ECLI:NL:RBZWB:2025:4950

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
C/02/436534 / JE RK 25/1079
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met verstoorde verstandhouding met ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 juli 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2007. De minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige], verblijft sinds oktober 2024 bij pleegouders en heeft een fors verstoorde verstandhouding met haar ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige zich zonder de maatregelen niet veilig voelt en dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor haar gevoel van veiligheid en stabiliteit. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot de meerderjarigheid van de minderjarige, die op 17 augustus 2025 zal plaatsvinden. De kinderrechter heeft ook de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot dezelfde datum. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders van de minderjarige zijn op de hoogte gesteld van de procedure, maar zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en benadrukt dat de huidige situatie moet worden gecontinueerd om haar ontwikkeling te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/436534 / JE RK 25/1079
Datum uitspraak: 17 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Tilburg, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over de minderjarige:
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
vertegenwoordigd door
mr. J. Nederlof, advocaat kantoorhoudende te Tilburg, in zijn
hoedanigheid als bijzondere curator over voornoemde minderjarige, hierna te noemen: de
bijzondere curator.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats 1] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[pleegouder 1]en
[pleegouder 2],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende te [plaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 3 juni 2025;
- het e-mailbericht met bijlagen van de vader, ontvangen op 9 juli 2025.
1.2
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 juli 2025. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- een vertegenwoordigster van de GI;
- mr. [persoon] als waarnemer van de bijzondere curator.
1.3
Hoewel daartoe correct opgeroepen zijn de ouders, met kennisgeving vooraf, en de pleegouders niet bij de mondelinge behandeling verschenen.
1.4
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek of via een brief aan de kinderrechter. Hiervan heeft zij geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
[minderjarige] verblijft sinds oktober 2024 bij de pleegouders.
2.3
Bij beschikking van 23 juli 2024 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 23 juli 2024 tot 23 juli 2025. Tevens heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, tot 23 januari 2025, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Vervolgens heeft de kinderrechter, bij beschikking van 21 januari 2025, de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 23 juli 2025.

3.De verzoeken

3.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot haar meerderjarigheid, zijnde 17 augustus 2025.
3.2
Tevens verzoekt de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin te verlenen (de kinderrechter begrijpt hier: verlengen) tot haar meerderjarigheid, zijnde 17 augustus 2025.
3.3
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de GI

4.1
Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoekt voert de GI, samengevat, het volgende aan. Tussen [minderjarige] en haar ouders is sprake van een fors verstoorde relatie. Zij is eerder thuis weggelopen. Sinds 12 maart 2024 verblijft [minderjarige] niet meer thuis en zij woont sinds oktober 2024 bij haar huidige pleeggezin.
4.2
[minderjarige] heeft sinds kort een gesprekspartner waar zij haar verhaal kan doen. Zij
staat open voor hulpverlening voor zichzelf. Gezien wordt dat de ouders welwillend en bereid zijn om mee te werken aan hulpverlening, maar duidelijk is ook dat de aanpak van de ouders op dit moment te snel gaat voor [minderjarige] en niet aansluit bij haar behoeften. Er is geen sprake van contact tussen [minderjarige] en de ouders, ander dan dat [minderjarige] recent haar vader heeft gesproken. Voor contact met haar ouders heeft [minderjarige] geen ruimte. Anderzijds hebben ook de ouders aangegeven rust te willen en zich te willen concentreren op het gezin en op hun gezondheid.
4.3
De GI acht het van belang dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd worden. Enerzijds zodat de huidige situatie gecontinueerd kan worden, anderzijds omdat [minderjarige] zelf om deze duidelijkheid vraagt. Zij is bang dat wanneer deze maatregelen er niet zijn, haar ouders haar het leven zuur zullen maken. Bekend is dat [minderjarige] bij haar huidige pleeggezin kan blijven, ook wanneer zij meerderjarig wordt.

5.Het standpunt van belanghebbenden

5.1
Namens [minderjarige] draagt mr. [persoon] een brief voor die [minderjarige] gericht heeft aan de kinderrechter. Daarin schrijft zij, samengevat, dat zij wenst dat de maatregelen worden verlengd. [minderjarige] maakt zich zorgen over haar veiligheid wanneer de maatregelen niet zouden worden verlengd. Zij kan niet inschatten wat er dan zou gebeuren en is weinig gerustgesteld in het handelen van de ouders. Onlangs heeft [minderjarige] met de vader gesproken. Uit dat gesprek leidt [minderjarige] af dat de vader in gedrag weinig is veranderd. Het verlengen van de maatregelen waarborgt de veiligheid en stabiliteit die [minderjarige] nu ervaart. Ondanks de korte periode hoopt [minderjarige] dat de kinderrechter het verzoek zal toewijzen.
5.2
De vader heeft de kinderrechter schriftelijk bericht. Kort samengevat, schrijft hij over het verzoek het volgende. Een verlenging van de ondertoezichtstelling voor 3,5 week is in de visie van de ouders niet nodig. Het voegt niets toe. Toch zullen zij zich daartegen niet verzetten. Verder zijn de ouders blij dat er een contactmoment met [minderjarige] heeft plaatsgevonden. Dat geeft hen hoop voor de toekomst.

6.De beoordeling

Wat zegt de wet?
6.1
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
6.2
Volgens het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
6.3
Op grond van artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
6.4
Artikel 1:265c lid 2 BW bepaalt dat de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens kan verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
6.5
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] onverminderd in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter betrekt hierin dat er sprake is van een fors verstoorde verstandhouding tussen [minderjarige] en de ouders. Hierin is in de afgelopen periode geen verbetering gekomen. Hoewel er inmiddels een eerste contactmoment heeft plaatsgevonden, voelt [minderjarige] zich niet veilig zonder de maatregelen. Daarnaast zijn de bij de ondertoezichtstelling gestelde doelen niet behaald en is hulpverlening voor [minderjarige] onvoldoende van de grond gekomen. Gezien wordt dat [minderjarige] weliswaar een gesprekpartner heeft gevonden, maar nog niet is toegekomen aan verwerking en contactherstel met de ouders.
6.6
De ernstige ontwikkelingsbedreiging kan niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening.
6.7
Gelet op het voorgaande is de ondertoezichtstelling daarom nog steeds nodig. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] dan ook verlengen tot haar meerderjarigheid.
6.8
Ook staat het voor de kinderrechter vast dat een terugplaatsing van [minderjarige] bij de ouders niet aan de orde is. De huidige plaatsing van [minderjarige] dient daarom middels een machtiging tot uithuisplaatsing gewaarborgd te worden.
6.9
Gelet op bovenstaande is de kinderrechter tevens van oordeel dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] in het belang is van haar verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. De machtiging tot uithuisplaatsing zal evenals de ondertoezichtstelling worden verlengd tot haar meerderjarigheid.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.1
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Tot slot
6.11
Tot slot geeft de kinderrechter [minderjarige] mee dat zij hoopt dat een verlenging van de maatregelen, hoe kort ook, bijdragen aan haar gevoel van veiligheid en stabiliteit en dat dit haar rust geeft. Het is in haar belang dat [minderjarige] vanuit rust kan werken aan de belangrijke zaken in het dagelijkse leven, zoals school en sociale activiteiten, maar dat zij ook op termijn ruimte krijgt in het proces van contactherstel met de ouders.
6.12
Dit leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 17 augustus 2025;
7.2
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin tot 17 augustus 2025;
7.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2025 door mr. C. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.C.G. Vos als griffier, en op schrift gesteld op 29 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.