Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 17,
- de conclusie van repliek met producties 1 tot en met 7,
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in dienst is bij een gerechtsdeurwaarder. Eiser vordert nakoming van facturen die hij aan gedaagde heeft gestuurd, maar de rechtbank wijst deze vordering af. De rechtbank oordeelt dat gedaagde niet persoonlijk kan worden aangesproken voor de facturen, omdat zij handelde binnen de kaders van haar functie als gerechtsdeurwaarder. Volgens artikel 7:661 BW is gedaagde slechts aansprakelijk bij opzet of bewuste roekeloosheid, wat in dit geval niet aan de orde is.
De rechtbank stelt vast dat er geen rechtsverhouding bestaat tussen eiser en gedaagde die de gevorderde kosten kan dragen. Eiser kan geen eenzijdige voorwaarden stellen aan de uitvoering van een wettelijke taak door de gerechtsdeurwaarder. De sommatie aan eiser was gebaseerd op een eerdere proceskostenveroordeling, en de rechtbank concludeert dat eiser geen grond heeft voor zijn vordering.
Uiteindelijk wordt eiser in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 595,00. Dit vonnis is uitgesproken op 9 juli 2025 door mr. Swaanen.