In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de weigering van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering door het UWV, die op 25 februari 2024 was afgewezen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de zaak op 27 maart 2025 behandeld, waarbij ook de moeder van eiseres aanwezig was. In een eerdere tussenuitspraak op 8 april 2025 heeft de rechtbank het UWV de gelegenheid gegeven om een motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen. Eiseres heeft vervolgens op 1 juli 2025 gereageerd op een rapportage van de verzekeringsarts, waarin zij verwees naar recente uitspraken van de Centrale Raad van Beroep ter ondersteuning van haar stelling dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met haar aandoeningen, waaronder POTS en MCAS.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 25 juli 2025 geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts voldoende heeft gemotiveerd dat er geen aanwijzingen zijn dat eiseres op haar 18e jaar al aan MCAS leed, terwijl er wel voldoende aannemelijk is gemaakt dat POTS aanwezig was. De rechtbank heeft de beperkingen die voortvloeien uit POTS en andere aandoeningen beoordeeld en geconcludeerd dat de aangenomen urenbeperking van 4 uur per dag (2 x 2 uur) gerechtvaardigd is. Eiseres heeft geen medische onderbouwing geleverd voor een grotere urenbeperking. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, wat betekent dat eiseres geen Wajong-uitkering ontvangt. Tevens is het UWV veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.