In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 31 juli 2025, wordt het beroep van de erven van wijlen de heer [belanghebbende] beoordeeld. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Sluis, die op 5 maart 2024 het bezwaar van de heer [belanghebbende] tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning ongegrond verklaarde. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 247.000 per 1 januari 2022, en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023 opgelegd. Na het overlijden van de heer [belanghebbende] op 15 november 2023 hebben zijn erven de procedure voortgezet.
Tijdens de zitting op 19 juni 2025 hebben partijen een compromis bereikt, waarbij de vastgestelde WOZ-waarde werd verlaagd tot € 205.000. De rechtbank heeft dit compromis geaccepteerd en het beroep gegrond verklaard. Dit betekent dat de waardebeschikking en de bijbehorende aanslag OZB moeten worden verlaagd. De heffingsambtenaar is verplicht om het griffierecht van € 51 aan de belanghebbenden te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien op rechtspraak.nl.