4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling feiten en omstandigheden
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
Op 17 januari 2024 omstreeks 00.50 uur vond een ontploffing plaats bij de woning aan [het adres] in [plaats] , als gevolg waarvan brand is ontstaan op diverse plekken in de woning.
Om 0.50 uur schrokken [aangever 1] en haar partner wakker van een luide klap en glasgerinkel en zijn zij naar beneden gegaan. Daar aangekomen hebben zij brand zien woeden naast de tv, in kunstbloemen en ander decoratiemateriaal en in de gordijnen en luxaflex.
Het ontplofte object is aangetroffen in de woning en betrof vermoedelijk een spuitbus haarlak. Verder constateerde de politie dat het (dubbel)glas van het rechtervoorraam versplinterd was en de glasscherven in de woning op de grond lagen tot aan de achterpui. Door de druk van de explosie waren de (rol)gordijnen van het voorraam gekomen en hingen dwars over de tv. Diverse voorwerpen lagen omver, waren op de grond gevallen of waren beschadigd.
Uit de opgenomen beelden door één van de camera’s in de woning van [aangever 1] is te zien dat kort voor de ontploffing een persoon hard wegloopt uit haar voortuin.
Rol van verdachte
Op de bus haarlak is DNA aangetroffen. Uit het NFI-rapport volgt dat een relatief kleine hoeveelheid DNA afkomstig kan zijn van onder meer verdachte. De bewijskracht die hierbij is berekend is driehonderdtwintigduizend. Dat betekent dat de bewijskracht van een DNA-match met [verdachte] driehonderdtwintigduizend keer waarschijnlijker is dan dat hij dat niet is. De rechtbank stelt vast dat dit een sterke bewijskracht is en concludeert op grond daarvan en de hierna te bespreken bewegingen van de telefoon van verdachte dat het DNA van verdachte is.
In beginsel geldt dat aan DNA-materiaal van een verdachte dat op een plaats delict op een verplaatsbaar object wordt aangetroffen - waarvan hier sprake is - een sterke aanwijzing kan worden ontleend dat verdachte daar aanwezig is geweest. Een algemeen verweer dat niet kan worden uitgesloten dat een derde het DNA van verdachte op de plaats delict heeft gebracht op een niet delict gerelateerde manier zonder dat verdachte daar zelf fysiek aanwezig is geweest, is onvoldoende om deze sterke aanwijzing te ontzenuwen. Van verdachte mag in dit geval worden verwacht dat hij onderbouwt hoe zijn DNA-materiaal op het voorwerp terecht is gekomen en hoe het voorwerp vervolgens op de plaats delict terecht is gekomen.
Verdachte heeft geen geloofwaardige onderbouwing gegeven voor de aanwezigheid van onder andere zijn DNA op de haarlakbus. De verklaring dat hij al jaren geen haarlak gebruikt maar wel eens aan iemand een haarlakbus zou hebben verstrekt, zonder daarbij aan te geven wanneer dat zou zijn geweest en aan wie hij die haarlakbus dan zou hebben verstrekt, is daartoe onvoldoende concreet. Naar het oordeel van de rechtbank is dit alternatieve scenario onvoldoende aannemelijk geworden.
Vervolgens heeft de rechtbank de DNA-match beoordeeld in de context van de rest van het dossier. Daaruit blijkt dat de telefoon van verdachte in beslag is genomen en onderzocht. Uit dit onderzoek volgt dat zich in het toestel een simkaart bevindt met een telefoonnummer waarvan verdachte heeft verklaard dit nummer al jaren te gebruiken. Ook volgt uit onderzoek dat de telefoon een WhatsApp account op naam van verdachte bevat en een e-mailadres dat met hem te associëren is. Op grond hiervan kan worden vastgesteld dat verdachte de vaste gebruiker van de telefoon was.
Uit de historische verkeersgegevens volgt dat de telefoon de avond en nacht van de ontploffing een reis heeft gemaakt van Vlissingen, de toenmalige woonplaats van verdachte, naar [plaats] en weer terug naar Vlissingen, waar deze in de ochtend van 17 januari 2024 weer aanstraalt op een zendmast die blijkens Google Maps ongeveer 650 meter is verwijderd van zijn woonadres.
Verder volgt hieruit dat zowel kort voor als kort na de ontploffing (rond 1 uur ’s nachts) de telefoon aanstraalt op twee verschillende zendmasten in [plaats] . Het adres van de ontploffing ligt precies in het midden van dit gebied.
Ook met betrekking tot de uitkomsten van het telefoononderzoek mag van verdachte worden verwacht dat hij onderbouwt hoe zijn telefoon die nacht op en neer naar [plaats] is gereisd en ten tijde van de ontploffing aanstraalt op direct nabijgelegen zendmast(en).
Alternatief scenario?
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn telefoon zou hebben uitgeleend. Een naam of toenaam aan wie hij dit zou hebben gedaan heeft hij, ook ter zitting, niet gegeven. In algemene zin heeft hij verklaard dat hij zijn telefoon alleen aan vrienden zou hebben uitgeleend. Hij kan zich niet meer herinneren wie dat (onder andere) geweest zou(den) zijn.
Verder heeft verdachte verklaard dat hij die nacht gewoon thuis bij zijn moeder is geweest en rond 00.30 naar bed is gegaan omdat hij de volgende dag (17 januari) op tijd moest gaan werken in [plaats] .
Daarentegen volgt uit het dossier dat het bedrijf waar verdachte destijds werkzaam was die week gesloten was voor een verbouwing. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij desondanks in het kader van de (voorbereiding van de) verbouwing werkzaamheden heeft verricht. De rechtbank stelt vast dat deze verklaring geen bevestiging vindt in het dossier en pas in een zeer laat stadium voor het eerst is afgelegd, namelijk ter zitting.
Verder volgt uit het dossier dat in de nacht van 16 op 17 januari 2024 met de telefoon van verdachte contact is gezocht met drie verschillende telefoonnummers die alle drie als contactpersoon in de telefoon waren opgeslagen. Dit sterkt de rechtbank in de overtuiging dat verdachte op dat moment zelf de gebruiker van de telefoon was.
Gelet op het voorgaande is rechtbank van oordeel dat de verdachte geen geloofwaardige verklaring heeft afgelegd voor de aanwezigheid van zijn telefoon vlakbij de plaats delict op het moment van de ontploffing en dat het verdachte zelf moet zijn geweest die met zijn telefoon op die plek aanwezig is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte enkel algemene stellingen naar voren gebracht en heeft hij deze op geen enkele manier onderbouwd. Daardoor mist zijn verklaring ieder begin van aannemelijkheid en is het geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk geworden.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande - het aangetroffen DNA van verdachte op het ontplofte projectiel op de plaats delict en de bewegingen van zijn telefoon en de aanwezigheid daarvan dichtbij de plaats delict ten tijde van de ontploffing - acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ontploffing op 17 januari 2024.
Wegens gebrek aan bewijs zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onderdeel ‘om te bouwen tot een explosief’.
Gevaar voor goederen, levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel?
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat door de ontploffing gemeen gevaar voor goederen is ontstaan, te weten de woning aan [het adres] en de inboedel van die woning.
Voor het oordeel dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest, moet worden vastgesteld dat dit gevaar ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op de beelden is te zien dat één persoon in de voortuin iets ontsteekt, gevolgd door een lichtflits en rookontwikkeling bij de ramen. Vervolgens is een grotere lichtbol (volledig wit beeld) te zien en het springen van de ruit van de woning.
Eveneens volgt uit de beelden, maar ook uit de aard en omvang van de schade, dat er sprake is geweest van een enorme ontploffing. Het projectiel is door de ontploffing vanaf buiten door het dubbele glas naar binnen geschoten de woning in en had daardoor ook voldoende kracht om de bewoners (dodelijk) te verwonden, indien zij nog in de woonkamer aanwezig waren geweest.
De rechtbank overweegt voorts dat een brandend voorwerp in een woning, behoudens contra-indicaties waarvan niet is gebleken, altijd het risico op brandgevaar met zich meebrengt. In een woonkamer bevinden zich immers diverse meubelen, verschillende soorten woontextiel als ook decoratiemateriaal die gemakkelijk vlam kunnen vatten wanneer hier een brandend voorwerp mee in contact of in de buurt komt.
Op diverse plekken in de woning zijn (decoratie)spullen en woningtextiel (gordijnen en luxaflex) daadwerkelijk in brand gevlogen. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij een woningbrand levensgevaar en gevaar op zwaar lichamelijk letsel in het leven kan worden geroepen.
De rechtbank kent tenslotte gewicht toe aan het feit dat de ontploffing plaatsvond op woensdag om ongeveer 0.50 uur ’s-nachts. Een tijdstip dat het voorzienbaar is dat personen in de woning aanwezig waren. [aangever 1] en haar partner lagen ook daadwerkelijk op de eerste verdieping te slapen. Daarnaast is het voorzienbaar dat mensen zich op een dergelijk tijdstip zich nog op de benedenverdieping van de woning kunnen bevinden, bijvoorbeeld om televisie te kijken. Uit het dossier volgt immers dat de bewoners slechts ruim een half uur eerder de woonkamer hadden verlaten om naar bed te gaan.
Gelet op het voorgaande was het naar het oordeel van de rechtbank ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners zou ontstaan.