ECLI:NL:RBZWB:2025:4764

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
02-261144-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke uitvoer van heroïne en versnijdingsmiddelen

Op 25 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 augustus 2024 opzettelijk ongeveer 482 gram heroïne en 977 gram versnijdingsmiddelen (coffeïne en paracetamol) buiten het grondgebied van Nederland heeft vervoerd. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 juli 2025, waarbij de verdachte verstek heeft laten verlenen. De officier van justitie, mr. M.A.M. Dekker, heeft de beschuldigingen gepresenteerd en de rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde, aangezien zij wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in haar voertuig. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de in beslag genomen auto verbeurd verklaard. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte onder voorwaarden geschorst, maar de vordering van de officier van justitie om deze op te heffen werd afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-261144-24
vonnis van de meervoudige kamer van 25 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] ( [land] ).

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 juli 2025. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. M.A.M. Dekker, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 14 augustus 2024 opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft vervoerd ongeveer 482 gram heroïne (feit 1) en een mengsel van coffeïne en/of paracetamol met een totale hoeveelheid van 977 gram (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk heroïne en versnijdingsmiddelen aanwezig heeft gehad dan wel heeft vervoerd naar het buitenland en baseert zich daarbij op bewijsmiddelen in het dossier. Zij acht de verklaring van verdachte dat zij niets van de verdovende middelen afwist, ongeloofwaardig.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Opzet
Vast staat dat in een verborgen ruimte van een door verdachte bestuurde auto een hoeveelheid harddrugs en versnijdingsmiddelen zijn aangetroffen. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat zij niet wist dat er een verborgen ruimte in het voertuig zat en dat zich daarin de aangetroffen verdovende middelen bevonden. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er sprake is geweest van opzet bij verdachte. De rechtbank is van oordeel dat verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de heroïne en versnijdingsmiddelen had en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft bij de politie en rechter-commissaris verklaard over haar beweegredenen en motieven. Vanuit financiële motieven heeft zij contact gelegd met voor haar onbekende personen, die haar in contact zouden brengen met iemand die haar geld kon laten verdienen. Verdachte zou een hoeveelheid geld moeten vervoeren vanuit Nederland naar Frankrijk. Uit haar verklaring blijkt voorts dat zij haar auto voor enige tijd onbemand heeft achtergelaten op een parkeerplaats in Rotterdam, waarna de auto is meegenomen en weer is teruggezet. Verdachte heeft geen verdere vragen gesteld en evenmin heeft zij gecontroleerd wat zich in de auto bevond. Hiermee heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er verdovende middelen in het voertuig zijn geplaatst. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne en versnijdingsmiddelen in de auto. De auto werd door verdachte bestuurd terwijl deze verdovende middelen daarin aanwezig waren, zodat verdachte ook de feitelijke beschikkingsmacht had over genoemde middelen.
Uitvoer
Verdachte heeft voorts verklaard dat zij vanaf Rotterdam onderweg was naar Frankrijk. Het is algemeen bekend dat vanuit Frankrijk of België regelmatig autoritten worden gemaakt om in Rotterdam verdovende middelen te kopen of op te halen om vervolgens via de Rijksweg A16 naar die landen terug te rijden. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte met de heroïne en versnijdingsmiddelen in de auto op weg was naar Frankrijk. Daarmee is de verlengde uitvoer bewezen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 14 augustus 2024 te Zevenbergschen Hoek, gemeente Moerdijk
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft vervoerd ongeveer 482 gram, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
op 14 augustus 2024 te Zevenbergschen Hoek, gemeente Moerdijk om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, te weten, het opzettelijk bewerken en afleveren van heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, vervoermiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan zij, verdachte, ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door een hoeveelheid (te weten 977 gram) van een mengsel van coffeïne en paracetamol (te weten zogenaamde versnijdingsmiddelen) aanwezig te hebben en te vervoeren naar het buitenland,
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke (verlengde) uitvoer van 482 gram heroïne en het vervoeren van 977 gram van een mengsel van coffeïne en paracetamol (te weten zogenaamde versnijdingsmiddelen) naar het buitenland. Daarbij heeft verdachte gebruik gemaakt van een auto waarin een verborgen ruimte is aangebracht. Harddrugs zijn schadelijk voor de gezondheid en vormen als zodanig een bedreiging voor de volksgezondheid. Bovendien heeft de handel in harddrugs veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg. Door de uitvoer naar het buitenland worden de internationale handel in verdovende middelen en alle nadelige effecten daarvan in stand gehouden. Daarbij gaat het onder meer om criminele geldstromen die verweven raken met de reguliere economie en fysiek geweld als gevolg van conflicten tussen criminele personen en/of groepen. Verdachte kan als exporteur van de harddrugs medeverantwoordelijk worden gehouden voor deze gevolgen.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat zij in Nederland niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Bij de rechtbank is verder weinig bekend over de persoon van verdachte. Zij is niet verschenen ter terechtzitting en ook de informatie in het dossier over verdachte is summier. Voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting. Het uitgangspunt voor de uitvoer van heroïne tot 500 gram is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 3 tot 6 maanden. Voor het tweede feit wordt in soortgelijke zaken opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden.
Alles afwegende en uitgaande van de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, doet de door de officier van justitie gevorderde straf naar het oordeel van de rechtbank recht aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal dan ook aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het voorwerp aan verdachte toebehoort. Tevens is gebleken dat de strafbare feiten met behulp van dit voorwerp zijn begaan.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot die voorwerpen. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 13a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van verdachte is onder voorwaarden geschorst. Ter zitting heeft de officier van justitie gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Door niet ter zitting te verschijnen heeft verdachte de schorsingsvoorwaarde om te reageren op iedere oproep van politie en justitie, niet nageleefd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet ter zitting is verschenen en zich daarmee niet aan haar schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. De rechtbank ziet echter, mede gelet op haar veroordelend vonnis van heden, geen noodzaak om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Zij zal de vordering van de officier van justitie daarom afwijzen.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
t.a.v. feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet
gegeven verbod;
t.a.v. feit 2: om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan zij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* één personenauto met kenteken [kenteken] (G2759355, merk: Alfa Romeo);
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 976 gram Opium (G2759352, te weten twee keer een sealbag met lichtbruin poeder);
* 972 gram Opium (G2759353, te weten één keer een sealbag met bruin poeder);
* 484 gram Opium (G2759354, te weten één keer een geseald pakketje);
Voorlopige hechtenis
- wijst af het verzoek tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 juli 2025.