In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2025, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Eiser had op 4 maart 2024 bezwaar gemaakt tegen een beslissing van het UWV van 15 februari 2024, waarin zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen (Wet WIA) werd gewijzigd. Eiser was van mening dat het UWV niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn had beslist, waardoor hij in zijn rechten werd benadeeld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank stelt vast dat het UWV uiterlijk op 5 september 2024 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan. Eiser heeft het UWV op 25 september 2024 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen, met een uiterste datum van 23 april 2025.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat het UWV de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die in totaal € 453,50 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.