ECLI:NL:RBZWB:2025:4906

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
C/02/429599 / JE RK 24-2198
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Kraats
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 juli 2025 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 24 januari 2026, na een beoordeling van de situatie van de kinderen en de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen positieve stappen hebben gezet in hun ontwikkeling, maar dat er ook zorgen blijven, vooral over [minderjarige 2]. De moeder heeft de afgelopen maanden een positieve ontwikkeling doorgemaakt, maar is nog niet in staat om voor de kinderen te zorgen. De kinderrechter heeft de GI gemachtigd om de minderjarigen uit huis te plaatsen, omdat dit noodzakelijk is voor hun verzorging en opvoeding. De moeder moet zich de komende zes maanden focussen op haar hulpverleningstraject en aan bepaalde voorwaarden voldoen om een perspectiefonderzoek naar terugplaatsing te kunnen aanvragen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/429599 / JE RK 24-2198
Datum uitspraak: 21 juli 2025
nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Tilburg,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2009 in [geboorteplaats 1] (België),
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2012 in [geboorteplaats 1] (België),
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2014 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. A. Koop-van Vliet te Breda,
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[de tante] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de tante,
[de grootouders]
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de grootouders.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 16 januari 2025 en alle daarin genoemde stukken;
  • de brief van de GI van 20 juni 2025.
1.2.
Bij voornoemde beschikking is de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd tot 24 januari 2026. Daarnaast heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen verlengd tot 24 juli 2025, teneinde een tussentijds toetsingsmoment te creëren. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden in afwachting van informatie van de GI over de stand van zaken op dat moment. [minderjarige 1] is geplaatst bij de tante. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn geplaatst bij de grootouders.
1.3.
De behandeling van de zaak is voortgezet tijdens de mondelinge behandeling, met gesloten deuren, op 21 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • moeder, middels een telefonische verbinding;
  • de advocaat van de moeder;
  • de tante, middels een videoverbinding via Teams;
  • een vertegenwoordiger van de GI.
1.4.
De minderjarigen zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken tijdens een kindgesprek. Zij hebben niet gereageerd op deze brief en zijn gelet daarop niet uitgenodigd voor een kindgesprek.

2.Het resterende verzoek

2.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in een pleeggezin te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, en verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
De GI heeft in de brief van 20 juni 2025 aangegeven het resterende deel van het verzoek, namelijk de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling (tot 24 januari 2026) te handhaven. Zij geven aan dat [minderjarige 1] een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt bij de tante de afgelopen maanden. De tante biedt [minderjarige 1] stabiliteit en duidelijke kaders. Ook [minderjarige 3] heeft de afgelopen periode positieve stappen gezet. Hij staat nog op de wachtlijst voor EMDR, en kan hopelijk snel daarmee starten. Hoewel ook [minderjarige 2] stappen heeft gezet, zijn er over haar nog veel zorgen. Zij loopt regelmatig weg, waardoor onvoldoende zicht is op haar veiligheid, zij gaat niet altijd naar therapie en bekeken moet worden of, met hulp van het netwerk rondom grootouders en [minderjarige 2] , haar veiligheid beter kan worden gewaarborgd. De moeder heeft de wens dat de kinderen uiteindelijk alle drie weer bij haar komen wonen. Hoewel zij de afgelopen zes maanden een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, verloopt het de afgelopen maand minder goed. Zo is moeder niet aanwezig geweest bij haar eigen therapiegesprekken, maar ook niet bij het schoolgesprek van [minderjarige 2] . De moeder ziet de kinderen niet als belasting, maar desondanks vraagt het erg veel van haar. Het is van belang dat de moeder zich blijft focussen op haar eigen traject. In de aankomende periode zal worden onderzocht in hoeverre een perspectiefonderzoek richting een terugplaatsing naar huis tot de mogelijkheden behoort. De moeder dient de komende zes maanden stappen te zetten aan de hand van de volgende voorwaarden:
1. De ouders
(de rechtbank begrijpt: de moeder)willen meewerken en zijn bereid om hulp te aanvaarden. Belangrijk, want het traject vraagt om intensieve samenwerking met hulpverleners;
2. De ouders
(de rechtbank begrijpt: de moeder)voldoen aan de volgende basisvoorwaarden:
- goede huisvesting: veilig, stabiel en toereikend;
- basisveiligheid: ouders staan fysiek en emotioneel klaar voor het kind, er is geen sprake van huiselijk geweld en zij beschikken tenminste over de ADL-vaardigheden (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen);
- geen verslaving die leidt tot disfunctioneren van de ouder;
- psychische stabiliteit: moeder heeft niet of nauwelijks psychische problemen die van invloed zijn op het functioneren (of er zijn andere beschermende factoren aanwezig, zoals een andere stabiele ouder of een stevig netwerk).
Indien zij zich aan deze voorwaarden houdt, kan er afhankelijk van de ontwikkelingen, een perspectiefonderzoek worden gevraagd bij Sterk Huis. Indien zij zich niet aan de voorwaarden houdt, wordt het perspectief op terugplaatsing naar huis niet mogelijk. Op korte termijn is het in ieder geval niet mogelijk dat de kinderen weer bij de moeder gaan wonen.

3.De standpunten van de belanghebbende en de informanten

3.1.
Door en namens de moeder is op de mondelinge behandeling aangegeven dat zij begrijpt dat de kinderen op dit moment niet bij haar kunnen wonen en dat de machtiging tot uithuisplaatsing moet worden verlengd. Het gaat beter met de moeder, maar zij heeft nog wel hulpverlening nodig en wil gaan starten met traumatherapie. Zij mist haar kinderen wel, en zou hen graag vaker zien. Ook de kinderen hebben volgens de moeder de wens om haar vaker te zien.
3.2.
De tante heeft aangegeven dat het goed gaat met [minderjarige 1] bij haar. Ook hij zelf ziet dat hij stappen heeft gezet en dat hij het goed doet.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de
uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de
verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of
lichamelijke gesteldheid.
4.2.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing
telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
4.3.
Gelet op de vorige beschikking en het verslag van de GI van 20 juni 2025, constateert de kinderrechter dat alle drie de kinderen positieve stappen hebben gezet in hun ontwikkeling. Toch blijven er ook zorgen, met name over [minderjarige 2] , zoals blijkt uit de brief van de GI. Er is hulpverlening betrokken bij de kinderen en deze hulpverlening zal worden voortgezet. Hiervoor is van belang dat de rust, stabiliteit en veiligheid van de kinderen wordt gewaarborgd. Hoewel de moeder ook positieve stappen heeft gezet, is zij nog altijd niet in staat om zelf voor de kinderen te zorgen en hen die rust, stabiliteit en veiligheid te bieden. Daarbij komt dat de meoder nu op een plek woont waar de kinderen niet mogen komen. Gelet op het voorgaande zijn alle betrokken partijen het erover eens dat de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] bij de tante en van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij de grootouders moet worden voortgezet. Ook de rechtbank acht het in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen noodzakelijk dat de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen wordt verlengd. Het resterende deel van het verzoek van de GI zal daarom worden toegewezen.
4.4.
De aankomende periode zal door de GI worden onderzocht in hoeverre een perspectiefonderzoek richting een terugplaatsing van de kinderen bij de moeder tot de mogelijkheden behoort. Gelet daarop is op de mondelinge behandeling besproken met de moeder dat zij zich de komende zes maanden moet focussen op zichzelf en haar hulpverleningstraject, en moet laten zien dat zij aan de in de brief van de GI van 20 juni 2025, en hiervoor in 2.2 opgenomen, voorwaarden kan voldoen. Tevens is besproken dat de GI zal bekijken wat de mogelijkheden zijn voor de uitbreiding van de omgang tussen de moeder en de kinderen, nu op de mondelinge behandeling door de moeder en haar advocaat duidelijk is aangegeven dat die wens tot uitbreiding bij de moeder en de kinderen bestaat.
4.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
4.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in een pleeggezin tot 24 januari 2026;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van de Kraats, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2025, in aanwezigheid van mr. Reijerse als griffier. De beschikking is op schrift gesteld op 23 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.