ECLI:NL:RBZWB:2025:4818

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
BRE AWB 25/3357
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker inzake de toekenning van een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het griffierecht, dat bij het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening betaald moet worden, niet op tijd is voldaan. Dit is in overeenstemming met artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een verzoek niet-ontvankelijk is als het griffierecht niet tijdig is betaald. Verzoeker is op 9 juli 2025 per aangetekende brief geïnformeerd over de betaling van het griffierecht, met de mededeling dat dit uiterlijk twee weken na de datum van de nota op de rekening van het Ministerie van Justitie en Veiligheid moest zijn bijgeschreven. Aangezien het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De uitspraak is gedaan op 24 juli 2025 en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van Rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/3357

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker inzake de toekenning van een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
2. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Op grond van de Awb moet bij het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening griffierecht worden betaald. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald, is het verzoek niet-ontvankelijk. Dit is bepaald in artikel 8:82 van de Awb, in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.
4. Aan verzoeker is bij aangetekende brief van 9 juli 2025 de nota voor het betalen van griffierecht verstuurd. Daarbij is meegedeeld dat het griffierecht uiterlijk twee weken na de datum van de nota moet zijn bijgeschreven op de rekening van hetMinisterie van Justitie en Veiligheidd. Verzoeker is er in deze brief ook op gewezen dat bij niet tijdige betaling het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
5. De voorzieningenrechter constateert dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Het verzoek is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 24 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.