4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen en overige stukken in het dossier kan worden vastgesteld dat [verdachte] op 18 mei 2023 via Snapchat had afgesproken om van [aangever 1] een tiental doosjes vapes te kopen. Een dag later reden [verdachte] en [medeverdachte] samen op de scooter van [medeverdachte] naar de woning gelegen [het adres] te [plaats] , waar [aangever 1] en zijn vriendin, [aangever 2] , op dat moment verbleven. [verdachte] en [medeverdachte] zijn de woning binnengegaan, waar [aangever 1] meerdere doosjes vapes op het balkon van de woning had klaar gezet en er werd onderhandeld over de prijs. Beiden hadden een bigshopper meegenomen. [verdachte] en [medeverdachte] gingen op enig moment weer weg en plaatsten vervolgens de scooter dichter bij de voormelde woning. Aansluitend gingen zij voor een tweede keer de woning in. [aangever 1] en [medeverdachte] begonnen op het balkon wederom te praten over de prijs. Ondertussen laadde [medeverdachte] alvast een aantal doosjes vapes in zijn bigshopper. [aangever 1] wilde echter eerst een afspraak maken over de prijs. Er heerste een grimmige sfeer. [verdachte] stond bij [aangever 2] in de woonkamer en trok vervolgens een keukenmes en dirigeerde haar naar buiten, naar het balkon. Met een lichte druk plaatste hij mes met de punt net boven haar borst. [verdachte] zei dat ze moest meewerken en dan zou haar niets overkomen. Toen liep [verdachte] naar [aangever 1] toe en bedreigde hem ook met het mes. Hij zei dat [aangever 1] alles moest meegeven en dan zouden hem en zijn vriendin niets overkomen. Als reactie hierop riep [aangever 1] om hulp. Hij riep dat er familie van hem beneden stond en dat die ‘112’ moest bellen. [verdachte] rende daarop meteen uit de woning. [medeverdachte] pakte een doosje vapes en vluchtte ook weg. Zij reden samen weg op de scooter.
[aangever 1] en [aangever 2] namen direct contact op met de politie en achtervolgden ondertussen met hun auto de scooter met daarop [verdachte] en [medeverdachte] . Niet veel later konden zij door de politie worden aangehouden. [verdachte] werd met name herkend aan zijn gele jas. [verdachte] hield een tas vast met daarin twee keukenmessen. In de jaszak van [medeverdachte] werd het weggenomen doosje vapes aangetroffen.
De rechtbank is voor de vaststelling van de feiten en omstandigheden met name uitgegaan van de 112-melding van [aangever 1] , de verklaringen van [aangever 1] en [aangever 2] en de bevindingen van de politie, nu deze vrijwel naadloos op elkaar aansluiten. Deze bewijsmiddelen weerleggen de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte] , welke verklaringen minder consistent zijn.
Diefstal in vereniging
Uit het vorenstaande blijkt dat [medeverdachte] bij zijn vertrek uit de woning een doosje vapes heeft meegegrist, en dus heeft gestolen. [medeverdachte] heeft deze strafbare handeling bekend. De vraag die thans door de rechtbank moet worden beantwoord is of [verdachte] medeverantwoordelijk kan worden gehouden voor deze diefstal. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, waarin ligt besloten dat een verdachte het opzet heeft gehad op zowel de samenwerking als op het gronddelict. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Het is niet noodzakelijk dat alle medeplegers alle uitvoeringshandelingen verrichten. Het accent ligt op de samenwerking.
Volgens de lezing van [verdachte] en [medeverdachte] zijn zij samen naar [aangever 1] toegegaan om vapes te kopen. Gelet op de verklaringen van de aangevers en de Snapchat-communicatie zou aan de transactie een prijskaartje van ongeveer 1.000 euro hangen, want [verdachte] had [aangever 1] laten weten tien doosjes met vapes te willen kopen. De doosjes kosten ongeveer 100 euro per stuk. Maar [verdachte] had helemaal geen contant geld bij zich om iets te kopen. Hij heeft in dit verband aangegeven dat hij pas later geld zou pinnen voor de aankoop en dat men het nog niet eens was over de prijs. Dat zou ook de reden zijn geweest om na het eerste bezoek aan [aangever 1] terug naar de scooter te lopen. Het is echter opmerkelijk dat hij, op het moment dat hij voor een tweede keer [aangever 1] bezocht om (zogenaamd) nog eens over de prijs te praten, nog steeds geen geld had gepind.
Daarnaast heeft [verdachte] enerzijds verklaard dat hij alleen met [medeverdachte] geld voor de vapes zou inleggen, en anderzijds dat hij met meerdere mensen hiervoor al geld had ingelegd. Met [aangever 1] sprak hij over de aankoop van tien doosjes. Bij de politie heeft [verdachte] gezegd dat het om zes doosjes ging.
Bij [medeverdachte] is door de politie een geldbedrag van 305 euro aangetroffen. Toch wist [medeverdachte] zelf niet hoeveel geld hij eigenlijk bij zich had en hoeveel geld hij aan de vapes wilde besteden. Daarover verklaart hij namelijk telkens anders. Verder heeft [medeverdachte] anders dan [verdachte] aangegeven dat er slechts één doosje van tien vapes gekocht zou gaan worden.
De verdachten hadden in elk geval twee bigshoppers meegenomen voor de doosjes, omdat ze niet allemaal in de buddyseat van de scooter zouden passen.
Er is dus wisselend en tegenstrijdig verklaard over het aankopen van vapes.
De rechtbank slaat tevens acht op de verklaringen van [aangever 1] en [aangever 2] en de 112-melding, waaruit is op te maken dat [medeverdachte] tijdens het tweede bezoek al verschillende doosjes vapes in een bigshopper aan het inladen was. [verdachte] moet dit ook hebben gezien. Er hing een grimmige sfeer. [aangever 1] kreeg hierbij de sterk indruk dat [verdachte] en [medeverdachte] die doosjes zonder te betalen wilden meenemen.
Tevens wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat [verdachte] en [medeverdachte] samen na het eerste bezoek de scooter dichter bij de woning van [aangever 1] hebben geparkeerd, hetgeen ingegeven kan zijn door de behoefte om snel weg te kunnen komen.
Beide aangevers hebben verklaard dat [verdachte] heeft gezegd dat zij alle doosjes (kosteloos) moesten meegeven.
Opvallend is ook dat in de Snapchats van [verdachte] , die dateren van enkele dagen tot een dag voor dit feit, expliciet en herhaaldelijk wordt gesproken over ‘racen’ (wat straattaal is voor ‘beroven’) in combinatie met vapes.
Dit alles maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat [verdachte] en [medeverdachte] van plan waren om vapes bij [aangever 1] mee te nemen, zonder daarvoor te betalen. Dat zij daartoe samen op een scooter naar de woning zijn toegereden, samen tweemaal daar naar binnen zijn gegaan, samen de scooter hebben verplaatst en samen met de buit op de scooter zijn gevlucht, wijst op een nauwe en bewuste samenwerking. Beide verdachten hebben door het samenstel van hun gedragingen een significante bijdrage geleverd aan de diefstal. Hun beider opzet was ook gericht op de diefstal en op de samenwerking.
Gelet op de gegeven omstandigheden gaat de rechtbank er niet van uit dat [medeverdachte] het doosje vapes in een “vermoedelijke opwelling” heeft ontvreemd, zoals door de verdediging is opgeworpen.
De ten laste gelegde diefstal in vereniging kan worden bewezen.
Het verweer van de verdediging treft geen doel.
Bedreiging met geweld
De verdediging betwist dat de aangevers met een mes zijn bedreigd, noch door [verdachte] noch door [medeverdachte] . In de visie van de verdediging droeg [verdachte] weliswaar twee messen in een tas bij zich bij zijn eerste bezoek aan [aangever 1] , maar had hij de messen niet meer bij zich bij zijn tweede bezoek. [verdachte] zou deze messen namelijk tussentijds in de buddyseat van de scooter hebben gestopt.
De rechtbank deelt de visie van de verdediging niet. Naast de eerder aangehaalde feiten en omstandigheden heeft zij daarvoor in het bijzonder in aanmerking genomen dat [medeverdachte] stellig heeft verklaard dat er geen messen in de buddyseat van zijn scooter zijn gelegd en dat de buddyseat in [plaats] überhaupt niet open is geweest.
Daarnaast had [verdachte] bij zijn aanhouding de tas met messen in zijn handen vast. In dit licht is het onwaarschijnlijk dat hij tijdens zijn vluchtactie eerst nog de tas uit de buddyseat zou hebben gepakt, alvorens op de scooter weg te rijden. Dit kost immers extra tijd.
Bovendien betrekt de rechtbank in haar oordeel dat [aangever 1] onmiddellijk na het incident de politie heeft ingelicht en al tijdens deze 112-melding heeft verteld dat het mes waarmee is gedreigd een keukenmes betreft. Als er niet daadwerkelijk met een mes zou zijn gedreigd, had hij die beschrijving van het mes toen nog niet kunnen geven. [aangever 1] en [aangever 2] hebben niets opgemerkt over een ander moment waarop zij (een) mes(sen) bij de verdachten zouden hebben waargenomen. Volgens [verdachte] zelf zou dat ook niet mogelijk zijn geweest. Hij heeft namelijk verklaard dat hij voor zijn eerste bezoek aan [aangever 1] weliswaar een bigshopper met daarin twee messen had meegenomen, maar ook dat hij die tas zodanig had opgerold dat de messen voor de aangevers niet zichtbaar kunnen zijn geweest.
Niet in de laatste plaats heeft de rechtbank meegewogen dat [verdachte] meteen is weggerend op het moment dat [aangever 1] om hulp is gaan roepen. Dat verklaart [verdachte] zelf ook. [verdachte] verliet toen als eerste de woning. Daarna pas nam [medeverdachte] de vapes weg. [medeverdachte] nam als laatste de benen. Over de volgorde van vertrek verklaren [aangever 1] en [aangever 2] eenduidig. Tevens heeft [verdachte] hierover gezegd dat [medeverdachte] met hem is meegerend, en niet andersom. Deze volgorde duidt er op dat in elk geval niet de diefstal de aanleiding kan zijn geweest voor [aangever 1] om alarm te slaan, maar dat tevoren iets anders is gebeurd. Gezien de verklaringen van de aangevers en de context van het gehele feitencomplex, is de rechtbank van oordeel dat dit de bedreiging met geweld door [verdachte] met een mes moet zijn geweest. [verdachte] heeft hier tegenover gezet dat [aangever 1] om hulp riep, omdat [medeverdachte] doosjes in de bigshopper aan het laden was. Buiten dat die optie de rechtbank minder waarschijnlijk voorkomt, wordt die nergens in het dossier bevestigd. Zoals hierboven is vermeld, volgt de rechtbank de verklaringen van de aangevers, die steun vinden in de 112-melding en de bevindingen van de politie.
[medeverdachte] heeft ten aanzien van het dragen van het/de mes(sen) en het gebruik daarvan als pressiemiddel door [verdachte] zijn lippen stijf op elkaar gehouden. Niettemin bevond [medeverdachte] zich ten tijde van de bedreigingen op het balkon van de woning van de aangevers. Hij moet dan ook de bedreigingen die [verdachte] bij en op het balkon heeft geuit hebben meegekregen en daarbij het mes hebben gezien. Die bedreiging heeft [medeverdachte] blijkbaar niet afgeschrikt. Het heeft hem er niet van weerhouden om een doosje vapes weg te nemen en om samen met [verdachte] op de vlucht te slaan. Hij heeft zich daarmee achter de bedreiging van verdachte geschaard en zich op geen enkel ogenblik van de situatie gedistantieerd. De rechtbank stelt nadrukkelijk dat het hier vooral gaat om het moment: het wegnemen van het doosje nádat de bedreigingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht daarom niet geloofwaardig dat [medeverdachte] niets van de bedreigingen af wist en dat dit ook niet van te voren zou zijn ingecalculeerd. Mensen geven immers niet zomaar, vrijwillig hun bezittingen aan een vreemde af. [medeverdachte] is gewoon doorgegaan met de gezamenlijke uitvoering van het plan dat hij met [verdachte] had gemaakt.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] tezamen en in vereniging met [medeverdachte] de ten laste gelegde diefstal voorafgegaan van bedreiging met geweld heeft gepleegd.