ECLI:NL:RBZWB:2025:4782

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
02-358262-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel en seksuele uitbuiting met gevangenisstraf en contactverbod

Op 24 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en seksuele uitbuiting. De verdachte, geboren in 1999 en gedetineerd in de PI Ter Apel, werd bijgestaan door raadsman mr. W.B. Lisi. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 10 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof mensenhandel in de periode van 1 april 2022 tot en met 30 september 2022, waarbij de verdachte de aangeefster onder dwang heeft geworven, vervoerd en gedwongen om seksuele handelingen te verrichten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster consistent en betrouwbaar waren, ondersteund door bewijsmiddelen zoals chatberichten en getuigenverklaringen. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel, met gebruik van misleiding en misbruik van de kwetsbare positie van de aangeefster. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en kreeg een contactverbod met de aangeefster opgelegd. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de aangeefster, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-358262-24
vonnis van de meervoudige kamer van 24 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ),
gedetineerd in de PI Ter Apel,
raadsman mr. W.B. Lisi, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 1 april 2022 tot en met 30 september 2022 te Vlissingen en/of Goes en/of ’s-Gravenpolder gemeente Borsele en/of te Yerseke, gemeente Reimerswaal en/of te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal en/of te Roosendaal, althans in Nederland, en/of te Antwerpen, althans in België, ten aanzien van [aangeefster] schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, door:
haar onder dwang te werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen met het oogmerk van seksuele uitbuiting en haar te dwingen zich beschikbaar te stellen voor arbeid/diensten van seksuele aard;
voordeel te trekken uit seksuele uitbuiting;
haar te dwingen/bewegen hem te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen met of voor een derde.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onderdelen A, B en C van het ten laste gelegde feit bewezen gelet op de bewijsmiddelen, namelijk de verklaringen afgelegd door [aangeefster] in combinatie met het veiliggestelde app-verkeer tussen haar en verdachte in het dossier. Specifiek over de verklaringen afgelegd door [aangeefster] stelt de officier van justitie dat zij over de prostitutiewerkzaamheden en wat daarmee samenhangt in de kern consistent heeft verklaard. Haar verklaringen zijn bruikbaar voor het bewijs in die zin dat het Openbaar Ministerie deze verklaringen behoedzaam zal gebruiken.
Er is sprake van (een situatie van) uitbuiting. Bewezen kan worden dat verdachte aangeefster als gevolg van misleiding, misbruik van feitelijke omstandigheden en misbruik van een kwetsbare positie in de prostitutie heeft laten werken en het geld dat zij daarmee verdiende heeft ontvangen. Ook heeft hij financieel voordeel gehad van die uitbuiting. Alle ten laste gelegde pleegplaatsen kunnen worden bewezen. Bij onderdeel A kan worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft geworven en vervoerd. Het medeplegen en de gedachtestreepjes over het maken van beeldmateriaal en het beheren van een kinky-account kunnen niet worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde feit. De verklaringen van aangeefster over de incidenten waarbij zij seksuele handelingen zou hebben moeten verrichten, zijn zozeer onvolledig, onvoldoende accuraat en onvoldoende consistent dat zij vanwege gebleken onbetrouwbaarheid niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Steunbewijs ontbreekt. Niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van een van de ten laste gelegde dwangmiddelen en evenmin dat sprake is geweest van (het oogmerk van) uitbuiting. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte op enig moment voordeel heeft getrokken uit de verweten seksuele uitbuiting. Verdachte dient integraal te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1
Juridisch kader
Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f Wetboek van Strafrecht (Sr). Artikel 273f Sr, eerste lid, bestaat uit meerdere subleden die worden gekwalificeerd als mensenhandel. Aan verdachte zijn de subleden 1, 4, 6 en 9 ten laste gelegd.
Artikel 273f, eerste lid, sub 1 en sub 4 Sr
Sub 1 betreft de strafbaarstelling van het verrichten van activiteiten om iemand in de positie te brengen, waarin deze bewogen dan wel gedwongen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten (de voorfase). Het daadwerkelijke bewegen dan wel dwingen tot het verrichten van arbeid en/of diensten is strafbaar gesteld in sub 4.
Voornoemde subleden bestaan uit de volgende drie elementen: a) handelingen, b) dwangmiddelen en c) (oogmerk van) uitbuiting. Vast moet komen te staan dat er sprake is van zowel een handeling als de inzet van een dwangmiddel in relatie tot het oogmerk van uitbuiting. Tussen de handelingen en dwangmiddelen moet sprake zijn van een causaal verband.
Artikel 273f, eerste lid, sub 6 Sr
Sub 6 betreft de strafbaarstelling van degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. Het opzet dient gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als de uitbuiting van een ander.
Artikel 273, eerste lid, sub 9 Sr
Sub 9 betreft de strafbaarstelling van degene die een ander met (één van) de onder sub 1 genoemde dwangmiddelen dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde. De in sub 9 omschreven gedragingen kunnen alleen strafbaar zijn als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld.
4.3.2.2
Verklaringen aangeefster, betrouwbaarheid en steunbewijs
Verklaringen aangeefster
Op 28 november 2022 heeft [aangeefster] aangifte gedaan van mensenhandel en seksuele uitbuiting tegen verdachte. Zij heeft dit gedaan (kort) nadat haar maatschappelijk werkster een melding heeft gedaan bij de politie ( 31 oktober 2022) en nadat er eerst een informatief gesprek zeden (14 november 2022) heeft plaatsgevonden. Ongeveer een jaar later (7 en 9 november 2023) heeft aangeefster bij de politie aanvullende verklaringen afgelegd en op 31 maart 2025 is ze gehoord bij de rechter-commissaris.
Aangeefster heeft – kort samengevat – verklaard dat zij verdachte in april 2022 heeft ontmoet en op een gegeven moment een (seksuele) relatie met hem heeft gekregen. Zij zat toen in een moeilijke thuissituatie en had psychische problemen. Verdachte wist daarvan af. Zij moest van verdachte sekswerk verrichten voor geld. Verdachte zou de klanten regelen. Er hebben zich in ieder geval drie incidenten voorgedaan waarbij aangeefster seksuele handelingen moest verrichten met een of meerdere mannen. In twee van die gevallen heeft zij gezien dat verdachte daarvoor geld heeft ontvangen. Het eerste incident was op 12 juni 2022 in Roosendaal. Verdachte heeft haar toen samen met een andere man opgehaald en naar een woning in Roosendaal gebracht. Zij heeft toen seksuele handelingen moeten verrichten met een Bulgaarse man en een Turkse man heeft haar onzedelijk betast. Verdachte ontving nadien geld van de Turkse man. Het tweede incident was begin augustus 2022 in Yerseke. Verdachte heeft aangeefster toen meegenomen naar de woning van een man die later bekend is geworden als [persoon] . Zij moest toen seksuele handelingen verrichten met twee Bulgaarse mannen, onder wie ‘ [bijnaam] ’. Er is tijdens dit incident ook gefilmd door ‘ [naam 1] ’ (hiermee bedoelt aangeefster [persoon] ). Het derde incident was begin september 2022 in Antwerpen. Verdachte heeft aangeefster toen meegenomen naar Antwerpen, waar zij eerst in een café moest buikdansen voor een aantal vrienden van verdachte. Vervolgens is zij meegenomen naar een parkeerplek waar zij in een auto seksuele handelingen moest verrichten met een Bulgaarse man. Verdachte kreeg nadien geld van de Bulgaarse man. Toen verdachte met aangeefster terug naar huis reed, moest zij seksuele handelingen verrichten met ‘ [bijnaam] ’.
Betrouwbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster in de kern consistent zijn. De inhoud van haar verklaringen bij de melding, het informele gesprek zeden en bij de aangifte verschillen in de kern niet wezenlijk. Aangeefster heeft tegenover de maatschappelijk werkster, bij het informele gesprek zeden en bij haar aangifte op hoofdlijnen steeds hetzelfde verklaard over de drie incidenten.
Dat de verklaringen van aangeefster die zij in november 2023 bij de politie en met name in maart 2025 bij de rechter-commissaris op onderdelen (zoals over welke mannen er in Yerseke aanwezig waren en wie van hen seks met haar hebben gehad) afwijken van de eerder door haar afgelegde verklaringen, acht de rechtbank verklaarbaar door het tijdsverloop, temeer nu zij haar verklaring bij de rechter-commissaris ongeveer tweeënhalf jaar na de incidenten heeft afgelegd. Het tijdsverloop kan invloed hebben gehad op het geheugen van aangeefster. Ook kan van invloed zijn geweest dat de gebeurtenissen traumatische ervaringen voor aangeefster zijn geweest. Daarbij komt dat ook die verklaringen in de kern nog hetzelfde zijn als de verklaringen die zij eerder in 2022 heeft afgelegd, in die zin dat ze op de drie beschreven momenten seksuele handelingen moest verrichten met mannen op aangeven van verdachte.
Tot slot weegt de rechtbank mee dat aangeefster haar verhaal eerst heeft verteld tegen haar maatschappelijk werkster van SMWO. Deze maatschappelijk werkster heeft verklaard dat zij aangeefster nog nooit heeft betrapt op een leugentje, dat nooit is gebleken dat ze niet betrouwbaar is en dat het verhaal van aangeefster volgens haar, mede gelet op de getoonde emoties, de waarheid is.
Steunbewijs
Verder vindt de verklaring van aangeefster steun in andere bewijsmiddelen.
Incident Roosendaal
Uit de berichten tussen verdachte en aangeefster volgt dat hij op 12 juni 2022 bij haar langs zou komen en dat zij dus op die dag hadden afgesproken. Daarnaast heeft aangeefster op 19 juni 2022, dus enkele dagen na het incident op 12 juni 2022, een bericht ontvangen van [persoon] met daarin de tekst “met al bugaren nuiken jij ben dat”, waaruit kan worden afgeleid dat er voordien seksueel contact tussen aangeefster en Bulgaren heeft plaatsgevonden waar [persoon] vanaf wist.
Incident Yerseke
Uit de beschrijving van de beeldopnamen die zijn gemaakt in Yerseke, volgt dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Op de beelden is te zien dat aangeefster wordt uitgekleed tot zij geheel naakt is en vervolgens wordt aangeraakt door een man die door de politie wordt herkend als [persoon] . Te zien is dat er meerdere mannen aanwezig zijn, ook verdachte wordt op dit filmpje herkend. Ook verdachte heeft verklaard dat in Yerseke seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
Incident Antwerpen
Verdachte heeft verklaard dat hij een keer met aangeefster in Antwerpen is geweest. Dit blijkt ook uit de telefoongegevens van verdachte en aangeefster. Zowel verdachte als aangeefster hebben op 4 september 2022 kort na elkaar berichten ontvangen waaruit kan worden afgeleid dat zij de Belgische grens zijn overgestoken. Op die dag heeft verdachte ook berichtjes naar aangeefster gestuurd met de vraag of ze vandaag geld wilde verdienen en dat hij dan werk voor haar zou regelen. Uit de verdere inhoud van het gesprek die dag, zoals “pijpen zonder condoom 15 extra”, “ze moeten betalen” en “dan pas seks”, leidt de rechtbank af dat het om sekswerk ging. Verdachte stuurde dat hij naar haar toekwam zodra hij zijn auto had.
Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat er tussen aangeefster en verdachte over en weer berichten zijn verstuurd die zien op het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling, zoals op 7 september 2022. Aangeefster stuurt dan dat verdachte ervoor moest zorgen dat hij eerst de 70 euro van de klant had ontvangen, waarop verdachte reageert met “denk je ik ga hem zomaar laten neuken”. De inhoud van die berichten ondersteunt weliswaar niet zozeer een van de specifieke incidenten die aangeefster heeft beschreven, maar wel het algemene beeld dat aangeefster schetst, namelijk dat verdachte klanten voor haar regelde om tegen betaling seksuele handelingen mee te verrichten.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangeefster in de kern betrouwbaar zijn en dat bewijsuitsluiting daarom niet aan de orde is. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en zal haar verklaringen gebruiken voor het bewijs. De delen van haar verklaringen die onvoldoende door andere bewijsmiddelen worden ondersteund, zal de rechtbank niet gebruiken.
4.3.2.3
Handelingen
Gelet op de verklaringen van aangeefster en de hiervoor genoemde overige bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat aangeefster op de drie door haar beschreven momenten, te weten op 12 juni 2022 in Roosendaal, begin augustus 2022 in Yerseke en 4 september 2022 in Antwerpen prostitutiewerk heeft verricht en dat verdachte voor haar prostitutiewerk geld heeft ontvangen. Zij heeft zich dus beschikbaar gesteld tot het verrichten van arbeid of diensten, zoals genoemd in artikel 273f, eerste lid, sub 4. Ook was er sprake van de handelingen “werven” en vervoeren” als genoemd in artikel 273f, eerste lid, sub 1. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Werven
Uit jurisprudentie volgt dat werven het aantrekken of rekruteren van personen betreft en dat dit iedere daad behelst waardoor een persoon wordt aangeworven teneinde die persoon in een uitbuitingssituatie te brengen.
De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is. Uit de verklaring van aangeefster en de chatberichten tussen verdachte en aangeefster volgt dat verdachte contact heeft gezocht met aangeefster en een liefdesrelatie met haar heeft aangeknoopt. Hij heeft voorgewend alsof hij verliefd was op aangeefster, haar lieve berichtjes gestuurd met daarin teksten als “liefje”, “ik steun je voortaan in wat j nodig hebt”, “ik hou nu al van jou be”, “Ik wil graag met jou zijn hé”, “Love you”, en ook hartjesemoji’s. Hij heeft tegen haar gezegd dat ze het perfecte lichaam zou hebben om seks te hebben met andere mannen tegen betaling. Toen zij eenmaal – kort nadat zij contact met elkaar kregen – een relatie hadden, heeft hij haar in de prostitutie geïntroduceerd door op verschillende momenten klanten te regelen en haar daar naar toe te leiden en door voorstellen te doen om te werken (als prostituee).
Vervoeren
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van het vervoeren van aangeefster door verdachte naar klanten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte aangeefster op verschillende momenten van en naar klanten heeft gebracht. De verklaring van aangeefster op dit punt wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals de omstandigheid dat verdachte te zien is op het filmpje dat is gemaakt in Yerseke. Ten aanzien van het incident in Antwerpen wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de berichten in de telefoons van aangeefster en verdachte waaruit kan worden afgeleid dat zij beiden rond dezelfde tijd de Belgische grens zijn gepasseerd. Verder volgt uit de chatberichten tussen verdachte en aangeefster op 7 september 2022 dat verdachte een seksafspraak tegen betaling heeft geregeld voor aangeefster (“ik heb iemand geregeld”, “hy gaat 70 euro betalen” en “pijpen is extra beffen is extra”). Verdachte bevestigt tegenover aangeefster dat hij haar op komt halen en stuurt om 20.34 uur die avond dat hij er was. Tussen 20.57 uur en 21.03 uur stuurt verdachte verschillende berichten naar aangeefster met de strekking of ze al klaar is.
Niet gebleken is dat sprake is geweest van andere handelingen zoals genoemd in sub 1 van artikel 273f, eerste lid, Sr.
4.3.2.4
Artikel 273f, eerste lid, sub 1 en sub 4
Dwangmiddelen
Voor wat betreft de vraag of bij de bewezenverklaarde handelingen sprake was van dwangmiddelen, overweegt de rechtbank als volgt.
Misleiding
Bij misleiding gaat het om het doelbewust een foute voorstelling van zaken geven. Dit kan bijvoorbeeld het voorspiegelen van een gezamenlijke relatie of toekomst zijn. De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat sprake is van misleiding van aangeefster door verdachte. Uit de verklaring van aangeefster en de chatberichten tussen verdachte en aangeefster volgt dat hij heeft voorgewend alsof hij verliefd was op aangeefster en hij haar zou steunen. Hij heeft haar lieve berichtjes gestuurd met daarin teksten als “liefje”, “ik steun je voortaan in wat j nodig hebt”, “ik hou nu al van jou be”, “Ik wil graag met jou zijn hé”, “Love you” en “ Ik voel echt voor je”. Ook heeft hij haar hartjesemoji’s gestuurd. Ook heeft hij haar voorgehouden dat hij leuke dingen met haar zou gaan doen, zoals naar de kermis gaan: “Als we vandaag gaan werken”, “Kunnen we morgen naar kermis”. Dit uitje naar de kermis heeft desondanks nooit plaatsgevonden. Hij heeft haar voorgespiegeld dat ze een toekomst samen hadden door berichtjes als “Wat zou je graag als cadeau willen van me” en “Maar bdl gwn als teken van de nieuwe liefde”. Ook heeft hij haar voorgehouden dat hij niet anders naar haar zou kijken door het sekswerk wat ze deed door berichtjes als: “En dat je dat werk gaat doen” en “Kijk ik echt nie met andere oog naar je” en “Zelfs meer liefde”. Verder blijkt uit de chatberichten dat verdachte naast de relatie met aangeefster een relatie met een andere vrouw had. Hij heeft aangeefster voorgehouden dat als het sekswerk goed zou lopen, hij haar niet meer zou delen door berichtjes als: “Als dit goed loopt”,“ Beloof ik dat ik ga overwegen”, “Om mij niet te delen met andere”, “Maar dan moet het wel goed gaan werken”.
Misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht wordt verondersteld aanwezig te zijn als, kort gezegd, in het geval van seksuele uitbuiting, het slachtoffer in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden van een mondige prostituee in Nederland. Een dergelijke situatie wordt aangeduid als een uitbuitingssituatie. Met het misbruik maken van een kwetsbare positie wordt gedoeld op een situatie waarin de betrokkene geen reële of aanvaardbare keuze heeft anders dan het misbruik te ondergaan. Deze situaties overlappen elkaar grotendeels. Uit jurisprudentie volgt dat beide situaties ruim worden uitgelegd. Beoogd wordt een ruime bescherming te bieden aan slachtoffers. Allerlei omstandigheden kunnen hierbij een rol spelen, zoals de financiële, psychische en sociale situatie waarin het slachtoffer zich bevindt.
Uit de verklaring van aangeefster en de inlichtingen van haar behandelend psycholoog van Emergis, volgt dat zij een kwetsbaar persoon is. Aangeefster zelf heeft verklaard dat zij in de ziektewet zit en niet kan werken, omdat zij psychische stoornissen heeft en veel begeleiding nodig heeft. Ze heeft onder andere PTSS, een depressie-stoornis en verlatingsangst. Zij ervaart eenzaamheid en kan niet goed voor zichzelf opkomen. Dit komt onder andere door haar thuissituatie. Zij is onder behandeling bij de GGZ en gaat wekelijks naar Emergis. Volgens haar psycholoog is zij bekend met een laag begaafd intelligentieniveau en een belaste voorgeschiedenis. Klachten waar zij mee worstelt zijn onder andere een negatief zelfbeeld en depressieve klachten. De indruk bestaat dat aangeefster beperkt zicht heeft op haar (on)mogelijkheden en de bedoelingen van anderen niet goed kan inschatten. Ze heeft een beperkt sociaal netwerk, buitenom de hulpverlening. Ze krijgt EMDR-behandeling gericht op nadere gebeurtenissen in haar voorgeschiedenis en ambulante begeleiding en gesprekken. Ook is maatschappelijk werk betrokken.
Gelet op de berichten die aangeefster naar verdachte heeft gestuurd, kan het niet anders dan dat hij al snel wist van haar kwetsbaarheid. Aangeefster heeft namelijk op 9 mei 2022 al naar verdachte gestuurd “ik ben mentaal ook ziek” en in de periode erna berichtjes als “Voel me al de hele dag niet lekker in me vel” (26 mei 2022 gestuurd), “Hele dag lig ik in bed oké omdat niemand iets wilt”, “Schat ik voel me alleen, Ik heb hartstikke last van me PTSS” (11 juni 2022 gestuurd) en “Ik kan niet laat dat weetje ik ben niet gezond zoals jij en alle andere babe” (4 september 2022 gestuurd), “Stop me momenteel vol met medicijnen eigenlijk” en “Ik ga me kleden en dan even bij jou. Maar ben erg down” (7 september 2022 gestuurd), “Ik moet verdorie op nieuw leren om de maatschappij in te komen ik kan niets” (8 september 2022 gestuurd), “Want ik haat mijn leven” en “Ik heb kapot veel pijn echt overval het is eenzaam deze dagen” (13 september 2022 gestuurd). Op 3 september 2022 heeft ze gestuurd dat ze stapelgek van haar ouders werd en dat het thuis was geëscaleerd. Uit al deze berichten volgt dat verdachte moet hebben geweten dat aangeefster niet alleen lichamelijk, maar ook psychisch een kwetsbaar persoon was, wat haar beïnvloedbaar maakte voor seksuele uitbuiting.
Ook volgt uit de berichten dat aangeefster een afhankelijke relatie had ten opzichte van verdachte en zich erg eenzaam voelde als hij haar negeerde. Hij was erg belangrijk voor haar en ze wilde hem niet kwijtraken. Het voorgaande blijkt uit berichten als “Je bent mijn alles” (11 juni 2022 gestuurd), “Ik wil je niet verliezen” (3 september 2022 gestuurd), “Niemand praat tegen me !!!!!!” (11 juni 2022 gestuurd), “Het is eenzaam deze dagen” (gestuurd 13 september 2022) en “Je had belooft met me te chatten zie niets” en “Bel me vanavond, Asjeblieft, Negeer me niet weer” (gestuurd 5 juni 2022). Gelet op de inhoud van de berichten, kan het niet anders dan dat verdachte zich daarvan bewust is geweest.
Onder deze omstandigheden heeft verdachte misbruik van haar kwetsbare positie gemaakt en van zijn uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. Door haar kwetsbaarheid in combinatie met haar gevoelens van verliefdheid voor verdachte was zij niet in staat zich aan zijn invloedssfeer te onttrekken en had zij geen andere keuze dan het misbruik te ondergaan. Zij verkeerde niet in een situatie die gelijk is aan de omstandigheden van een mondige prostituee in Nederland. Gelet op de aanwezige dwangmiddelen is niet van belang of er bij aangeefster sprake was van (on)vrijwilligheid ten aanzien van de prostitutiewerkzaamheden.
Niet gebleken is dat sprake is geweest van andere dwangmiddelen zoals genoemd in sub 1 van artikel 273f, eerste lid, Sr.
Oogmerk van uitbuiting / uitbuitingssituatie
De rechtbank dient te beoordelen of er sprake was van het (oogmerk) van uitbuiting.
Juridisch kader
Het begrip ‘uitbuiting’ is door de wetgever niet gedefinieerd, met dien verstande dat in artikel 273f, tweede lid Sr is bepaald dat – voor zover hier van toepassing – uitbuiting ten minste omvat uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting. Uitbuiting veronderstelt een bepaalde mate van onvrijwilligheid, die ziet op de onmogelijkheid om zich aan een situatie te onttrekken. Het enkele aanwenden van dwangmiddelen levert niet reeds uitbuiting op, maar het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat bij de toepassing van die dwangmiddelen sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid. In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er - gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer - in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting. Wanneer gebruik is gemaakt van enig dwangmiddel, is instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant. Het slachtoffer wordt in een situatie gebracht of gehouden waarin hij of zij redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan zich te laten exploiteren. Bij het gebruik van (één van) de dwangmiddelen ontbreekt het bij het slachtoffer aan een vrije, reële keuze. Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat onder een uitbuitingssituatie in geval van seksuele uitbuiting wordt verstaan dat een prostituee in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de ‘omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren’.
De daadwerkelijke uitbuiting hoeft bij de beoordeling van artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr nog niet te hebben plaatsgevonden, voldoende is de (onmiskenbare) bedoeling van de dader. Voor het oogmerk van uitbuiting is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander door hem werd of zou kunnen worden uitgebuit. Het oogmerk van de dader dient te zijn gericht op de uitbuiting, voorwaardelijk opzet is niet voldoende.
De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat, hoewel ‘uitbuiting’ als zodanig niet in de tekst van sub 4 is opgenomen, dit daarin wel moet worden ingelezen en daarmee een impliciet bestanddeel daarvan vormt. De gedragingen, bedoeld in sub 4, kunnen slechts als mensenhandel worden bestraft, indien uit de bewijsvoering volgt dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Daarbij geldt dat het ‘zich beschikbaar stellen’ voldoende is. Dit betekent dat er ook hier niet daadwerkelijk gewerkt hoeft te zijn om tot een voltooid delict te komen.
Overwegingen rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring van aangeefster en de tussen verdachte en aangeefster gestuurde berichten volgt dat bij verdachte sprake was van het oogmerk van uitbuiting en ook dat sprake is van omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uit de berichten volgt dat hij de intentie had om zelf financieel voordeel te hebben bij het sekswerk van aangeefster, waarbij aangeefster zelf weinig tot geen zeggenschap had over met wie ze werkte, wanneer ze werkte en wat haar verdiensten daarvoor zouden zijn en dat zij is komen te verkeren in een situatie die niet gelijk is aan de ‘omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren’.
Dat volgt uit berichten als (op 4 september 2022) “Wil je dat we vandaag beetje gaan verdienen”, “Dan regel ik werk voor je”, “En als iemand nummer gaat vragen aan jou”, “Moet je zeggen neee”, “Ik ga tegen [naam 2] zeggen”, “En bijvoorbeeld ze willen zonder condoom”, “Moet je zeggen 30 extra betalen”, “Je gaat zeggen wil 70 per persoon”, “Ze moeten betalen” en “Dan pas seks”. Als aangeefster zegt dat € 150,= de meest toegankelijke prijs is, reageert verdachte met “ Ja maar dat is gelijk paar klanten bij elkaar snap je”, “ En mensen die ik ken” en “Maar bij hun 70 vragen”. Als aangeefster zegt “En dan samen delen toch?”, reageert verdachte met “Ja”, “Dan koop condooms en babydoekjes van mij deel”. Ook stuurt hij “Van jou wil ik dat je me trouw blijft” en “Naar mij luisteren”. Op 6 september 2022 stuurt verdachte “Gaan we geld verdienen vandaag” en als aangeefster zegt dat ze moe is en geen kans krijgt om rust te pakken dan zegt hij “Als we vandaag werken”, “Kunnen we morgen naar kermis”. Ook dringt verdachte er bij aangeefster op aan dat ze een account aanmaakt bij kinky.nl als aangeefster zegt dat ze meer dan 100 euro per persoon wil en geen sale exemplaar is (“Ja waarom maak je je account niet aan”). Later dringt hij hier opnieuw op aan door te zeggen “Kijk we moeten die site echt gaan regelen”, “Want ik kom in problemen omdat we hebben gepland dat we tot vrijdag gaan werken” en” We moeten ect wat verdienen judt”. Als aangeefster zegt dat dat ze iets moet doen wat ze eigenlijk vreselijk vindt omdat ze beiden in geldnood zitten, antwoordt verdachte “Ik heb iemand geregeld” en “Hy gaat 70 euro betalen”. Als aangeefster vraagt of het 100 euro kan worden, zegt verdachte dat de klant maximaal 50 euro kan betalen. Als aangeefster zegt dat dat weinig is, dan zegt verdachte “ Nu moet het ff” (7 september gestuurd). Als aangeefster op een ander moment, namelijk 24 september 2022, zegt dat ze het verschrikkelijk vindt, zegt verdachte “Ik hoef geen levensles”, “Maar geld”.
Verder betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat verdachte in de beginfase van het contact (mei en juni 2022) met aangeefster lieve berichten naar haar stuurde, maar dat zijn berichten aan haar na het eerste moment waarop zij seksuele handelingen heeft moeten verrichten zakelijker werden en steeds meer zagen op het moeten verdienen van geld. Daarnaast is gebleken dat bij geen van de chatgesprekken het initiatief tot het sekswerk vanuit aangeefster komt, maar telkens vanuit verdachte. Dat verdachte slechts advies over sekswerk heeft gegeven aan aangeefster en dat zij zelf aan verdachte vroeg of hij klanten voor haar wilde regelen, acht de rechtbank gelet op de inhoud van de berichten ongeloofwaardig.
Causaal verband
Tussen de bewezen verklaarde handelingen en dwangmiddelen bestaat een causaal verband; de handelingen zijn mogelijk gemaakt door het gebruik van de bewezenverklaarde dwangmiddelen. De dwangmiddelen hebben ertoe geleid dat aangeefster tegen haar zin in de uitbuitingssituatie is beland en dat zij zich, als zij daaraan weerstand had kunnen bieden, niet terecht zou zijn gekomen.
4.3.2.5
Artikel 273f, eerste lid, sub 6 en 9 Sr
Sub 6
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte ten opzichte van aangeefster een uitbuitingssituatie heeft gecreëerd. Het opzet van verdachte op de uitbuiting is daarmee gegeven. Uit de verklaring van aangeefster volgt dat zij nooit iets van de opbrengsten van het sekswerk heeft gekregen, dit terwijl er wel contant geld werd betaald aan verdachte. Daarnaast blijkt uit financieel onderzoek naar de bankrekeningen van verdachte niet van andere inkomsten van verdachte in de tenlastegelegde periode.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door aangeefster onder deze omstandigheden in de prostitutie worden verricht, maakt dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van aangeefster. De rechtbank acht het tenlastegelegde dat betrekking heeft op artikel 273f lid 1, subonderdeel 6, Sr daarom eveneens bewezen.
Sub 9
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte ten opzichte van aangeefster een uitbuitingssituatie heeft gecreëerd. Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte haar onder die omstandigheden door middel van de hiervoor besproken dwangmiddelen aangeefster er niet alleen toe heeft gedwongen sekswerk te verrichten, maar haar ook heeft gedwongen de verdiensten daarvan aan hem af te staan. De rechtbank acht het ten laste gelegde dat betrekking heeft op artikel 273f lid 1, subonderdeel 9, dan ook bewezen.
4.3.2.6
Medeplegen
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, nu onvoldoende is vast komen vast te staan dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen bij het feit.
4.3.2.7
Pleegplaats en pleegperiode
De rechtbank kan niet vaststellen in welke plaatsen het feit precies heeft plaatsgevonden en zal daarom bewezen verklaren dat het feit in Nederland en in België is gepleegd nu dat op basis van het dossier wel vast is komen te staan.
4.3.2.8
Conclusie
Op grond van wat hierboven is overwogen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 Sr.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 1 april 2022 tot en met 30 september 2022 in plaatsen in
Nederland en in Belgi
ë,
A)
een ander, te weten [aangeefster] (geboren [2001] ) (telkens)
door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
endoor misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven
envervoerd, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster] (sub 1°)
en
heeft gedwongen met een van de onder sub 1 genoemde middelen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°)
en
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [aangeefster] (geboren [2001] ) (sub 6°)
en
C)
een ander, te weten [aangeefster] (geboren [2001] ) (telkens) heeft gedwongen met een van de onder 1° genoemde middelen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van haar ( [aangeefster] ) seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°), immers heeft hij verdachte
- een (se
ksuele) relatie met die [aangeefster] aangegaan/aangeknoopt en onderhouden en die [aangeefster] ingepalmd (met “lieve” woorden en gebaren/emoticons) en voorgewend dat hij, verdachte verliefd was op en hield van die [aangeefster] en voorgewend dat hij, verdachte en die [aangeefster] een relatie hadden en
- die [aangeefster] gevraagd om prostitutie/seks werkzaamheden voor hem verdachte te (gaan) doen en die [aangeefster] gezegd dat zij het perfecte lichaam had om seks te hebben met andere mannen tegen betaling en die [aangeefster] verteld dat het goed zou verdienen en die [aangeefster] meermalen gezegd/gevraagd om te gaan “verdienen” en/of te gaan “werken” (als prostituee)
en
- die [aangeefster] opgedragen/gevraagd om een account bij Kinky aan te maken en
- die [aangeefster] geïntroduceerd in de prostitutie en
- klanten gezocht en/of geregeld ten behoeve van de prostitutiewerkzaamheden van die [aangeefster] en voor die [aangeefster] seksafspraken gemaakt en contacten onderhouden met (potentiële) klanten en
- die [aangeefster] (met de auto) naar se
ksafspraken vervoerd/gebracht en/of gezegd dat hij, verdachte haar naar klanten zou toebrengen/vervoeren en
- die [aangeefster] seks laten hebben met een of meer klant(en)/man(nen) en
- die [aangeefster] gezegd/opgedragen zich sexy te kleden en/of de klant(en) “baby” te noemen en/of geil te kreunen met (een) klant(en) en
- die [aangeefster] aanwijzingen gegeven over de prijzen en/of extra’s die klanten
moesten betalen en
- die [aangeefster] gezegd dat zij de helft van de verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden zou krijgen/ontvangen en
- de door [aangeefster] verdiende gelden ontvangen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest. Bij haar eis heeft zij rekening gehouden met de duur en omstandigheden van de uitbuiting, het aantal klanten en de omstandigheid dat verdachte in 2023 ook is veroordeeld voor mensenhandel. Daarnaast vordert de officier van justitie een contactverbod met aangeefster als vrijheidsbeperkende maatregel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt voor de hoogte van de straf aan te sluiten bij categorie I in de LOVS oriëntatiepunten en in strafmatigende zin rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en in het bijzonder de ongewenstverklaring van verdachte. Verzocht wordt een gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest niet overstijgt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer een half jaar schuldig gemaakt aan mensenhandel. Hij heeft aangeefster gedwongen zich te prostitueren en de verdiensten daarvan aan hem af te staan. Hij heeft doelbewust misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer door haar sekswerk te laten verrichten om daarmee zelf financieel voordeel te hebben. Door zo te handelen heeft hij een forse inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van aangeefster.
Mensenhandel is een vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting, waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt gemaakt aan de (meestal financiële) belangen van de uitbuiter. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk handelen gedurende lange tijd de psychische gevolgen hiervan (kunnen) ondervinden.
De impact die het feit op aangeefster heeft gehad blijkt uit de door haar afgelegde slachtofferverklaring. Zij heeft verklaard dat haar zelfvertrouwen en vertrouwen in andere mensen is verdwenen, dat ze nog steeds angstig is dat iemand haar mee zal nemen met verkeerde bedoelingen en dat zij nauwelijks ergens alleen heen durft te gaan, wat haar zeer afhankelijk heeft gemaakt. Het lukt haar niet om een opleiding te volgen of te werken en zij zal in de toekomst psychologische hulp nodig hebben om normaal verder te kunnen leven.
Verdachte heeft op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag of inzicht getoond in wat dit voor aangeefster heeft betekend. Hij heeft in zijn verklaring zijn rol beperkt tot die van adviseur en zijn invloed op aangeefster gebagatelliseerd.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat hij op 14 april 2023 is veroordeeld voor onder andere mensenhandel, gepleegd in de periode van 4 juni 2020 tot en met 23 juni 2020, tot een gevangenisstraf van 16 maanden. Daarnaast is verdachte eerder veroordeeld voor andere strafbare feiten. Artikel 63 Sr is van toepassing.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport dat over verdachte op 5 november 2024 is opgemaakt door de reclassering als advies over de voorwaardelijke invrijheidstelling. Hieruit volgt dat verdachte geen intrinsieke motivatie heeft om eventuele oorzaken van problemen nader te onderzoeken en dat hij ook geen reden ziet om zijn gedragingen te veranderen. Een langer reclasseringstoezicht zal niet meer bijdragen aan gedragsverandering en risicobeperking.
Strafmaat
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie en ziet evenmin aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel, gelet op hetgeen door de reclassering is gerapporteerd in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling en gelet op de houding van verdachte. Bij de bepaling van de duur van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten op worden gelegd en de oriëntatiepunten van het LOVS, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat er sprake is van categorie II zoals beschreven in die oriëntatiepunten. Als strafverzwarende omstandigheid weegt de rechtbank mee dat er weliswaar formeel gezien geen sprake is van recidive, maar dat verdachte de feiten heeft gepleegd in de periode nadat hij in voorlopige hechtenis heeft gezeten voor een andere verdenking van mensenhandel, waarvoor hij later daadwerkelijk is veroordeeld. De rechtbank acht dit strafverzwarend.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank acht het ter voorkoming van ernstig belastend gedrag van verdachte richting aangeefster van belang dat verdachte op geen enkele wijze contact zoekt of heeft met haar. De rechtbank zal aan verdachte daarom op grond van artikel 38v Sr de maatregel opleggen dat hij zich onthoudt van contact met aangeefster. Omdat verdachte in de periode tussen de aangifte en zijn aanhouding meermalen contact heeft gezocht met aangeefster, acht de rechtbank het noodzakelijk om de maatregel voor de duur van vijf jaar op te leggen. De rechtbank bepaalt dat de duur van de vervangende hechtenis twee weken bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden. De rechtbank zal bepalen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen tegen aangeefster.

7.De benadeelde partij

7.1
De vordering
De benadeelde partij [aangeefster] vordert een schadevergoeding van € 20.600,=, bestaande uit € 600,= aan materiële schade en € 20.000,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met de schadevergoedingsmaatregel. Voor wat betreft de materiële schade is aangesloten bij het in de rechtspraak vaker gehanteerde forfaitaire bedrag van € 200,= per dag dat sekswerk is verricht. Voor wat betreft de immateriële schade wordt aansluiting gezocht bij bedragen die in andere zaken zijn toegekend.
7.2
De standpunten
De officier heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair wordt verzocht de materiële schade af te wijzen wegens een gebrek aan onderbouwing en de immateriële schade bij toewijzing aanzienlijk te matigen, omdat de schade niet eenvoudig is vast te stellen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
Ten aanzien van de materiële schade stelt de rechtbank vast dat er geen concrete gegevens zijn die zien op de verdiensten van de benadeelde voor de prostitutiewerkzaamheden die zij heeft verricht. Omdat naar het oordeel van de rechtbank echter wel vast staat dat aan de benadeelde door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht doordat verdachte de prostitutieverdiensten heeft ontvangen, zal zij bij het bepalen van de hoogte gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. Uit de bewezenverklaring volgt dat aangeefster in ieder geval op drie dagen prostitutiewerkzaamheden heeft verricht en dat zij in al die gevallen seksuele handelingen met meerdere mannen heeft verricht. Voor de gemiddelde omzet wordt een in de rechtspraak inmiddels gangbaar forfaitair bedrag van € 200,= per dag gerekend. Het dossier biedt geen aanknopingspunten om daarvan af te wijken. Op grond van het dossier zijn weliswaar aanwijzingen dat er mogelijk € 70,= per klant werd gerekend, maar ook dat de klanten extra moesten betalen voor bepaalde handelingen. Onder die omstandigheden acht de rechtbank het forfaitaire bedrag van € 200,= per dag redelijk.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde voldoende met concrete gegevens onderbouwd dat zij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 10.000,= billijk. De situatie van de benadeelden in de door de benadeelde aangevoerde zaken waarin een hoger bedrag is toegekend, zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende vergelijkbaar met de situatie van de benadeelde.
Conclusie
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 10.600,=, waarvan € 600,= materiële schade en € 10.000,= immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2022 tot aan de dag der voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, mede gelet op de betwisting daarvan door verdachte en nu (de omvang van) de schade voor het overige onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten twee mobiele telefoons (zwarte Samsung en zwarte Motorola) zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren en dat het feit is begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen.
8.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten een mobiele telefoon (zilverkleurige Samsung) aan verdachte, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 273f, van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Mensenhandel, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
5 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster] , geboren op [2001] te [geboorteplaats 2];
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
* 1 STK GSM (Omschrijving: PL2000-2022297519-G2541669, Zwart, merk: Samsung);
* 1 STK GSM (Omschrijving: PL2000-2022297519-G2541671, Zwart, merk: Motorola);
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten;
* 1 STK GSM (Omschrijving: PL2000-2022297519-G2792314, Zilverkleurig, merk: Samsung);
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster] van € 10.600,= waarvan € 600,= aan materiële schade en € 10.000,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster] , € 10.600,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 88 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. J.F.C. Janssen en mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 juli 2025.
Mr. Janssen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2022 tot en met
30 september 2022 te Vlissingen en/of Goes en/of ‘s-Gravenpolder, gemeente
Borsele en/of te Yerseke, gemeente Reimerswaal en/of te Krabbendijike, gemeente
Reimerswaal en/of te Roosendaal althans in een of meer (andere) plaatsen in
Nederland en/of te Antwerpen, althans in Belgie, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen,
A)
een ander, te weten [aangeefster] (geboren [2001] ) (telkens)
door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik
van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of
voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over
die ander heeft, heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of
opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster] (sub
1°)
en/of
heeft/hebben gedwongen met een van de onder sub 1 genoemde middelen en/of
bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van
seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft
ondernomen waarvan verdachte en/of verdachte’s mededader(s) wist(en) of
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster] zich daardoor
beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard
(sub 4°)
en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de seksuele uitbuiting van
die/een ander, te weten [aangeefster] (geboren [2001] ) (sub 6°)
en/of
C)
een ander, te weten [aangeefster] (geboren [2001] ) (telkens)
heeft/hebben gedwongen met een van de onder 1° genoemde middelen dan wel
bewogen hem, verdachte en/of diens mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst
van haar ( [aangeefster] ) seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°),
immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- een (sexuele) relatie met die [aangeefster] aangegaan/aangeknoopt en/of
onderhouden en/of die [aangeefster] ingepalmd (met “lieve” woorden en/of
gebaren/emoticons) en/of voorgewend dat hij, verdachte verliefd was op en/of
hield van die [aangeefster] en/of voorgewend dat hij, verdachte en die
[aangeefster] een relatie hadden en/of
- die [aangeefster] gevraagd om prostitutie/seks werkzaamheden voor hem
verdachte te (gaan) doen en/of die [aangeefster] gezegd dat zij het perfecte lichaam
had om seks te hebben met andere mannen tegen betaling en/of die [aangeefster]
verteld dat het goed zou verdienen en/of die [aangeefster] meermalen
gezegd/gevraagd om te gaan “verdienen” en/of te gaan “werken” (als prostituee)
en/of
- beeld/videomateriaal van die [aangeefster] gemaakt ten behoeve van en/of
tijdens de prostitutiewerkzaamheden van die [aangeefster] en/of
- die [aangeefster] opgedragen/gevraagd om een account bij Kinky aan te maken
en/of
- een ( Kinky ) account beheerd ten behoeve van de prostitutiewerkzaamheden van
die [aangeefster] en/of
- die [aangeefster] geïntroduceerd in de prostitutie en/of
- klanten gezocht en/of geregeld ten behoeve van de prostitutiewerkzaamheden van
die [aangeefster] en/of voor die [aangeefster] seksafspraken gemaakt en/of
contacten onderhouden met (potentiële) klanten en/of
- die [aangeefster] (met de auto) naar sex afspraken vervoerd/gebracht en/of laten
vervoeren/brengen en/of gezegd dat hij, verdachte haar naar klanten zou (laten)
toebrengen/vervoeren en/of
- die [aangeefster] seks (tegen haar wil) laten hebben met een of meer
klant(en)/man(nen) en/of
- die [aangeefster] gezegd/opgedragen zich sexy te kleden en/of de klant(en)
“baby” te noemen en/of geil te kreunen met (een) klant(en) en/of
- die [aangeefster] aanwijzingen gegeven over de prijzen en/of extra’s die klanten
moesten betalen en/of
- die [aangeefster] gezegd dat zij de helft van de verdiensten uit
prostitutiewerkzaamheden zou krijgen/ontvangen en/of
- een (aanzienlijk/substantieel) gedeelte van de door [aangeefster] verdiende
gelden afgepakt en/of ingehouden en/of ontvangen;
(art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek
van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub
9° Wetboek van Strafrecht)