In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van een winkelruimte vastgesteld op € 383.000, maar verklaarde het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd dat het aanslagbiljet tijdig is verzonden. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar in dit opzicht en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank beoordeelt vervolgens de WOZ-waarde en concludeert dat deze niet te hoog is vastgesteld. Belanghebbende had ook recht op een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, die door de rechtbank is vastgesteld op € 50. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende.