte wordt ten laste gelegd dat hij zich -kort gezegd- op of omstreeks 15 mei 2020 tezamen en in vereniging met (een) ander(en) een geldbedrag van € 9.970,- heeft weggenomen van [benadeelde 4] door middel van een valse sleutel, dan wel subsidiair [benadeelde 4] voor het geldbedrag van € 9.970,- en/of € 9.988,12 heeft opgelicht, dan wel meer subsidiair het geldbedrag van € 9.970,- heeft witgewassen.
Hiervoor heeft de rechtbank met betrekking tot de feiten 1 en 2 reeds vastgesteld dat uit het dossier niet blijkt van enige betrokkenheid van verdachte bij feiten die na 13 mei 2020 zijn gepleegd. Gelet hierop kan de rechtbank ook niet vaststellen dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij feit 3, aangezien dit feit is gepleegd op (of omstreeks) 15 mei 2020. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Feit 4
De verdachte wordt ten laste gelegd dat hij zich -kort gezegd- op of omstreeks 22 maart 2022 tezamen en in vereniging met (een) ander(en) vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting op 22 november 2024;
- proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 maart 2022, pagina C-3616 en verder;
- proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 april 2022, pagina C-3622 en verder.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het onderdeel medeplegen, omdat het dossier hiervoor onvoldoende bewijs bevat.