ECLI:NL:RBZWB:2025:503

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
02-040131-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting van een bejaarde cliënte door zorgverlener met gevangenisstraf en beroepsverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zorgverlener die beschuldigd werd van verkrachting van een 81-jarige cliënte, [slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 september 2022, terwijl hij als zorgverlener werkzaam was, zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van de cliënte. De zaak werd behandeld na een eerdere zitting op 27 september 2024, waar de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd achtte over de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer, die leed aan dementie. Na het horen van getuigen, waaronder een specialist ouderengeneeskunde en een psycholoog, heeft de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] als betrouwbaar beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie en de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden en een beroepsverbod van vijf jaar, waarbij de ernst van het feit en de afhankelijkheidspositie van het slachtoffer zwaar hebben meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-040131-23
vonnis van de meervoudige kamer van 31 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. C.C. Wijburg, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.H.B.C. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Naar aanleiding van deze zitting heeft de rechtbank op 11 oktober 2024 een tussenvonnis gewezen. In dit tussenvonnis is het onderzoek heropend, omdat de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd achtte over de vraag hoe de verklaringen van [slachtoffer] moeten worden gewaardeerd, als het aankomt op authenticiteit en consistentie en daarmee de betrouwbaarheid van de verklaringen, een en ander tegen de achtergrond van de ziekte waaraan zij leed. Ook achtte de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd over de vraag hoe de emoties van [slachtoffer] , zoals die na het incident door getuigen zijn waargenomen, moeten worden gewaardeerd. De rechtbank heeft daarom een rechter-commissaris uit haar midden benoemd om een drietal getuigen te horen. Nadat de getuigen [getuige 1] (specialist ouderengeneeskunde), [getuige 2] (psycholoog) en [getuige 3] (vaste eerste contactverzorgende), waren gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek tijdens de zitting van 17 januari 2025 voortgezet. Op deze zitting hebben de officier van justitie en de verdediging hun aanvullende standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht, dan wel ontucht heeft gepleegd met een aan zijn hulp en
zorg toevertrouwde cliënt, te weten die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot vrijspraak gerequireerd ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit. Zij acht wel het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen, met uitzondering van het brengen van de vingers in de vagina van [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast. [slachtoffer] was op 12 september 2022 een dame van 81 jaar en woonde in [verzorgingshuis] in [plaats] . Zij was daar in september 2019 komen wonen en had vanaf het begin een vaste eerste contactverzorgende, [getuige 3] . Ze werd ook met regelmaat door anderen verzorgd, waaronder flexwerkers. De dochter van [slachtoffer] heeft op 30 september 2022 namens haar moeder aangifte gedaan tegen een flexwerker wegens het aanraken van de intieme delen van haar moeder en het bij haar naar binnen brengen van zijn vingers. [slachtoffer] is zelf niet gehoord, omdat zij op [datum] 2022 is overleden. Wel heeft zij voor haar overlijden tegenover meerdere personen verklaard over hetgeen gebeurd was op 12 september 2022.
[slachtoffer] is in 2019 neuropsychologisch onderzocht. Op basis van dit onderzoek zijn door de geriater aanwijzingen voor vasculaire dementie gevonden. Gelet op het beloop van haar toestand zoals door de familie destijds is geschetst, dacht de geriater aan een mengbeeld van alzheimer en vasculaire dementie. Uit de getuigenverhoren is gebleken dat bij [slachtoffer] de oriëntatie in tijd en plaats nog goed was, evenals het korte en lange termijn geheugen. Evenmin was er sprake van waanbeelden of verwardheid. Haar dementie uitte zich voornamelijk in het heel langzaam geworden zijn en het niet meer in staat zijn voor zichzelf te zorgen.
Nu de getuigen (nader) zijn gehoord, dient de rechtbank zich opnieuw te buigen over de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer] , dan wel aan het plegen van ontucht.
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ertoe de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat zij de rechtbank verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de feiten en omstandigheden waarover het vermeende slachtoffer verklaart op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Bij zedenzaken, die zich doorgaans kenmerken door de omstandigheid dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen (het vermeende slachtoffer en de verdachte), komt het veelal aan op de vraag in hoeverre de door één getuige verklaarde gang van zaken steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband dient te staan met de inhoud van de verklaring van die getuige. Hiervoor is niet voldoende dat getuigen ‘de auditu’, ofwel van horen zeggen, verklaren over wat zij van het vermeende slachtoffer hebben gehoord. De bron van deze verklaringen blijft dan immers steeds het vermeende slachtoffer. Wel kunnen bepaalde waarnemingen die een de auditu-getuige persoonlijk heeft gedaan, maar die weliswaar niet het kernverwijt (bijvoorbeeld de seksuele handelingen) bevestigen, voldoende zijn om een rol van betekenis te spelen als steunbewijs. Het is dus niet per se vereist dat het steunbewijs betrekking heeft op de ten laste gelegde gedragingen.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
De rechtbank stelt allereerst vast dat het dossier enkel verklaringen van de-auditu getuigen bevat. [slachtoffer] heeft tegenover deze getuigen, te weten haar vaste verzorgende [getuige 3] , haar [dochter] , [zorgmanager] en psycholoog [getuige 2] , verklaard dat de man die in de ochtend van 12 september 2022 bij haar langskwam om haar te verzorgen haar billen, borsten en vagina heeft aangeraakt. Tegenover [getuige 3] en [dochter] heeft zij ook nog verklaard dat verdachte met zijn vingers naar binnen is geweest en dat het sindsdien prikt of brandt. Tegen beiden heeft [slachtoffer] verklaard dat zij in eerste instantie dacht dat verdachte haar aan het wassen was, maar dat zij op enig moment merkte dat verdachte geen washandje gebruikte. [slachtoffer] heeft daarop tegen verdachte gezegd: “Blijf hier vanaf, want dit is voor mijn man”, waarop verdachte tegen haar zei: “Maar ik ben toch lief voor u?” en dat hij dit bij zijn vriendin niet meer mocht doen. Het voorgaande komt in meerdere verklaringen terug. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte zei dat zij een mooie zachte huid had, mooie zachte borsten en mooie zachte billen. Verder heeft [slachtoffer] steeds hetzelfde verklaard over de verdachte, namelijk dat hij een vriendin en kinderen heeft. [getuige 3] heeft verder nog verklaard dat [slachtoffer] naderhand steeds op de bewuste dag is teruggekomen en steeds zei “Het komt niet meer goed en ik kan het niet verwerken”. Tegenover [getuige 2] en [zorgmanager] heeft [slachtoffer] nog verklaard dat zij niet kon begrijpen hoe dit op haar leeftijd nog kon gebeuren.
Over de gezondheidstoestand van [slachtoffer] heeft [getuige 3] bij de rechter-commissaris stellig verklaard dat [slachtoffer] een goed kort en lang termijngeheugen had, dat zij alles kon vertellen zoals het was en dat de verhalen die zij vertelde altijd klopten, tot in detail. [getuige 3] heeft nooit gemerkt dat [slachtoffer] dingen verzon of overdreef. Ook haar oriëntatie in plaats en tijd was goed. [getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij [slachtoffer] driemaal heeft gezien, dat zij hem steeds herkende en nog wist wat zij de keren daarvoor hadden besproken. Ook was [slachtoffer] niet verward en hebben ze inhoudelijk steeds dezelfde dingen besproken.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard, betrouwbaar dient te worden geacht. Daartoe overweegt zij dat uit de getuigenverklaringen steeds dezelfde consistente en gedetailleerde verklaring naar voren komt over hetgeen haar zou zijn overkomen op 12 september 2022. Deze verklaring komt op de rechtbank ook authentiek over. Bovendien betreffen de getuigen die later (nader) zijn gehoord door de rechter-commissaris, en die voor de rechtbank van doorslaggevende betekenis zijn, professionals. De rechtbank acht verder nog van belang dat psycholoog [getuige 2] een benaderingsadvies heeft opgesteld en [slachtoffer] steeds zelf over de bewuste dag vertelde, zonder dat haar daar naar werd gevraagd en zonder dat er werd doorgevraagd. Daarbij valt het de rechtbank op dat [slachtoffer] verdachte steeds citeerde.
Het betoog van de raadsman dat bij [slachtoffer] mogelijk sprake was van een delier, kan de rechtbank niet volgen. Bij de rechter-commissaris is met de specialist ouderengeneeskunde zowel het medisch dossier van de huisarts, als het zorgdossier van [verzorgingshuis] uitgeplozen en hierin staat niks vermeld over een delier. Voor de juistheid van het standpunt van de verdediging dat [slachtoffer] verdachte onterecht heeft beschuldigd, omdat zij zich een hoedje schrok dat zij door een donkere man werd verzorgd, bevindt zich geen enkel aanknopingspunt in het dossier. De verweren van de verdediging slagen niet.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] tegenover de getuigen dan ook betrouwbaar en zal deze bezigen voor het bewijs.
Steunbewijs?
Uit het hiervoor geschetste kader volgt dat alleen de-auditu verklaringen onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring te komen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of deze verklaringen voldoende ondersteuning vinden in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank is van oordeel dat wat [slachtoffer] heeft verklaard tegenover de getuigen bevestiging vindt in de emoties die zij bij haar verklaringen toonde, waardoor sprake is van steunbewijs. Zo heeft [getuige 3] verklaard dat [slachtoffer] tijdens het doen van haar verhaal bedroefd overkwam, dat zij angst in haar ogen zag en dat haar hele uitstraling anders was dan normaal. Als zij erop terugkwam, moest ze huilen en ze was steeds bang dat verdachte terug zou komen, waardoor ze slecht sliep. Ze kon niet meer goed eten, was sinds 12 september 2022 van slag en is nooit meer de oude geworden. Ook toen [slachtoffer] haar verhaal bij [zorgmanager] deed was zij aangeslagen en emotioneel. Psycholoog [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer] verdrietig en angstig was en dat haar emoties passend waren bij wat zij meegemaakt zou hebben. Er zat een natuurlijke lijn in haar emoties. Verder heeft [slachtoffer] aan [getuige 2] en [getuige 3] verteld dat zij nadien ’s nachts wel eens uit bed ging om op de gang te kijken of verdachte terug was gekomen. Wanneer de deur van haar kamer in de ochtend openging, dan schrok zij, terwijl dit voor 12 september 2022 niet zo was. Ook bleef zij maar herhalen dat zij zich zorgen maakte over wat er nu met verdachte zou gebeuren, omdat hij kinderen had.
Is er sprake van het inbrengen van zijn vinger(s) in de vagina?
Een vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of bewezen kan worden dat verdachte zijn vingers in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht. Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben hiervoor vrijspraak bepleit.
Zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en bezigt zij deze voor het bewijs. [slachtoffer] heeft tegen meerdere getuigen verklaard dat verdachte met zijn vingers bij haar naar binnen is gegaan en dat het sindsdien prikt en brandt. De rechtbank ziet geen reden om dit deel van de verklaringen die [slachtoffer] aan anderen heeft afgelegd niet betrouwbaar te achten en de rest daarvan wel. Daarvoor biedt het dossier noch de getuigenverklaringen enige aanknoping. Hiervoor is reeds overwogen dat en waarom de rechtbank al die verklaringen in zijn geheel betrouwbaar acht. Gelet daarop acht de rechtbank ook dit deel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
Het binnenbrengen van de vinger in de vagina van [slachtoffer] kan onder omstandigheden ook een verkrachting opleveren. Daarvoor is nodig dat sprake is van geweld, bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid waardoor [slachtoffer] gedwongen is om het seksueel binnendringen te ondergaan.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat sprake is van dwang door een andere feitelijkheid. Daartoe overweegt zij dat [slachtoffer] voor wat betreft lichamelijke verzorging volledig afhankelijk was van anderen. Zij dacht dat verdachte haar aan het wassen was en op enig moment had zij in de gaten dat hij geen washandje gebruikte. Tegen [getuige 2] heeft zij verklaard dat verdachte over haar heen praatte, dat zij zich geïntimideerd voelde, het gevoel had dat verdachte de macht had en dat zij niets tegen hem kon beginnen. [zorgmanager] heeft hierover verklaard dat [slachtoffer] hem heeft verteld dat verdachte gewoon doorging, ook al gaf zij aan dat zij hier niet van gediend was.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 12 september 2022 te [plaats] , althans in Nederland, door een andere feitelijkheid, te weten
een psychisch en een fysiek overwicht op die [slachtoffer] , mede gelet op het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer] ,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het onverhoeds brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en
- het betasten en/of strelen van de billen en borsten en tepels van die [slachtoffer] en
- het vastpakken en/of vasthouden van de tepels van die [slachtoffer] ;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een beroepsverbod voor de duur van vijf jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om in geval van strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 12 september 2022 als zorgverlener schuldig gemaakt aan verkrachting van een bejaarde cliënte, [slachtoffer] , door onverhoeds zijn vinger(s) in haar vagina te brengen. Daarnaast heeft hij haar billen, borsten en tepels betast. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en heeft daarmee misbruik gemaakt van het psychische en fysieke overwicht dat hij op [slachtoffer] had. [slachtoffer] was voor wat betreft lichamelijke verzorging volledig afhankelijk van haar zorgverleners, waardoor sprake was van een afhankelijkheidspositie en een kwetsbaar slachtoffer. Verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij als bejaarde dame in hem gesteld heeft door haar die ochtend niet te wassen, zoals zij aanvankelijk dacht, maar door haar te betasten op haar borsten en billen en zijn vingers in haar vagina te brengen. Uit de verklaringen in het dossier komt naar voren dat [slachtoffer] na 12 september 2022 van een vrolijke vrouw is veranderd in een angstig en verdrietig persoon. Korte tijd later is zij overleden. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij op dergelijke nare wijze misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem als verzorgende stelde. Verdachte heeft met zijn ontuchtige handelen zijn eigen behoeftes vooropgesteld en is daarmee geheel voorbijgegaan aan de schade die hij [slachtoffer] heeft toegebracht. Zij gaf daarover zelf aan dat dit teveel voor haar was en dat ze dit niet kon verwerken. Het is ontzettend triest dat [slachtoffer] in de laatste fase van haar leven dit nog heeft moeten meemaken. Ook dat rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 26 september 2024. Daaruit volgt dat de reclassering wegens de ontkennende houding van verdachte geen risicofactoren heeft kunnen vaststellen. Wel ziet zij het leefgebied psychosociaal functioneren als aandachtspunt. Bij verdachte zou sprake zijn van emotionele belasting door seksueel misbruik in het verleden, de scheiding met de moeder van zijn kinderen en het proces rondom onderhavige zaak. Verdachte heeft daarvoor begeleiding gezocht en de reclassering acht het van belang dat deze begeleiding in geval van een veroordeling wordt voortgezet en gemonitord om meer zicht te krijgen op dit leefgebied. Zij adviseert dan ook een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank allereerst aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daaruit volgt dat het uitgangspunt bij verkrachting een gevangenisstraf is. Bij de bepaling van de duur van die gevangenisstraf weegt de rechtbank enerzijds de aard van de handelingen van verdachte en de beperkte mate van geweld mee. Anderzijds weegt zij mee dat het slachtoffer een bejaarde vrouw betrof en dat sprake was van een afhankelijkheidspositie ten opzichte van verdachte. Verder weegt de rechtbank nog het tijdsverloop mee en het feit dat verdachte sinds het plegen van het feit niet meer in de zorg heeft gewerkt. Alles afwegende acht zij een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden passend en geboden. Dat is een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring is gekomen, namelijk het primair tenlastegelegde.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Beroepsverbod
In artikel 251 Sr is bepaald dat de in artikel 28 Sr vermelde bijkomende straf van ontzetting van het recht een bepaald beroep uit te oefenen bij een veroordeling voor dit feit kan worden uitgesproken, indien de verdachte het feit in de uitoefening van dat beroep heeft begaan. De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is. Verdachte was tijdens het bewezenverklaarde feit werkzaam als zzp’er in de zorg. De rechtbank ziet op grond van de aard van het delict, in combinatie met de werkomgeving waarin dit delict is begaan, aanleiding om de ontzetting van het recht om het beroep van zorgverlener of een soortgelijke functie in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg uit te spreken. De rechtbank acht het van groot belang dat wordt verzekerd dat verdachte voor een langere periode niet meer in aanraking zal komen met kwetsbare personen in de uitoefening van zijn beroep. De rechtbank zal deze bijkomende straf opleggen voor de duur van vijf jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 28, 31 en 242 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
verkrachting;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 9 (negen) maanden;
Bijkomende straf
-
ontzetverdachte van het
recht het beroepvan zorgverlener of een soortgelijke functie in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg uit te oefenen voor de duur
van 5 (vijf) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. C.E.M. Marsé en mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 januari 2025.
Mr. Schnitzler-Strijbos en mr. Van Spelde zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 12 september 2022 te [plaats] , althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- misbruik te maken van de lichamelijke gezondheid en gesteldheid van de (hoogbejaarde) [slachtoffer] en/of
- een psychisch en een fysiek overwicht op die [slachtoffer] te hebben, mede gelet op het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer] en/of
- aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie te doen ontstaan waaraan zij zich niet kon onttrekken,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het onverhoeds duwen/brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het betasten en/of strelen van de billen en/of borsten en/of tepels van die [slachtoffer] en/of
- het vastpakken en/of vasthouden van de tepels van die [slachtoffer] ;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2022 te [plaats] , althans in Nederland, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door
- het onverhoeds duwen/brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het betasten en/of strelen van de billen en/of borsten en/of tepels van die [slachtoffer] en/of
- het vastpakken en/of vasthouden van de tepels van die [slachtoffer] ;
( art 249 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )