ECLI:NL:RBZWB:2025:479

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
BRE 24/6720
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door UWV inzake loongerelateerde uitkering op grond van de Wet WIA

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 januari 2025, wordt het beroep van eiseres, een B.V., behandeld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres heeft bezwaar aangetekend tegen een beslissing van het UWV van 17 november 2022, waarin de loongerelateerde uitkering van een voormalige werkneemster per 12 januari 2023 werd omgezet in een loonaanvullingsuitkering. Eiseres stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 9 december 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank heeft de bevoegdheid om zonder zitting uitspraak te doen op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn, die was verlengd tot 28 juni 2024, niet heeft nageleefd. Eiseres heeft het UWV op 1 juli 2024 in gebreke gesteld, maar het UWV heeft tot op heden geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na de uitspraak een beslissing moet nemen, maar geeft het UWV in dit geval een termijn van twee maanden om een zorgvuldige heroverweging te maken. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt het UWV op om binnen twee maanden alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Daarnaast moet het UWV het griffierecht van € 371,- en een proceskostenvergoeding van € 453,50 aan eiseres vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6720

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V. uit [plaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. A.M. Wuisman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 9 december 2022 tegen de beslissing van het UWV van 17 november 2022 waarin de loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet wia) van [eiseres], een (voormalig) werkneemster van eiseres, per 12 januari 2023 verandert in een loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet wia.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 9 december 2022. Het UWV moet binnen zeventien weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is. [2] Het UWV heeft de termijn in overleg met eiseres verlengd tot en met 28 juni 2024. [3] Het UWV had dus uiterlijk op 28 juni 2024 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het UWV moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiseres heeft het UWV op 1 juli 2024 in gebreke gesteld en het UWV heeft de ingebrekestelling op 4 juli 2024 ontvangen. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het UWV worden opgelegd?
4. Omdat het UWV nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het UWV dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen.
4.2.
In het verweerschrift van 7 oktober 2024 heeft het UWV uitgelegd dat er vanwege een tekort aan verzekeringsartsen een achterstand is opgelopen bij het plannen van de sociaal-medische onderzoeken. Het UWV geeft aan geen zicht te hebben op wanneer er een besluit genomen zal worden.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het belang van een zorgvuldige heroverweging. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat het UWV twee maanden de tijd krijgt de beslissing te nemen. De rechtbank overweegt hierbij dat zij later uitspraak op het beroep doet dan in deze zaken gebruikelijk is.
Welke dwangsom wordt aan het UWV opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het UWV de onder 4.3. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het UWV de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het UWV op binnen twee maanden na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- ;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 30 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 112, eerste lid, van de Wet wia.
3.Op grond van artikel 7:10, vierde lid, onderdeel b, van de Awb.