In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster, een B.V., om een veroordeling van verweerster, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van verweerster van 16 maart 2023. Na beoordeling van de door verweerster ingebracht informatie heeft verzoekster geconcludeerd dat voortzetting van de beroepsprocedure niet langer opportuun is. De rechtbank heeft verweerster in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten, waarop verweerster zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. Een (ex-)werkneemster heeft als derde-partij verzocht om verzoekster te veroordelen tot vergoeding van haar gemaakte kosten, omdat zij juridische kosten heeft moeten maken door het beroep van verzoekster.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling en wijst de verzoeken af. De rechtbank legt uit dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verweerster niet tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster, waardoor de rechtbank het verzoek als kennelijk ongegrond afwijst. Ook het verzoek van de (ex-)werkneemster wordt afgewezen, omdat er geen wettelijke grondslag voor is. De rechtbank wijst de verzoeken om vergoeding van de proceskosten af.