ECLI:NL:RBZWB:2025:4820

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
BRE 24/3281 Wajong
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering na laattijdige aanvraag en beoordeling van beperkingen door UWV

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de weigering van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering door het UWV, die op 25 februari 2024 was afgewezen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de zaak op 27 maart 2025 behandeld, waarbij ook de moeder van eiseres aanwezig was. In een eerdere tussenuitspraak op 8 april 2025 heeft de rechtbank het UWV de gelegenheid gegeven om een motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen. Eiseres heeft vervolgens op 1 juli 2025 gereageerd op een rapportage van de verzekeringsarts, waarin zij verwees naar recente uitspraken van de Centrale Raad van Beroep ter ondersteuning van haar stelling dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met haar aandoeningen, waaronder POTS en MCAS.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 25 juli 2025 geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts voldoende heeft gemotiveerd dat er geen aanwijzingen zijn dat eiseres op haar 18e jaar al aan MCAS leed, terwijl er wel voldoende aannemelijk is gemaakt dat POTS aanwezig was. De rechtbank heeft de beperkingen die voortvloeien uit POTS en andere aandoeningen beoordeeld en geconcludeerd dat de aangenomen urenbeperking van 4 uur per dag (2 x 2 uur) gerechtvaardigd is. Eiseres heeft geen medische onderbouwing geleverd voor een grotere urenbeperking. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, wat betekent dat eiseres geen Wajong-uitkering ontvangt. Tevens is het UWV veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3281 Wajong

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.A.E. Bol),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 25 februari 2024 (bestreden besluit) van het UWV inzake de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Daarbij was ook de moeder van eiseres aanwezig. In de tussenuitspraak is haar naam abusievelijk verkeerd opgenomen. Dit moet zijn mevrouw [persoon] . De rechtbank vindt het vervelend dat deze fout zich heeft voorgedaan en biedt daarvoor haar verontschuldigingen aan.
In de tussenuitspraak van 8 april 2025 [1] heeft de rechtbank hetUWVV in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Nadat het UWV eerst om uitstel van de termijn heeft gevraagd, heeft het UWV bij brief van 19 mei 2025, een rapportage van de verzekeringsarts b&b, gedateerd 12 mei 2025 overgelegd. Eiseres heeft op 1 juli 2025 schriftelijk gereageerd op dit rapport.
Met een mail van 22 juli 2025 heeft eiseres nog verwezen naar drie recente uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). [2] In die uitspraken ziet zij een ondersteuning voor haar stelling dat hetUWVV onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen vanPOTSS.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [3]
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat, anders dan waarvan de verzekeringsarts b&b is uitgegaan, voldoende aannemelijk is dat er op het 18e jaar bij eiseres al sprake was van POTS. Met betrekking tot MCAS heeft de rechtbank nog onvoldoende informatie om te kunnen vaststellen of terecht door de verzekeringsarts b&b is gesteld dat hiervan geen sprake was op het 18e jaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat, om het gebrek te herstellen, het UWV zal moeten:
  • vaststellen welke beperkingen bij eiseres gerelateerd zijn aan POTS, ervan uitgaande dat POTS al op het 18e jaar aanwezig was;
  • beoordelen of MCAS al op het 18e jaar aanwezig was. Daarbij zal het UWV gemotiveerd moeten ingaan op de argumenten van eiseres zoals weergegeven onder de punten 10.5 en 10.6;
  • vaststellen of eiseres, rekening houdend met de beperkingen voortvloeiend uit POTS, en eventueel de beperkingen voortvloeiend uit MCAS, in samenhang bezien met de overige aangenomen beperkingen in staat is 4 uur per dag (2 x 2 uur), gedurende 1 uur aangesloten te werken. Daarbij zal aandacht besteed moeten worden aan de vraag of de beperkingen die voortvloeien uit de verschillende stoornissen elkaar onderling versterken. Gelet op dat onderlinge verband zal ook gemotiveerd moeten worden of een preventieve urenbeperking aangewezen is;
  • motiveren waarom een gewone bank voldoende is om te voldoen aan de rustbehoefte van eiseres.
MCAS aanwezig op het 18e jaar?
3. De verzekeringsartsb&bb heeft in zijn rapportage van 12 mei 2025 gerapporteerd dat de diagnosMCASAS gesteld wordt als aan drie criteria wordt voldaan. Een van die criteria is het aanwezig zijn van recidiverende en aanvalsgewijze symptomen van de uitstoot van mestcelmediatoren van minstens twee orgaansystemen, zonder aanwezigheid van een aantoonbare specifieke allergie.
3.1.
Omdat uit medische informatie blijkt dat er bij eiseres sprake is van een allergie voor pollen of allergische rhinitis/conjunctivitis is de verzekeringsarts b&b van mening dat er bij eiseres geen sprake is van MCAS.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b voldoende heeft gemotiveerd dat niet gebleken is dat er op het 18e jaar sprake was van MCAS. De reactie van eiseres waarin zij stelt dat het hebben van een allergie een MCAS-diagnose niet uitsluit, maakt dit niet anders. Zoals in de tussenuitspraak ook al is vermeld, gaat het hier om een laattijdige aanvraag. De bewijslast dat er sprake was van MCAS op het 18e jaar ligt daarom bij eiseres. Met een verwijzing naar een (medisch) artikel op internet is niet aan die bewijslast voldaan. Eiseres heeft verder ook geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat er bij haar op het 18e jaar sprake was van MCAS. Bij de verdere beoordeling zal de rechtbank er daarom van uitgaan dat er op het 18e jaar geen sprake was van MCAS.
Beperkingen ten gevolge van POTS
4. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op haar 18e jaar al sprake was van POTS. De stelling van de verzekeringsarts b&b dat pas op het 20e jaar de diagnose is gesteld en er daarom niet kan worden uitgegaan van de aanwezigheid van POTS op het 18e jaar, volgt de rechtbank niet. Zoals onder punt 1. al is overwogen kan alleen in uitzonderlijke gevallen worden afgeweken van een oordeel gegeven in de tussenuitspraak. Een dergelijk geval doet zich hier niet voor. Dat de diagnose pas op het 20e jaar was gesteld, was immers ook al bekend ten tijde van de tussenuitspraak. Bij het vaststellen van de beperkingen op het 18e jaar zullen dus ook de beperkingen ten gevolge van POTS moeten worden meegewogen.
4.1.
De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat klachten van duizeligheid en flauwvallen veroorzaakt kunnen worden door POTS. Er zou dan een beperking aangenomen moeten worden voor zelfverzorging - zorgdragen voor de eigen veiligheid. Situaties waarbij klachten van duizeligheid en/of flauwvallen kunnen leiden tot potentieel gevaarlijke situaties (zoals werken op grote hoogte) zouden vermeden moeten worden. Overige symptomen die regelmatig voorkomen bij POTS (zoals vermoeidheid, maag/darmklachten of hoofdpijn) hebben volgens de verzekeringsarts b&b geen causaal verband met POTS.
4.2.
De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b volgen in de beschrijving van de beperkingen die aangenomen kunnen worden vanwege POTS. Ook hier geldt dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat er meer beperkingen zijn. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd die aanleiding zou kunnen zijn om te twijfelen aan de door de verzekeringsarts b&b aangenomen beperkingen. Ook anderszins is niet gebleken dat de beperkingen onjuist zijn weergegeven.
4.3.
De recente uitspraken van de CRvB waarnaar eiseres heeft verwezen maken niet dat hier anders over wordt gedacht. Uit deze uitspraken blijkt dat een diagnose als POTS kan leiden tot klachten van duizeligheid, licht in het hoofd, hartkloppingen, flauwvallen en vermoeidheid. De verzekeringsarts b&b heeft ook aangenomen dat er beperkingen zijn vanwege duizeligheid en/of flauwvallen. Hoewel de verzekeringsarts b&b heeft gesteld dat bij klachten van vermoeidheid geen causaal verband aanwezig is met POTS, is er wel een urenbeperking aangenomen van 4 uur per dag (2 x 2 uur). De vraag is vervolgens of met deze urenbeperking voldoende is tegemoet gekomen aan de vermoeidheidsklachten van eiseres. Eiseres zelf heeft gesteld dat vanwege POTS, in samenhang met de overige diagnoses er een hogere urenbeperking moet worden aangenomen. Deze stelling zal de rechtbank bespreken bij overweging 6.
Kan eiseres 1 uur aaneengesloten werken?
5. Bij deze beoordeling gaat het om de vraag of eiseres de aandacht op het werk kan richten. Daarbij gaat het er uitsluitend om dat niet vaker dan één keer per uur een substantiële onderbreking van het productieproces noodzakelijk is om eiseres bij te sturen als gevolg van beperkingen in aandacht, geheugen of stemming. De noodzaak om iemand bij te sturen is er als een betrokkene zelf niet kan onderkennen dat zij op enig moment niet adequaat functioneert en/of zij zichzelf daarin niet kan corrigeren. [4]
5.1.
De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b volgen in zijn standpunt dat de beperkingen die eiseres heeft ten gevolge van POTS, hEDS en ASS niet maken dat zij niet zelf kan onderkennen dat ze op enig moment niet functioneert en/of zichzelf niet kan corrigeren. Er zijn in de beschikbare stukken geen aanknopingspunten voor het oordeel dat bij eiseres sprake is van beperkingen in aandacht, geheugen of stemming waardoor zij niet gedurende een uur aaneengesloten kan werken zonder tussentijds te moeten worden bijgestuurd op de hiervoor omschreven wijze. Dit wordt overigens ook niet gesteld door eiseres. Zij is van mening dat zij, vanwege haar vermoeidheid en de noodzaak tussendoor te rusten, geen uur aaneengesloten kan werken. Beperkingen vanwege vermoeidheid kunnen echter niet bij dit beoordelingspunt worden betrokken.
Is eiseres 4 uur per dag belastbaar?
6. Om tegemoet te komen aan de recuperatiebehoefte van eiseres hebben de verzekeringsartsen aangenomen dat zij maximaal voor 4 uur per dag (2 x 2 uur) belastbaar is. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat geen aanleiding bestaat om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Daarbij heeft hij erop gewezen dat er zowel bij POTS als bij hEDS geen sprake is van een stoornis in de energiehuishouding. Bij beide diagnoses is het belangrijk om voldoende lichaamsbeweging te krijgen om kracht en uithoudingsvermogen te behouden. Er is volgens de verzekeringsarts b&b geen medische verklaring waarom, als rekening wordt gehouden met de vastgestelde beperkingen, eiseres geen 4 uur per dag belastbaar kan zijn. Vanuit preventief oogpunt ziet de verzekeringsarts b&b ook geen reden om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Daarbij heeft hij gesteld dat de klachten, ook als het gaat om de combinatie van aandoeningen en rekening houdend met de gestelde beperkingen, niet zullen verergeren in de zin dat door te belasten schade ontstaat aan het bewegingsapparaat of de persoon.
6.1.
In reactie op de rapportage van de verzekeringsarts b&b heeft eiseres gesteld dat het feit dat er geen direct causaal verband bestaat tussen POTS en vermoeidheid niet betekent dat er geen sprake is van een consistent geheel van stoornissen. Sinds het ongeluk heeft zij steeds therapieën gevolgd bij verschillende therapeuten. Daaruit bleek dat deze vaak te belastend voor haar waren. Bij de fysiotherapie leidde een verdere opbouw tot verergering van de klachten. Eiseres is van mening dat zowel POTS als hEDS, ASS en MCAS ernstige vermoeidheidsklachten geven die bij elkaar opgeteld veel beperkingen geven. Ook als MCAS niet wordt meegenomen, is zij van mening dat er een grotere urenbeperking moet worden aangenomen. Verder is zij van mening dat ook uit preventief oogpunt een grotere urenbeperking moet worden aangenomen. Eiseres heeft gesteld dat het Compendium Participatiewet niet zegt dat er sprake moet zijn van schade, maar dat gekeken moet worden wanneer ziekteverschijnselen optreden of verergeren. Zij heeft verwezen naar ervaringen uit de praktijk en opgemerkt dat deze niet zijn meegenomen bij de beoordeling.
6.2.
Uit de stukken blijkt dat de (bezwaar)verzekeringsartsen de vermoeidheidsklachten van eiseres serieus hebben genomen. Verder blijkt uit de rapportages van de verzekeringsartsen dat bij de beoordeling welke urenbeperking aangenomen moet worden, ook POTS is betrokken. De verzekeringsartsen hebben een forse urenbeperking aangenomen door eiseres maximaal te belasten voor 4 uur (2 x 2) per dag. Uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts blijkt dat, bij het vaststellen van die urenbeperking wel de POTS-klachten, voor wat betreft de vermoeidheid, zijn betrokken. De verzekeringsarts acht eiseres immers “gezien de combinatie tussen EDS en dysautonomieklachten” (POTS is een vorm van dysautonomie) beperkt ten aanzien van fysiek/energetische belastingen en komt op basis daarvan uit op een belastbaarheid van 2 x 2 uur per dag. MCAS is daarbij niet meegenomen. Zoals onder 3.2 is overwogen is dat terecht. Het dagverhaal van eiseres kan daarom niet doorslaggevend zijn voor het vaststellen van de omvang van de urenbeperking. Eiseres heeft haar stelling dat zij voor minder dan 4 uur per dag belastbaar is verder niet onderbouwd met medische stukken. Anders dan in de recente uitspraken van de CRvB waarnaar eiseres heeft verwezen, zijn er geen testen bij eiseres gedaan waaruit haar vermoeidheidsklachten blijken en is er geen inspanningstest gedaan; althans resultaten van dergelijke testen zijn niet overgelegd door eiseres. Er zijn dus geen objectieve testresultaten waaruit volgt dat er een grotere urenbeperking aangenomen moet worden. Eiseres is volgens de verzekeringsartsen aangewezen op werkzaamheden die fysiek licht van aard zijn en waarbij (repetitieve) bewegingen in tijd beperkt dienen te worden en over de dag verdeeld moeten zijn. Hiermee rekening houdend, kan de rechtbank de verzekeringsarts b&b volgen in zijn stelling dat er geen verdergaande urenbeperking aangenomen hoeft te worden.
6.3.
Ook heeft de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd dat er geen aanleiding bestaat om uit preventieve overwegingen een verdergaande urenbeperking aan te nemen.
Hoewel aan eiseres moet worden toegegeven dat in het Compendium Participatiewet bij ‘indicatie preventief’ [5] niet staat dat het bij de verergering van klachten om schade aan bewegingsapparaat of persoon moet gaan, betekent dit niet dat dat aspect niet betrokken kan worden bij de beoordeling. Ervaringen uit de praktijk kunnen in het geval van eiseres in ieder geval niet zondermeer betrokken worden bij de beoordeling. Zoals gezegd kunnen beperkingen ten gevolge vanMCASS niet worden meegenomen. Verder is van belang dat in het compendium ook staat dat een duurbelasting op preventieve gronden alleen wordt gegeven bij bepaalde typen aandoeningen. Het gaat om aandoeningen die gepaard gaan met een patroon van overschrijding van de grenzen met recidief of toename van symptomen, zelfoverschatting door de cliënt of een beperkt ziektebesef. [6] Niet gebleken is dat daar bij eiseres sprake van is. Hoewel de uitspraak in noot 6 betrekking heeft op eenWajongg 2010 beoordeling (waarbij sprake is van een toets aan de ‘standaard duurbelasting in arbeid’), is deze uitspraak van overeenkomstige toepassing op deWajongg 2015. In hetCompendium Participatiewett wordt voor de duurbelasting immers aangesloten bij de ‘standaard duurbelasting in arbeid’ die ook inWajongg2010-zakenn wordt gebruikt. [7]
Volstaat rusten op een bank?
7. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat eiseres bij de primaire verzekeringsarts heeft gesteld dat zij rustmomenten kan nemen op een bank met kussens. Eiseres heeft in bezwaar nog wel aangegeven dat zij na een grote activiteit op bed gaat rusten. Een medische noodzaak om op bed te rusten volgt volgens de verzekeringsarts b&b echter niet uit de medische stukken. Het gaat erom dat eiseres een goede houding kan aannemen. Bovendien stelt de verzekeringsarts b&b dat eiseres haar ligorthese ook op een bank neer kan leggen.
7.1.
De rechtbank volgt eiseres in haar stelling dat het niet mogelijk is om de ligorthese mee naar het werk te nemen. Eiseres heeft foto’s van de ligorthese overgelegd. Daaruit blijkt dat de omvang van deze orthese dusdanig is dat niet van eiseres gevraagd kan worden deze elke dag mee naar het werk te nemen.
7.2.
Eiseres heeft verder gesteld dat zij fysieke en cognitieve activiteiten niet lang achter elkaar kan volhouden. Zij rust daarom regelmatig tussendoor op een bank, ondersteund door kussens. Hierdoor voorkomt zij dat zij braces of overmatige spierspanning nodig heeft om alles in de kom te houden en zij voorkomt hiermee overbelasting. Van deze manier van rusten krijgt zij echter geen hernieuwde energie.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b toereikend heeft gemotiveerd dat een bank met kussens voldoende mogelijkheid geeft voor eiseres om tussendoor rustmomenten te nemen. Eiseres rust thuis immers ook tussendoor op een bank met kussens. Dat zij bij zware inspanningen of een grote activiteit mogelijk wel op bed gaat rusten, betekent niet dat in het kader van de Wajong-beoordeling aangenomen moet worden dat een bank onvoldoende is om te recupereren. Eiseres heeft geen (medische) stukken overgelegd waaruit volgt dat bij lichte inspanningen (zoals bij de taak scannen) er een noodzaak is om tussendoor op een bed te rusten met een ligorthese. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat een bank met kussens voor haar onvoldoende is om te kunnen recupereren. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de stelling van de verzekeringsarts b&b dat een bank voldoende is om te kunnen recupereren.
Kan eiseres de taak scannen verrichten?
8. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak al geoordeeld dat de gronden die eiseres tegen de taak scannen naar voren heeft gebracht niet kunnen slagen. Vanwege de aanwezigheid van POTS worden nu aanvullende beperkingen gesteld voor de zelfverzorging en zorgdragen voor eigen veiligheid. Zoals het UWV terecht heeft opgemerkt in de brief van 19 mei 2025 komen deze aspecten niet voor in de taak scannen. Ook als rekening gehouden wordt met de extra beperkingen die voortvloeien uit POTS, blijft de taak scannen dus onveranderd geschikt voor eiseres.
9. Uit alles wat hiervoor en in de tussenuitspraak is overwogen volgt dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering. Het UWV heeft dan ook terecht geweigerd om aan haar een uitkering toe te kennen.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
10.1.
Omdat het UWV in zijn reactie op de tussenuitspraak het motiveringsgebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit betekent dat er voor eiseres feitelijk niets verandert: zij krijgt geen Wajong-uitkering.
10.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
10.3.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het UWV moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het deelnemen aan de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus) met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1. In totaal wordt € 2.267,50 toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.267,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier op 25 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.ECLI:NLRBZWBB:2025:2016
2.ECLI:NLCRVBB:2025:9900, ECLI:NLCRVBB:2025:9911, ECLI:NLCRVBB:2025:9922,
3.ECLI:NLCRVBB:2016:4390
4.ECLI:NLCRVBB:2025:255
5.Compendium Participatiewett blz. 91
6.Compendium Participatiewett blz. 95 en zie ook ECLI:NLCRVBB:2018:3855, overweging 4.7.
7.Compendium Participatiewett blz. 60