ECLI:NL:RBZWB:2025:5010

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
25/3216
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen besluit inzake visfuiken en visnetten

In deze uitspraak beslist de rechtbank Zeeland-West-Brabant over het beroep van eiseres, een vennootschap onder firma, tegen het bestreden besluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat van 23 juni 2025. Dit besluit verklaarde het bezwaar van eiseres van 6 juni 2025 tegen een eerder besluit van 22 december 2023 niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De zaak betreft een maatwerkvoorschrift dat is vastgesteld voor locaties waar het plaatsen van visfuiken of visnetten niet is toegestaan. Eiseres had eerder op 1 februari 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 december 2023, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 26 april 2024. Eiseres heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing. Op 6 juni 2025 diende eiseres opnieuw bezwaar in tegen het besluit van 22 december 2023, maar dit besluit was inmiddels onherroepelijk, waardoor de minister het bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft besloten het tweede bezwaarschrift niet inhoudelijk te behandelen, aangezien een tweede bezwaarschrift tegen een onherroepelijk besluit niet mogelijk is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en maakt de uitspraak openbaar op 29 juli 2025, met een afschrift verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/3216

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2025 in de zaak tussen

V.O.F. [eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

De minister van Infrastructuur en Waterstaat, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van de minister van 23 juni 2025. Bij dat besluit heeft de minister het bezwaar van eiseres van 6 juni 2025 tegen besluit van 22 december 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. In het besluit van 22 december 2023 is een maatwerkvoorschrift vastgesteld voor de locaties waar het plaatsen van visfuiken of visnetten niet is toegestaan. Tegen dat besluit heeft eiseres op 1 februari 2024 bezwaar gemaakt. Met een beslissing op bezwaar van 26 april 2024 is dat bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft geen beroep ingesteld tegen die beslissing op bezwaar.
2.1.
Op 6 juni 2025 maakte eiseres opnieuw bezwaar tegen het besluit van 22 december 2023. Dat besluit was echter al onherroepelijk en er is geen tweede bezwaar mogelijk. Daarom heeft de minister het bezwaar van 6 juni 2025 met het bestreden besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Een tweede bezwaarschrift tegen een onherroepelijk geworden besluit is immers niet mogelijk. De minister heeft dan ook terecht besloten het tweede bezwaarschrift niet inhoudelijk te behandelen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 29 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.