In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 januari 2025, wordt het beroep van eiseres, een B.V., behandeld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres heeft bezwaar aangetekend tegen een beslissing van het UWV van 17 november 2022, waarin de loongerelateerde uitkering van een voormalige werkneemster per 12 januari 2023 werd omgezet in een loonaanvullingsuitkering. Eiseres stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 9 december 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank heeft de bevoegdheid om zonder zitting uitspraak te doen op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn, die was verlengd tot 28 juni 2024, niet heeft nageleefd. Eiseres heeft het UWV op 1 juli 2024 in gebreke gesteld, maar het UWV heeft tot op heden geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na de uitspraak een beslissing moet nemen, maar geeft het UWV in dit geval een termijn van twee maanden om een zorgvuldige heroverweging te maken. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt het UWV op om binnen twee maanden alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Daarnaast moet het UWV het griffierecht van € 371,- en een proceskostenvergoeding van € 453,50 aan eiseres vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.