ECLI:NL:RBZWB:2025:5
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de toepassing van artikel 40 Wet WOZ
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een twee-onder-een-kapwoning, vastgesteld op € 356.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 340.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de heffingsambtenaar niet in strijd met artikel 40 van de Wet WOZ had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing had gegeven voor de vastgestelde WOZ-waarde en dat de referentiewoningen die gebruikt waren voor de taxatie, adequaat waren. De rechtbank benadrukte dat de heffingsambtenaar niet verplicht is om het procesrisico van de belanghebbende te elimineren en dat de goede procesorde niet was geschonden. De uitspraak van de rechtbank bevestigt de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023.