ECLI:NL:RBZWB:2025:4920

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
C/02/436714 / JE RK 25-1116
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter in een gezinscontext met zorgen over ontwikkeling

Op 18 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland had verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, omdat er zorgen waren over hun sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het gezamenlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de opvoedingssituatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de nodige zorg en begeleiding te bieden, mede door persoonlijke problematiek en een gebrek aan vertrouwen in het systeem van de moeder.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben zowel de moeder als de vader hun standpunten toegelicht. De moeder heeft aangegeven dat zij niet achter het verzoek van de Raad staat en dat zij zich niet gehoord voelt. De vader daarentegen heeft aangegeven open te staan voor een mogelijke verandering in de woonsituatie van de kinderen. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad onderschreven en geconcludeerd dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling toe te wijzen, met de opdracht aan de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering om de regie te voeren en de belangen van de kinderen te bewaken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/436714 / JE RK 25-1116
Datum uitspraak: 18 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
gevestigd te Eindhoven,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de Raad met bijlagen van 12 juni 2025, ontvangen op 12 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft allereerst plaatsgevonden in aanwezigheid van de Raad en de GI. Later verschenen ook de vader en de moeder. Hierop is de mondelinge behandeling van het verzoek voortgezet, zonder de aanwezigheid van de GI.
1.4.
De kinderrechter heeft de zaak vanwege de samenhang met het verzoek met zaaknummer C/02/436710 / JE RK 25-1115 gezamenlijk behandeld. In beide zaken (C/02/436714 / JE RK 25-1116 en C/02/436710 / JE RK 25-1115) wordt bij separate beschikking beslist.
1.5.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. [minderjarige 1] heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het gezamenlijk gezag over de kinderen.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek. De Raad maakt zich zorgen over de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van de kinderen. Het gezin heeft veel meegemaakt en de ouders hebben veel ballen hoog te houden. De Raad vindt het noodzakelijk dat er hulpverlening komt die naast de ouders gaat staan om te kijken wat er nodig is om de situatie te verbeteren. Er is geprobeerd om hulpverlening in het vrijwillig kader in te zetten, maar dit heeft niet geleid tot het gewenste resultaat. Dit doordat de hulpverlening telkens stagneert door de persoonlijke problematiek en de geloofsovertuigingen van de moeder. Om die reden is hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. Het is belangrijk dat er sturing en regie wordt geboden en dat er vertrouwen over en weer komt in de hoop dat er een samenwerking ontstaat, in het belang van de kinderen.
4.2.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij niet achter het verzoek van de Raad staat. De moeder vindt de zorgen die worden geuit onterecht. Zij heeft in het verleden veel meegemaakt en heeft hierdoor geen vertrouwen in het (rechts)systeem. Er is sprake van wantrouwen en de moeder voelt zich niet gehoord. Er wordt niet met haar gesproken over haar zorgen en zij heeft het gevoel dat zij als ouder niks te zeggen heeft. Daarnaast heeft zij het gevoel dat haar geloofsovertuiging niet wordt gerespecteerd. Ook geeft de moeder aan dat het schoolsysteem tegen haar geloof ingaat. De moeder vindt het, net als de vader, ook belangrijk dat de kinderen zelfredzaam worden en zou daarom graag thuisonderwijs willen geven. Zij wil haar kinderen niet verplichten om naar school te gaan, mede omdat haar dochters hoog sensitief zijn. Verder licht de moeder toe dat zij zich in Nederland niet op haar plek voelt. Als zij besluit om naar Suriname te gaan, wil zij graag samen met de vader bespreken hoe dit verder geregeld moet worden met de kinderen en waar zij dan moeten verblijven.
4.3.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij het belangrijk vindt dat de kinderen zelfredzaam zijn en dat zij hun weg kunnen vinden in de maatschappij. De vader ziet de kinderen meestal in de weekenden en ervaart hierdoor niet de invloeden van bijvoorbeeld school zoals de moeder dat heeft, maar geeft aan het systeem te begrijpen. Kinderen moeten van jongs af aan al het goede pad volgen, om op latere leeftijd problemen te voorkomen. De ouders zijn samen in gesprek om te kijken of de kinderen bij de vader kunnen wonen. De vader geeft aan dat hij hiervoor openstaat en ook de kinderen geven aan dat zij bij de vader willen wonen.
4.4.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij achter het verzoek van de Raad staat, gelet op de zorgen die er zijn. Vanaf september 2025 kan de zaak intensief worden opgepakt.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten zoals hierboven vermeld. De kinderrechter zal derhalve het verzoek van de Raad toewijzen en de ondertoezichtstelling verlenen voor de duur van een jaar, met ingang van 18 juli 2025 en tot 18 juli 2026. De kinderrechter licht dit als volgt toe.
5.3.
De kinderrechter onderschrijft de zorgen van de Raad en stelt vast dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Uit de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is namelijk gebleken dat er zorgen zijn over de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van de kinderen. Er is sprake van een gebrek aan onderwijs door het veelvuldig verzuim en de schoolwisselingen. De moeder wil de kinderen hierin vrijlaten en zelf hun keuzes laten maken of zij wel of niet naar school gaan. De kinderen lopen hierdoor een achterstand in hun ontwikkeling op. Daarnaast maakt de kinderrechter zich zorgen over de mogelijke aanwezigheid van psychische problematiek en de emotionele beschikbaarheid van de moeder. De moeder heeft een belast verleden waardoor zij kampt met onverwerkte trauma. Ook maakt de kinderrechter zich zorgen over de verhouding draagkracht-draaglast nu de moeder de verantwoordelijkheid heeft voor de opvoeding van vier thuiswonende kinderen. De kinderrechter ziet dat er op dit moment onvoldoende structuur, stabiliteit, begrenzing en continuïteit wordt geboden en dat het de ouders ten aanzien van de zorgen niet lukt om tot een structurele oplossing te komen.
5.4.
De kinderrechter ziet dat de ouders het beste met hun kinderen voor hebben, echter zijn zij onmachtig om tot oplossingen te komen en om voldoende te profiteren van de hulpverlening die in het vrijwillig kader is ingezet. Dit mede gelet op het feit dat de moeder een afwijkende zienswijze heeft en hiernaar handelt. De ouders zijn daarmee niet in staat gebleken om zelfstandig de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen weg te nemen. De ouders zijn wel in gesprek over een eventuele overgang van de kinderen naar de vader en over wat voor de kinderen nodig is. Niettemin is een regievoerder in het gedwongen kader noodzakelijk omdat niet meteen te verwachten is dat alle zorgen over de kinderen worden weggenomen.
5.5.
De kinderrechter sluit zich aan bij de opgestelde doelen die de Raad heeft geformuleerd in het Raadsrapport en geeft aan de GI de opdracht mee om de volgende doelen voor ogen te houden:
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren rust, stabiliteit, duidelijkheid en voorspelbaarheid in de thuissituatie zodat zij zich kunnen richten op hun ontwikkelingstaken;
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben een positieve schoolgang waarin zij continuïteit ervaren;
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren geen last van traumatische gebeurtenissen uit het verleden;
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren structuur in de opvoedomgeving en hebben een adequaat dag nachtritme.
5.6.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat er de komende periode aan de bovenstaande doelen wordt gewerkt om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weg te nemen. Nu er nog veel stappen moeten worden gezet, zal de kinderrechter het verzoek toewijzen voor de volledige duur zoals verzocht. De kinderrechter geeft daarbij opdracht aan de GI om regie te voeren in het proces en de belangen van de kinderen te bewaken. De kinderrechter vindt het positief dat de communicatie tussen de ouders is verbeterd en dat zij in staat zijn om samen te werken. Het is dan ook van belang dat de GI de situatie gaat monitoren en samen met de ouders gaat kijken hoe zij de ernstige ontwikkelingsbedreiging kunnen wegnemen.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met ingang van 18 juli 2025 en tot 18 juli 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 28 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.