ECLI:NL:RBZWB:2025:4798

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
02-066507-25 en 02-232421-24 (TUL) en 96-093394-24 (TUL) en 96-093442-24 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van afpersing en diefstal, veroordeling voor het vervoeren van methamfetamine

Op 24 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van afpersing, diefstal en het vervoeren van methamfetamine. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de feiten 1 tot en met 4, die betrekking hadden op afpersing en diefstal, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever en de verdachte tegenstrijdig waren en dat het dossier niet voldoende objectieve bewijsmiddelen bevatte om de verklaring van de aangever te ondersteunen. De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte opzettelijk 43 gram methamfetamine had vervoerd, wat leidde tot een gevangenisstraf van 6 weken met aftrek van voorarrest. Daarnaast werden drie vorderingen tot tenuitvoerlegging afgewezen, maar de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke straf werd met een jaar verlengd. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de feiten waaruit de schade voortvloeide. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02-066507-25 en 02-232421-24 (TUL) en 96-093394-24 (TUL) en
96-093442-24 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 24 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres 1] ,
raadsman mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. G.W. van der Burg, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met een ander op 2 maart 2025 schuldig heeft gemaakt aan
feit 1:het dwingen tot afgifte van geldbedragen, pinpassen en pincodes door middel van geweld en bedreiging van geweld;
feit 2:diefstal van diverse goederen uit een woning;
feit 3:diefstal door middel van een valse sleutel;
feit 4:een poging tot diefstal door middel van een valse sleutel;
feit 5:het vervoeren dan wel het aanwezig hebben van een hoeveelheid methamfetamine.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 tot en met 5 wettig en overtuigend bewezen. De aangifte is consistent en betrouwbaar en vindt voldoende steun in de overige bewijsmiddelen in het dossier. Daar tegenover staan de verklaringen van verdachte en de medeverdachte die zich eerst op hun zwijgrecht beroepen en daarna tegenstrijdig en ongeloofwaardig verklaren over de sporttas, het pinnen, waar aangever zich in de woning bevond, het weghalen van de camera’s en hun drugsgebruik. Daarnaast lag de methamfetamine duidelijk zichtbaar in de middenconsole van de auto van verdachte, waar hij ook achter het stuur zat.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor alle feiten. Hij voert daartoe aan dat er wel wettig maar geen overtuigend bewijs is nu niet kan worden gezegd dat geen enkele twijfel bestaat dat wat in de aangifte is verklaard aangever ook daadwerkelijk is overkomen. Niet alleen liegt aangever op een aantal punten. Ook ontbreekt de vereiste ondersteuning in het dossier voor de verwijten, zoals camerabeelden, onderzoek aan het hakmes of aangetroffen geld onder verdachten. Verdachte heeft daarentegen wel openhartig en oprecht verklaard, waarin hij moet worden gevolgd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 tot en met 4
Niet ter discussie staat dat verdachte en [medeverdachte] (hierna de medeverdachte) op 2 maart 2025 omstreeks 04.30 uur bij [aangever] (hierna aangever) in zijn woning aanwezig waren. Zij zijn omstreeks 07.00 uur met zijn drieën in de auto van verdachte naar een pinautomaat gereden. Aldaar is door de medeverdachte € 490,00 gepind met de pinpas van de bankrekening van aangever. Ook is er geprobeerd te pinnen van een bankrekening op naam van de moeder van aangever, van welke bankrekening aangever een pinpas in zijn bezit had. Vervolgens is aangever weer bij zijn woning afgezet. In de auto van de verdachte lag een sporttas met daarin diverse goederen van aangever.
Het is de vraag of dit alles in een wederrechtelijke context heeft plaatsgevonden en verdachte en de medeverdachte zich hiermee schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten zoals tenlastegelegd onder de feiten 1 tot en met 4. Aangever enerzijds en de verdachte en de medeverdachte anderzijds hebben namelijk verschillend verklaard over wat er zich op 2 maart 2025 heeft afgespeeld. Aangever heeft verklaard dat verdachte en de medeverdachte in de nacht zijn woning zijn binnengedrongen en hem urenlang hebben bedreigd. Daarbij zou verdachte messen hebben vastgehad. Ook zou de verdachte met een hakmes hebben gezwaaid, aangever hebben gedwongen zijn handen op tafel te leggen en hebben gedreigd zijn vingers af te hakken. Verder zou de verdachte aangever tikken tegen zijn hoofd hebben gegeven. Aangever verklaarde dat hij onder druk van deze gedragingen twee pinpassen en de bijbehorende pincodes heeft afgegeven waarmee de medeverdachte uiteindelijk van één bankrekening daadwerkelijk geld heeft gepind. Ook hebben verdachte en de medeverdachte volgens hem persoonlijke spullen uit zijn woning weggenomen.
Verdachte en de medeverdachte hebben een eensluidend alternatief scenario naar voren gebracht. Zij hebben verklaard dat zij vaker bij aangever op bezoek kwamen voor het kopen dan wel gebruiken van drugs en voor gezelligheid. Die avond was het volgens hen niet anders. Zij hebben samen gegeten en er is door hen alle drie drugs gebruikt. Het tijdstip is volgens hen niet vreemd, aangezien het dag- en nachtritme van drugsgebruikers anders is dan dat van nietdrugsgebruikers. Vervolgens zijn zij op verzoek van aangever alle drie in de auto van verdachte naar een pinautomaat gereden omdat aangever geld nodig had voor drugs. Daar aangekomen heeft aangever aan de medeverdachte gevraagd om voor hem te pinnen. De medeverdachte heeft toen voor hem gepind en het geld aan aangever gegeven. Van enig wederrechtelijk handelen zou volgens hen geen sprake zijn geweest. Van de in de auto van verdachte aangetroffen sporttas met daarin goederen van aangever hebben verdachte en de medeverdachte geen weet. Die tas zou op een ander moment door aangever in de auto van verdachte gelegd kunnen zijn, nu aangever vaker bij verdachte in de auto zat.
Gebleken is dat zowel aangever als verdachte en de medeverdachte drugsgebruikers zijn. De rechtbank is van oordeel dat de te beoordelen situatie in deze context bezien moet worden. Dat maakt dat er extra behoedzaamheid moet worden betracht bij het beoordelen van alle verklaringen en het ondersteunend bewijs voor wat betreft de wederrechtelijkheid, waarover verschillend is verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende objectieve bewijsmiddelen die ondersteunend zijn voor de verklaring van aangever voor wat betreft het wederrechtelijk handelen van verdachte en de medeverdachte. Uit de beschrijving van de beelden van de camera in de woonkamer van aangever volgt dat verdachte en de medeverdachte op 2 maart 2025 in het huis van aangever aanwezig zijn. Op de (stills van deze) camerabeelden is aangever echter niet te zien en de camerabeelden bieden geen ondersteuning aan de verklaring van aangever dat sprake was van een bedreigende situatie. Daarnaast is het hakmes dat door de verdachte zou zijn gebruikt niet onderzocht op sporen. Het andere mes dat door de verdachte zou zijn gebruikt, is niet aangetroffen. Het geld dat de medeverdachte heeft gepind is niet bij verdachte of de medeverdachte aangetroffen, terwijl zij ongeveer anderhalf uur na de melding van aangever zijn aangehouden. Het dossier bevat tevens onvoldoende bewijs voor het door verdachte of de medeverdachte wegnemen van goederen uit de woning van aangever.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte aangevoerde alternatieve scenario niet onaannemelijk is. De verklaring van verdachte kan in ieder geval niet worden weerlegd door de inhoud van het dossier. De rechtbank zal verdachte daarom wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs vrijspreken van de ten laste gelegde feiten.
Feit 5
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte methamfetamine heeft vervoerd. Deze drugs bevonden zich immers in de machtssfeer van verdachte, aangezien deze in de middenconsole van zijn auto lagen en verdachte tevens bestuurder was van die auto.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 5
op 2 maart 2025 te Goes opzettelijk heeft vervoerd, 43 gram van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert inzake de feiten 1 tot en met 5 aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van 43 gram methamfetamine.
De rechtbank overweegt dat methamfetamine een gevaar voor de volksgezondheid vormt en dat het gebruik van dergelijke verdovende middelen tot veel criminaliteit en overlast leidt, mede gezien de grote financiële belangen die met de handel in verdovende middelen gemoeid zijn. Verdachte heeft hier met zijn gedrag aan bijgedragen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging in strafverzwarende zin rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij eerder in aanraking is geweest met politie en justitie voor soortgelijke feiten.
Nu de rechtbank tot minder bewezenverklaarde feiten komt dan de officier van justitie, komt zij tot een lagere strafoplegging dan geëist. Zij houdt bij de strafoplegging rekening met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voor wat betreft dat laatste blijkt uit het reclasseringsadvies van 21 mei 2025 dat over verdachte is opgesteld dat in het kader van hulpverlening een (deels) voorwaardelijke straf met diverse bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd. De rechtbank ziet daarvoor echter. gelet op de duur van het reeds ondergane voorarrest. geen ruimte. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte moet worden opgelegd een gevangenisstraf van 6 weken met aftrek van het voorarrest. Daarbij zij opgemerkt dat het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte bij beslissing van 10 juli 2025 is opgeheven.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van € 1.002,75 voor de feiten 1 tot en met 4.
Verdachte zal worden vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 6 december 2024 met parketnummer 02-232421-24 ten uitvoer zal worden gelegd. Daarnaast heeft hij gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 25 november 2024 met parketnummer 96-093394-24 ten uitvoer zal worden gelegd. Tenslotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 16 september 2024 met parketnummer 96-093442-24 ten uitvoer zal worden gelegd.
02-232421-24
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit zoals hiervoor is overwogen en dat hij daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten omdat zowel uit het reclasseringsadvies van 21 mei 2025 als uit hetgeen ter zitting is besproken naar voren is gekomen dat verdachte baat heeft bij de voortzetting van de onder dit parketnummer opgelegde bijzondere voorwaarden en hij die ook graag wil voortzetten.
De rechtbank zal daarom de proeftijd met een jaar verlengen.
96-093394-24 en 96-093442-24
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit zoals hiervoor overwogen en dat hij daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kunnen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat het nieuwe strafbaar feit waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt van een gering karakter en andere aard is dan de feiten waar de voorwaardelijke straffen voor zijn opgelegd.

9.Het beslag

De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vorderingen tot tenuitvoerlegging inzake parketnummers 96-093394-24 en 96-093442-24 af;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging inzake parketnummer 02-232421-24 af, maar verlengt de proeftijd met één jaar;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [aangever] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 2 STK Pil;
* 3 FLS Frisdrank.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Polak, voorzitter, mr. J. Bergen en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge en mr. S.E. van Wijk, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 juli 2025.
De jongste rechter en de griffiers
zijn buiten staat te tekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Goes omstreeks 04:30 uur, in elk geval
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning aan de [adres 2]
,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere geldbedragen
en/of een of meerdere pinpassen en/of pincodes van voornoemde
pinpassen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [aangever]
en/of een derde toebehoorde(n) door
- wederrechtelijk de woning van die [aangever] binnen te dringen en/of te
betreden en/of
- die [aangever] te dwingen naar beneden te komen en/of
- die [aangever] te bedreigen met een of meerdere messen en/of die [aangever] te
verplichten zijn handen op tafel te leggen en/of
- die [aangever] onder druk te zetten en/of hem een of meerdere klappen tegen
het hoofd te geven en/of
- die [aangever] te dwingen in een auto te stappen en/of
- die [aangever] te vervoeren naar een Geldmaat aan de Troelstralaan en/of
- die [aangever] te dwingen zijn pinpassen en/of bijbehorende pincodes af te
geven en/of
- die [aangever] te dwingen de limiet van de rekening te verhogen;
( art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2
Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art
317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Goes,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te
weten de [adres 2] ,
- een of meerdere tassen en/of
- elektronica, waaronder meerdere laptops en/of een telefoon en/of
meerdere readers en/of digitale accessoires en/of
- een of meerdere paspoorten en/of
- een notitieblok,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2
Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Goes
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag van ongeveer 490 euro, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten de pinpas en/of bijbehorende pincode van die [aangever] , door
- die [aangever] naar een Geldmaat aan de Troelstralaan te vervoeren en/of
- die [aangever] te verplichten zijn pinpassen met bijbehorende pincodes af te
geven en/of
- ( vervolgens) wederrechtelijk gebruik te maken van de pinpas en/of
pincode van die [aangever] ;
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5
Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Goes
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om een of meerdere geldbedragen, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te
nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te
nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel
van een valse sleutel, te weten een pinpas en/of bijbehorende pincode van die [aangever] ,
- die [aangever] met zijn, verdachtes, auto naar een Geldmaat aan de
Troelstralaan heeft vervoerd en/of
- die [aangever] heeft gedwongen tot afgifte van zijn bankpassen en/of
bijbehorende pincodes en/of
- wederrechtelijk de pinpas en/of bijbehorende pincode heeft gebruikt
en/of aldus heeft geprobeerd een geldbedrag op te nemen en/of
- die [aangever] heeft gedwongen tot verhoging van zijn opnamelimiet en/of een
blokkade eraf te halen zodat een geldbedrag van ongeveer 750 euro kon
worden opgenomen en/of
- heeft gepoogd de opnamelimiet te verhogen en/of de blokkade van de
rekening eraf te halen en/of
- ( daarbij) meerdere slaande bewegingen heeft gemaakt richting die [aangever] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1
Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Goes
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 43 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )