4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast. [slachtoffer] was op 12 september 2022 een dame van 81 jaar en woonde in [verzorgingshuis] in [plaats] . Zij was daar in september 2019 komen wonen en had vanaf het begin een vaste eerste contactverzorgende, [getuige 3] . Ze werd ook met regelmaat door anderen verzorgd, waaronder flexwerkers. De dochter van [slachtoffer] heeft op 30 september 2022 namens haar moeder aangifte gedaan tegen een flexwerker wegens het aanraken van de intieme delen van haar moeder en het bij haar naar binnen brengen van zijn vingers. [slachtoffer] is zelf niet gehoord, omdat zij op [datum] 2022 is overleden. Wel heeft zij voor haar overlijden tegenover meerdere personen verklaard over hetgeen gebeurd was op 12 september 2022.
[slachtoffer] is in 2019 neuropsychologisch onderzocht. Op basis van dit onderzoek zijn door de geriater aanwijzingen voor vasculaire dementie gevonden. Gelet op het beloop van haar toestand zoals door de familie destijds is geschetst, dacht de geriater aan een mengbeeld van alzheimer en vasculaire dementie. Uit de getuigenverhoren is gebleken dat bij [slachtoffer] de oriëntatie in tijd en plaats nog goed was, evenals het korte en lange termijn geheugen. Evenmin was er sprake van waanbeelden of verwardheid. Haar dementie uitte zich voornamelijk in het heel langzaam geworden zijn en het niet meer in staat zijn voor zichzelf te zorgen.
Nu de getuigen (nader) zijn gehoord, dient de rechtbank zich opnieuw te buigen over de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer] , dan wel aan het plegen van ontucht.
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ertoe de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat zij de rechtbank verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de feiten en omstandigheden waarover het vermeende slachtoffer verklaart op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Bij zedenzaken, die zich doorgaans kenmerken door de omstandigheid dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen (het vermeende slachtoffer en de verdachte), komt het veelal aan op de vraag in hoeverre de door één getuige verklaarde gang van zaken steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband dient te staan met de inhoud van de verklaring van die getuige. Hiervoor is niet voldoende dat getuigen ‘de auditu’, ofwel van horen zeggen, verklaren over wat zij van het vermeende slachtoffer hebben gehoord. De bron van deze verklaringen blijft dan immers steeds het vermeende slachtoffer. Wel kunnen bepaalde waarnemingen die een de auditu-getuige persoonlijk heeft gedaan, maar die weliswaar niet het kernverwijt (bijvoorbeeld de seksuele handelingen) bevestigen, voldoende zijn om een rol van betekenis te spelen als steunbewijs. Het is dus niet per se vereist dat het steunbewijs betrekking heeft op de ten laste gelegde gedragingen.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
De rechtbank stelt allereerst vast dat het dossier enkel verklaringen van de-auditu getuigen bevat. [slachtoffer] heeft tegenover deze getuigen, te weten haar vaste verzorgende [getuige 3] , haar [dochter] , [zorgmanager] en psycholoog [getuige 2] , verklaard dat de man die in de ochtend van 12 september 2022 bij haar langskwam om haar te verzorgen haar billen, borsten en vagina heeft aangeraakt. Tegenover [getuige 3] en [dochter] heeft zij ook nog verklaard dat verdachte met zijn vingers naar binnen is geweest en dat het sindsdien prikt of brandt. Tegen beiden heeft [slachtoffer] verklaard dat zij in eerste instantie dacht dat verdachte haar aan het wassen was, maar dat zij op enig moment merkte dat verdachte geen washandje gebruikte. [slachtoffer] heeft daarop tegen verdachte gezegd: “Blijf hier vanaf, want dit is voor mijn man”, waarop verdachte tegen haar zei: “Maar ik ben toch lief voor u?” en dat hij dit bij zijn vriendin niet meer mocht doen. Het voorgaande komt in meerdere verklaringen terug. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte zei dat zij een mooie zachte huid had, mooie zachte borsten en mooie zachte billen. Verder heeft [slachtoffer] steeds hetzelfde verklaard over de verdachte, namelijk dat hij een vriendin en kinderen heeft. [getuige 3] heeft verder nog verklaard dat [slachtoffer] naderhand steeds op de bewuste dag is teruggekomen en steeds zei “Het komt niet meer goed en ik kan het niet verwerken”. Tegenover [getuige 2] en [zorgmanager] heeft [slachtoffer] nog verklaard dat zij niet kon begrijpen hoe dit op haar leeftijd nog kon gebeuren.
Over de gezondheidstoestand van [slachtoffer] heeft [getuige 3] bij de rechter-commissaris stellig verklaard dat [slachtoffer] een goed kort en lang termijngeheugen had, dat zij alles kon vertellen zoals het was en dat de verhalen die zij vertelde altijd klopten, tot in detail. [getuige 3] heeft nooit gemerkt dat [slachtoffer] dingen verzon of overdreef. Ook haar oriëntatie in plaats en tijd was goed. [getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij [slachtoffer] driemaal heeft gezien, dat zij hem steeds herkende en nog wist wat zij de keren daarvoor hadden besproken. Ook was [slachtoffer] niet verward en hebben ze inhoudelijk steeds dezelfde dingen besproken.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard, betrouwbaar dient te worden geacht. Daartoe overweegt zij dat uit de getuigenverklaringen steeds dezelfde consistente en gedetailleerde verklaring naar voren komt over hetgeen haar zou zijn overkomen op 12 september 2022. Deze verklaring komt op de rechtbank ook authentiek over. Bovendien betreffen de getuigen die later (nader) zijn gehoord door de rechter-commissaris, en die voor de rechtbank van doorslaggevende betekenis zijn, professionals. De rechtbank acht verder nog van belang dat psycholoog [getuige 2] een benaderingsadvies heeft opgesteld en [slachtoffer] steeds zelf over de bewuste dag vertelde, zonder dat haar daar naar werd gevraagd en zonder dat er werd doorgevraagd. Daarbij valt het de rechtbank op dat [slachtoffer] verdachte steeds citeerde.
Het betoog van de raadsman dat bij [slachtoffer] mogelijk sprake was van een delier, kan de rechtbank niet volgen. Bij de rechter-commissaris is met de specialist ouderengeneeskunde zowel het medisch dossier van de huisarts, als het zorgdossier van [verzorgingshuis] uitgeplozen en hierin staat niks vermeld over een delier. Voor de juistheid van het standpunt van de verdediging dat [slachtoffer] verdachte onterecht heeft beschuldigd, omdat zij zich een hoedje schrok dat zij door een donkere man werd verzorgd, bevindt zich geen enkel aanknopingspunt in het dossier. De verweren van de verdediging slagen niet.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] tegenover de getuigen dan ook betrouwbaar en zal deze bezigen voor het bewijs.
Steunbewijs?
Uit het hiervoor geschetste kader volgt dat alleen de-auditu verklaringen onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring te komen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of deze verklaringen voldoende ondersteuning vinden in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank is van oordeel dat wat [slachtoffer] heeft verklaard tegenover de getuigen bevestiging vindt in de emoties die zij bij haar verklaringen toonde, waardoor sprake is van steunbewijs. Zo heeft [getuige 3] verklaard dat [slachtoffer] tijdens het doen van haar verhaal bedroefd overkwam, dat zij angst in haar ogen zag en dat haar hele uitstraling anders was dan normaal. Als zij erop terugkwam, moest ze huilen en ze was steeds bang dat verdachte terug zou komen, waardoor ze slecht sliep. Ze kon niet meer goed eten, was sinds 12 september 2022 van slag en is nooit meer de oude geworden. Ook toen [slachtoffer] haar verhaal bij [zorgmanager] deed was zij aangeslagen en emotioneel. Psycholoog [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer] verdrietig en angstig was en dat haar emoties passend waren bij wat zij meegemaakt zou hebben. Er zat een natuurlijke lijn in haar emoties. Verder heeft [slachtoffer] aan [getuige 2] en [getuige 3] verteld dat zij nadien ’s nachts wel eens uit bed ging om op de gang te kijken of verdachte terug was gekomen. Wanneer de deur van haar kamer in de ochtend openging, dan schrok zij, terwijl dit voor 12 september 2022 niet zo was. Ook bleef zij maar herhalen dat zij zich zorgen maakte over wat er nu met verdachte zou gebeuren, omdat hij kinderen had.
Is er sprake van het inbrengen van zijn vinger(s) in de vagina?
Een vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of bewezen kan worden dat verdachte zijn vingers in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht. Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben hiervoor vrijspraak bepleit.
Zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en bezigt zij deze voor het bewijs. [slachtoffer] heeft tegen meerdere getuigen verklaard dat verdachte met zijn vingers bij haar naar binnen is gegaan en dat het sindsdien prikt en brandt. De rechtbank ziet geen reden om dit deel van de verklaringen die [slachtoffer] aan anderen heeft afgelegd niet betrouwbaar te achten en de rest daarvan wel. Daarvoor biedt het dossier noch de getuigenverklaringen enige aanknoping. Hiervoor is reeds overwogen dat en waarom de rechtbank al die verklaringen in zijn geheel betrouwbaar acht. Gelet daarop acht de rechtbank ook dit deel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
Het binnenbrengen van de vinger in de vagina van [slachtoffer] kan onder omstandigheden ook een verkrachting opleveren. Daarvoor is nodig dat sprake is van geweld, bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid waardoor [slachtoffer] gedwongen is om het seksueel binnendringen te ondergaan.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat sprake is van dwang door een andere feitelijkheid. Daartoe overweegt zij dat [slachtoffer] voor wat betreft lichamelijke verzorging volledig afhankelijk was van anderen. Zij dacht dat verdachte haar aan het wassen was en op enig moment had zij in de gaten dat hij geen washandje gebruikte. Tegen [getuige 2] heeft zij verklaard dat verdachte over haar heen praatte, dat zij zich geïntimideerd voelde, het gevoel had dat verdachte de macht had en dat zij niets tegen hem kon beginnen. [zorgmanager] heeft hierover verklaard dat [slachtoffer] hem heeft verteld dat verdachte gewoon doorging, ook al gaf zij aan dat zij hier niet van gediend was.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.