ECLI:NL:RBZWB:2025:4986

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
02-395050-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van gijzeling met geweld en bedreiging

Op 31 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van gijzeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 juli 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte, geboren in 1994 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd bijgestaan door raadsman mr. B. Çiçek. De tenlastelegging betrof het samen met anderen gijzelen van een slachtoffer op 11 december 2024 in Breda. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich samen met anderen schuldig had gemaakt aan gijzeling, waarbij het slachtoffer op gewelddadige wijze werd bedreigd en gedwongen om informatie te geven over een gestolen geldbedrag. De rechtbank achtte de verklaring van het slachtoffer, ondanks zijn poging om deze in te trekken, betrouwbaar, omdat deze werd ondersteund door getuigenverklaringen en ander bewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 22 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. De rechtbank verklaarde het tenlastegelegde bewezen en sprak de verdachte vrij van andere beschuldigingen. Tevens werd een geldbedrag van € 680,00 aan de verdachte teruggegeven, terwijl de in beslag genomen auto werd verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-395050-24
vonnis van de meervoudige kamer van 31 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ( [land] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg,
raadsman mr. B. Çiçek, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 juli 2025, gelijktijdig maar niet gevoegd met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (02-394920-24),
[medeverdachte 2] (02-395087-24) en [medeverdachte 3] (02-395156-24). Op de zitting hebben de officier van justitie mr. E. van Aalst en de verdediging hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering en is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan gijzeling en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan gijzeling van [slachtoffer] . Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer] , de getuigenverklaring van [getuige] , de processen-verbaal over het aantreffen van [slachtoffer] en de goederen waarover [slachtoffer] heeft verklaard in de auto, de telefoongegevens van de (mede)verdachte(n) en de verklaringen van verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] bij de politie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte een aandeel heeft gehad bij het tenlastegelegde. De verklaring van [slachtoffer] is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen, nu [slachtoffer] die verklaring wilde intrekken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verklaring [slachtoffer] en ondersteunend bewijs
[slachtoffer] heeft bij de politie een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd. Kort samengevat heeft [slachtoffer] verklaard dat een vriend, genaamd [naam] , op 9 december 2024 geld van de rekening van [medeverdachte 3] heeft gestolen en dit naar verschillende bankrekeningen heeft overgemaakt, waaronder die van [slachtoffer] zelf. Vervolgens liep [slachtoffer] op 11 december 2024 in het centrum van Breda. Daar werd hij vastgepakt, op zijn hoofd geslagen en door twee mannen in een auto geduwd. In de auto zaten vier mannen, waaronder [medeverdachte 3] . Tijdens het rijden werd [slachtoffer] door alle vier de mannen bedreigd. Hij moest vertellen waar [naam] en zijn vrienden waren en hij moest het geld aan [medeverdachte 3] terugbetalen. Als hij niet zou vertellen waar [naam] was of het geld niet zou terugbetalen, zouden ze hem door zijn knieën schieten, zijn vingers afhakken, met een spuit hiv injecteren en hem dood maken. Bij de bedreigingen werd gebruik gemaakt van een wapen, een hamer en een injectiespuit. Ook werden de handen van [slachtoffer] vast getapet en zijn ogen dicht getapet. Die tape werd eraf gehaald vlak voordat de politie de auto staande hield.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [slachtoffer] niet betrouwbaar is, omdat hij zijn aangifte bij de rechter-commissaris heeft ingetrokken en daar heeft verklaard dat er op 11 december 2024 niets is gebeurd. De rechtbank is echter van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] bij de politie op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door meerdere bewijsmiddelen. Een getuige heeft op 11 december 2024 de politie gebeld en verklaard dat hij heeft gezien dat een man werd geslagen en in een auto werd geduwd. De getuige heeft het kenteken van de auto aan de politie doorgegeven. Toen de politie deze auto korte tijd later staande hield, zat [slachtoffer] op de achterbank. Bij het uitstappen zagen de verbalisanten een snee op zijn voorhoofd en stond hij te trillen op zijn benen. Verdachte was de bestuurder van de auto en [medeverdachte 3] de bijrijder. [medeverdachte 1] zat achterin links van [slachtoffer] en aan de rechterkant zat [medeverdachte 2] . Verder zijn in de auto twee hamers, een injectiespuit en een op een vuurwapen lijkend wapen aangetroffen. Ook lagen er rollen tape in de auto en waren er bij de achterbank twee proppen tape aan de stoel geplakt.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat het is gegaan zoals [slachtoffer] bij de politie heeft verklaard. Dat [slachtoffer] op enig moment zijn aangifte wilde intrekken, maakt die verklaring niet onbetrouwbaar. Bovendien ontstaat uit het dossier het beeld dat [slachtoffer] bang is voor de verdachten en daarom zijn verklaring wilde intrekken.
Medeplegen gijzeling
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is hoe dit feit gekwalificeerd moet worden en of verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van dit feit.
Van gijzeling is sprake als een persoon wederrechtelijk van zijn vrijheid wordt beroofd met als doel een ander te dwingen iets te doen of niet te doen. Naar het oordeel van de rechtbank is daar in dit geval sprake van. Volgens [slachtoffer] werd namelijk aan hem gevraagd of hij wist waar [naam] en zijn vrienden waren en werd gezegd dat hij het geld moest terugbetalen aan [medeverdachte 3] . Ook [medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij [medeverdachte 1] heeft gebeld en heeft gevraagd om hem te helpen zijn geld terug te krijgen. [medeverdachte 1] is vervolgens degene geweest die heeft geregeld dat verdachte en [medeverdachte 2] kwamen helpen. Dit blijkt ook uit de telefoongegevens van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Hieruit volgt namelijk dat zij al eerder het adres van [slachtoffer] met elkaar hebben gedeeld. Nu er sprake was van een vooropgezet plan om met zijn vieren het geld van [medeverdachte 3] terug te krijgen, kan het niet anders zijn dan dat de verdachten [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid hebben beroofd om zo bij [naam] te komen en het geld terug te krijgen.
Nu er een vooropgesteld plan was en volgens [slachtoffer] iedere verdachte hem heeft bedreigd, kunnen alle verdachten worden aangemerkt als medepleger van de gijzeling van [slachtoffer] . Verdachte heeft verklaard dat hij in de auto [slachtoffer] niet heeft bedreigd en hier ook niets van heeft meegekregen. De gijzeling heeft echter plaatsgevonden in een kleine ruimte met vijf mensen erin, waarbij [slachtoffer] ’s ogen werden dicht getapet en handen werden vast getapet. Ook is hij bedreigd met een hamer, wapen en een spuit. Deze spullen lagen verspreid in de auto. Gelet hierop is het volstrekt ongeloofwaardig dat verdachte hiervan niets heeft meegekregen.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan de gijzeling van [slachtoffer] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 11 december 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, met het oogmerk een ander, te weten een man die [naam] genoemd wordt en tot op heden onbekend gebleven vrienden van die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, te weten het betalen van geld, door
- die [slachtoffer] vast te pakken en
- die [slachtoffer] tegen zijn hoofd te slaan en
- die [slachtoffer] in een auto te duwen en aan weerszijden van die [slachtoffer] plaats te nemen in die auto en vervolgens met die auto weg te rijden en
- de handen van die [slachtoffer] vast te tapen en zijn ogen dicht te tapen en
- die [slachtoffer] een wapen te tonen en de loop van een wapen in zijn mond te stoppen en
- die [slachtoffer] gedreigd met een hamer te slaan en met een spuit met hiv te injecteren en
- die [slachtoffer] telkens zakelijk weergegeven gedreigd hem door zijn knieën te schieten en zijn vingers af te hakken en hem dood te maken en hem te laten verdrinken en door een neger te laten neuken en naar een bos te brengen en zijn familie op te zoeken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte door de voorlopige hechtenis zijn werk als dakdekker is verloren. Hierdoor kan hij zijn vrouw en twee dochters niet meer financieel onderhouden. Verdachte moet zijn leven opnieuw gaan opbouwen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met anderen [slachtoffer] op een gewelddadige en bijzonder intimiderende manier gegijzeld. Het is aan de oplettendheid van een ooggetuige te danken dat de politie in staat is geweest om de auto waarin verdachten [slachtoffer] hadden meegenomen van de weg te halen en zo een einde te maken aan de gijzeling.
De verdachten hebben met hun handelen een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer] . Het moet voor hem bijzonder beangstigend zijn geweest om op een dergelijke gewelddadige manier op straat te worden overvallen en in een kleine ruimte door vier mannen te worden bedreigd. Dat [slachtoffer] nog steeds bang is, blijkt ook uit zijn verklaring bij de rechter-commissaris op 19 juni 2025. [slachtoffer] wilde zijn verklaring intrekken en deed alsof er niets was gebeurd.
De verdachten hebben met hun handelen voor eigen rechter willen spelen. Hoe invoelbaar de onmacht en boosheid van [medeverdachte 3] over het gestolen geld ook zijn, in onze democratische rechtsstaat kan eigenrichting niet worden getolereerd. Dat [slachtoffer] geld heeft gestolen, rechtvaardigt niet het handelen van verdachte en zijn medeverdachten. In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank ook rekening met zijn proceshouding. Op de zitting heeft hij tegen beter weten in volgehouden niets te hebben meegekregen van de gijzeling. Door een ongeloofwaardige verklaring af te leggen, heeft verdachte ervoor gekozen om geen verantwoordelijkheid te nemen. Bovendien is [slachtoffer] op klaarlichte dag in het centrum van Breda de auto ingeduwd. Het handelen van verdachte heeft daarmee ook maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor een geweldsfeit.
Gelet op de aard en de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat enkel kan worden volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de straffen die doorgaans in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 22 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in beslag genomen geldbedrag van € 680,00 aan verdachte, aangezien dit geldbedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
7.2
De verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen personenauto met [kenteken] vatbaar is voor verbeurdverklaring. De auto is namelijk gebruikt bij de gijzeling.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47 en 282a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van gijzeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 22 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten € 680,00 (PL2000-2024317135-G2804148);
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 1 STK Personenauto [kenteken] (PL2000-2024317135-G2804033).
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en
mr. N.W.A. Dekens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 juli 2025.
Mr. Dekens en mr. Andraws zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 11 december 2024 te Breda en/of te Oosterhout, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk een ander, te weten een man die [naam] genoemd wordt en/of tot op heden onbekend gebleven vrienden van die [slachtoffer] te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het betalen van geld, door
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of
- die [slachtoffer] op/tegen zijn hoofd te slaan en/of
- die [slachtoffer] in een auto te duwen en/of aan weerszijden van die [slachtoffer] plaats te nemen in die auto en/of vervolgens met die auto weg te rijden en/of
- de handen van die [slachtoffer] vast te binden/tapen en/of zijn ogen dicht te tapen en/of
- die [slachtoffer] een (vuur)wapen te tonen en/of de loop van een (vuur)wapen in zijn mond te stoppen en/of
- die [slachtoffer] gedreigd met een hamer te slaan en/of met een spuit met HIV te injecteren en/of
- die [slachtoffer] telkens zakelijk weergegeven gedreigd hem door zijn knieén te schieten en/of zijn vingers af te hakken en/of hem dood te maken en/of hem te laten verdrinken en/of door een neger te laten neuken en/of naar een bos te brengen en/of zijn familie op te zoeken;
(art. 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht).