ECLI:NL:RBZWB:2025:4846

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
11230863 CV EXPL 24-2450 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk: geschil tussen aannemer en onderaannemer over betaling en gebreken

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een aannemer en een onderaannemer over de betaling van een factuur en de gebreken die zijn geconstateerd na de oplevering van een dakrenovatie aan een appartementencomplex. De onderaannemer, aangeduid als [de aannemer], heeft een offerte uitgebracht en werkzaamheden uitgevoerd, maar Gold DAKONDERHOUD B.V., de opdrachtgever, heeft de betaling opgeschort wegens vermeende gebreken. De onderaannemer heeft Gold in gebreke gesteld en verzocht om herstel van de gebreken, maar Gold heeft dit geweigerd. De onderaannemer vordert betaling van de openstaande factuur van € 20.976,00, vermeerderd met rente en incassokosten. Gold vordert in reconventie een verklaring voor partiële ontbinding van de overeenkomst en aanvullende schadevergoeding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Gold de onderaannemer niet de gelegenheid heeft geboden om de gebreken te herstellen en dat er geen sprake is van verzuim aan de zijde van de onderaannemer. De vordering van de onderaannemer is toegewezen, terwijl de vordering van Gold in reconventie is afgewezen. Gold is veroordeeld tot betaling van de factuur, incassokosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11230863 \ CV EXPL 24-2450
Vonnis van 21 mei 2025
in de zaak van
[persoon] H.O.D.N. [bedrijf],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [de aannemer] ,
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,
tegen
GOLD DAKONDERHOUD B.V.,
te Etten-Leur,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Gold,
gemachtigde: Tax & Legal Services.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 oktober 2024 met de daarin genoemde processtukken;
- de mondelinge behandeling van 11 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[de aannemer] is door Gold ingeschakeld als (onder)aannemer voor het uitvoeren van een dakrenovatie aan een appartementencomplex.
2.2.
[de aannemer] heeft op 15 juni 2023 aan Gold een offerte uitgebracht van € 30.976,00 inclusief BTW. Op 27 september 2023 is [de aannemer] gestart met het uitvoeren van de werkzaamheden.
2.3.
In de periode van 4 tot en met 11 oktober 2023 heeft Gold aan [de aannemer] een totaalbedrag van € 10.860,00 betaald.
2.4.
Op 17 oktober 2023 is door [de aannemer] een factuur opgemaakt voor een bedrag van € 20.976,00. [de aannemer] heeft Gold op 7 december 2023 in gebreke gesteld en gesommeerd de factuur alsnog te voldoen. Gold heeft de factuur niet betaald.
2.5.
Op 8 december 2023 heeft de gemachtigde van Gold [de aannemer] op haar beurt in gebreke gesteld en de gelegenheid geboden om tot herstel van gebreken over te gaan. Gold heeft haar betalingsverplichting daarbij opgeschort.
2.6.
[de aannemer] heeft Gold bij brief van 14 december 2023 verzocht om haar in de gelegenheid te stellen tot het uitvoeren van herstel en heeft zij haar gewezen op de gevolgen van het weigeren hiervan.
2.7.
Op 15 januari 2024 heeft de gemachtigde van Gold laten weten dat [de aannemer] alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld om de herstelwerkzaamheden uit te voeren.
2.8.
Op 17 januari 2024 heeft de gemachtigde van [de aannemer] Gold per e-mail verzocht om aan te geven welke werkzaamheden er moeten worden uitgevoerd en aangegeven dat [de aannemer] op 26 januari 2024 met de werkzaamheden zou kunnen starten.
2.9.
[de aannemer] heeft op 30 januari 2024 een aanmaning gestuurd aan Gold waarin Gold wordt gewezen op de juridische gevolgen die zijn ingetreden doordat Gold het onmogelijk maakt om de gebreken te herstellen. Gold is in deze brief aangemaand de openstaande factuur te betalen. Gold heeft de factuur niet betaald.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[de aannemer] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Gold te veroordelen tot betaling van:
I. een bedrag van € 20.976,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 31 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling;
II. de buitengerechtelijke incassokosten van € 984,76;
III. de proceskosten.
3.2.
[de aannemer] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Er is sprake van een overeenkomst van aanneming van werk. Het werk is opgeleverd. Gold heeft uit hoofde daarvan een betalingsverplichting. Er is een voorschot van € 10.000,00 betaald zodat nog een bedrag van € 20.976,00 resteert. Er is sprake van schuldeisersverzuim aan de zijde van Gold omdat [de aannemer] geen gelegenheid krijgt de vermeende gebreken te verhelpen.
3.3.
Gold voert aan dat er gebreken zijn geconstateerd en dat van de opdrachtgever niet kon worden gevergd dat [de aannemer] nog in de gelegenheid wordt gesteld de werkzaamheden uit te voeren. Gold is door haar opdrachtgever aansprakelijk gesteld om een bedrag van € 9.450,35 te vergoeden. Artikel 6:59 BW is niet van toepassing want het verzuim is niet rechtstreeks toewijsbaar aan Gold. Daarnaast is er door Gold een totaalbedrag van € 10.860,00 betaald.
in reconventie
3.4.
Gold vordert voor recht te verklaren dat de overeenkomst partieel is ontbonden en [de aannemer] te veroordelen tot betaling van aanvullende schadevergoeding van € 9.450,35 en de proceskosten.
3.5.
Gold legt aan de vordering ten grondslag dat van de opdrachtgever van Gold niet kan worden gevergd dat [de aannemer] de gelegenheid krijgt het herstel uit te voeren. Gold vordert daarom een partiële ontbinding en aanvullende schadevergoeding ter hoogte van het bedrag waarvoor zij door haar opdrachtgever aansprakelijk is gesteld.
3.6.
[de aannemer] voert aan dat de werkzaamheden medio oktober 2023 zijn afgerond. Daarna heeft [de aannemer] nog herstel aan schoorstenen uitgevoerd en naar aanleiding van die werkzaamheden heeft Gold aan [de aannemer] laten weten dat het werk volledig naar tevredenheid was afgerond. Het is volgens haar daarnaast maar de vraag of de gebreken überhaupt zijn toe te schrijven aan het werk van [de aannemer] . [de aannemer] is niet in verzuim komen te verkeren en ontbinding is daarom niet mogelijk.
in conventie en reconventie
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie zullen deze gezamenlijk worden beoordeeld.
4.2.
Vast staat dat tussen partijen een overeenkomst tot aanneming van werk zoals bedoeld in artikel 7:750 BW tot stand is gekomen. Blijkens hetgeen op zitting is besproken, zijn partijen het er verder over eens dat het werk is opgeleverd. Tussen partijen is in geschil of er sprake is van verzuim aan de zijde van [de aannemer] en of en zo ja, welk bedrag Gold nog aan [de aannemer] verschuldigd is.
4.3.
Na oplevering is de opdrachtgever de prijs van het werk verschuldigd (artikel 6:38 BW). Daarnaast komt het werk na oplevering voor risico van de opdrachtgever (artikel 7:758 lid 2 BW) en is de aannemer ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken (artikel 7:758 lid 3 BW).
4.4.
Als er sprake is van gebreken waarvoor de aannemer (hier: [de aannemer] ) aansprakelijk is, dan moet zij op grond van artikel 7:759 BW de gelegenheid krijgen de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen. Dat is in de praktijk niet gebeurd. Vast staat dat [de aannemer] – na in gebreke te zijn gesteld – meerdere malen herstel heeft aangeboden, maar dat aanbod heeft Gold telkens geweigerd. Gold erkent dat, maar beroept zich op de tenzij-bepaling van artikel 7:759 lid 1 BW. Bij deze uitzondering gaat het er om dat van Gold als opdrachtgever niet kan worden gevergd dat zij de aannemer nog de gelegenheid geeft om de gebreken te herstellen.
4.5.
Van een dergelijke uitzondering is echter geen sprake. Gold heeft namelijk niet aangetoond dat er omstandigheden zijn op grond waarvan van haar redelijkerwijs niet meer kon worden gevergd om [de aannemer] de gelegenheid tot herstel te bieden. Dit kan niet volgen uit de omstandigheid dat de opdrachtgever van Gold niet de volledige aanneemsom aan Gold heeft willen betalen. De stelling dat de opdrachtgever van Gold heeft geweigerd om [de aannemer] toe te laten tot herstel, is niet onderbouwd. Ook de reden waarom de opdrachtgever van Gold dergelijk herstel niet zou toelaten, is niet duidelijk geworden. Het enkele feit dat er volgens Gold gebreken waren, is daarvoor onvoldoende. De mogelijkheid tot herstel van gebreken is daar juist voor. Gold had [de aannemer] dus wel gelegenheid moeten bieden om tot herstel over te gaan. Gold komt daarom geen beroep op opschorting toe en kan om die reden ook geen aanspraak maken op schadevergoeding. Vanwege het ontbreken van verzuim aan de zijde van [de aannemer] is ook een (partiële) ontbinding niet aan de orde.
4.6.
De conclusie is dat Gold de prijs van het werk is verschuldigd. Gold voert tot slot nog aan dat hij niet een bedrag van € 10.000,00 maar € 10.860,00 aan [de aannemer] heeft betaald. Ter zitting heeft [de aannemer] onweersproken toegelicht dat het door Gold betaalde bedrag van € 860,00 een terugbetaling betrof van een voorgeschoten aankoop van materiaal dat [de aannemer] had betaald maar voor rekening van Gold was. Ook dat verweer van Gold wordt daarom gepasseerd. De kantonrechter zal de vordering van [de aannemer] tot betaling van € 20.976,00 dan ook toewijzen.
4.7.
Gezien het bovenstaande zal de kantonrechter de vorderingen in reconventie afwijzen.
4.8.
[de aannemer] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [de aannemer] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [de aannemer] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Daarom zal een bedrag van € 984,76 worden toegewezen.
4.9.
De gevorderde handelsrente zal als onweersproken en op de wet gegrond worden toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden toegewezen vanaf de datum van verzuim, te weten 1 november 2023.
4.10.
Gold is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in conventie betalen. De proceskosten van [de aannemer] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.042,22
4.11.
Gold wordt daarnaast veroordeeld in de proceskosten in reconventie. De kosten in reconventie worden tot dit vonnis vastgesteld op € 543,00 (2 x 0,5 punt à € 543,00).

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt Gold om aan [de aannemer] te betalen een bedrag van € 20.976,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Gold om aan [de aannemer] te betalen een bedrag van € 984,76 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt Gold in de proceskosten van € 2.042,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet-betaling het vonnis daarna betekend, dan moet Gold ook de kosten van betekening betalen;
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen van Gold af;
5.5.
veroordeelt Gold in de proceskosten van € 543,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet-betaling het vonnis daarna betekend, dan moet Gold ook de kosten van betekening betalen;
in conventie en in reconventie
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025.