ECLI:NL:RBZWB:2025:4758

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
10755882 CV EXPL 23-3509 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na problemen met riolering door afkoppeling rioolbuis

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben eisers schadevergoeding gevorderd na problemen met hun riolering, die volgens hen het gevolg waren van de afkoppeling van een rioolbuis door gedaagden. De zaak betreft een geschil over de vraag of de rioolbuis in gebruik was en of deze door gedaagden of een door hen ingeschakelde persoon is afgekoppeld. De kantonrechter heeft op basis van bewijslevering door eisers vastgesteld dat de rioolaansluiting van hun woning via de achterzijde loopt en dat deze in 2019 nog goed functioneerde. Na de afkoppeling in 2020 ontstonden er echter problemen, waaronder stankoverlast en wateroverlast. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagden, door de rioolbuis af te koppelen, tekort zijn geschoten in hun verplichtingen en dat zij aansprakelijk zijn voor de schade die eisers hebben geleden. De rechter heeft de vordering van eisers toegewezen, inclusief de kosten voor het vaststellen van de schade, herstelkosten en notariskosten voor het vestigen van een erfdienstbaarheid voor de herstelde riolering. Gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 11.979,65, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10755882 \ CV EXPL 23-3509
Vonnis van 2 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,2. [eiser 2] ,

beiden wonende te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. N. Heijkant,
tegen

1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,

beiden wonende te [plaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. A.E.M. Langerhuizen.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om door [eisers] gevorderde schade na problemen met zijn riolering door afkoppeling van een rioleringsbuis. [gedaagden] betwist dat de rioolbuis aan de achterzijde van de woning van [eisers] in gebruik was en door hem of zijn aannemer is afgekoppeld en verwijderd. [eisers] heeft daarom een bewijsopdracht gekregen om te bewijzen dat [gedaagden] of een door [gedaagden] ingeschakelde persoon de aansluiting van de rioolbuis heeft afgekoppeld en de aangesloten buis heeft verwijderd. [eisers] is tot bewijslevering overgegaan. De kantonrechter oordeelt dat [eisers] is geslaagd in het te leveren bewijs.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 mei 2024 en de daarin genoemde processtukken;
- de akte na tussenvonnis van [eisers] met producties 28 tot en met 32;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 september 2024 met aangehechte foto’s;
- de akte uitlating voortprocederen van [eisers] met producties 33 tot en met 37;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 25 februari 2025;
- de akte indiening productie, tevens akte wijziging eis van [eisers] ;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 11 maart 2025;
- de akte uitlating voortprocederen van [eisers] met productie 38;
- de conclusie na enquête van [eisers] ;
- de antwoordconclusie na enquête van [gedaagden] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De verdere beoordeling

Bewijsopdracht
3.1.
Bij tussenvonnis van 8 mei 2024 heeft [eisers] een bewijsopdracht gekregen. Hij heeft gelegenheid gekregen om feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit kan worden afgeleid dat [gedaagden] of een door hem ingeschakelde persoon de aansluiting van de rioolbuis achterin de tuin van het perceel van [eisers] heeft afgekoppeld en de aangesloten buis heeft verwijderd.
Bewijslevering
3.2.
[eisers] heeft als bewijs overgelegd: de bouwtekening van de architect van [gedaagden] (productie 28), de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van de woning van [gedaagden] (productie 29), de verleende bouwvergunning voor de woning van [gedaagden] (productie 30), de aanvraag omgevingsvergunning voor de damwand (producties 31), de verleende omgevingsvergunning voor de damwand (productie 32), opnames op een USB stick (productie 35), foto’s (productie 37) en e-mailcorrespondentie met de heer [naam 1] (productie 38).
3.3.
Ook heeft [eisers] schriftelijke verklaringen overgelegd van mevrouw [naam 2] , de heer [naam 3] , mevrouw [naam 4] , de heer [naam 5] , mevrouw [naam 6] , de heer [naam 7] , mevrouw [naam 8] (productie 33). Daarnaast heeft [eisers] schriftelijke verklaringen overgelegd van mevrouw [naam 9] en de heer [naam 10] (productie 34) en de heer [naam 11] (productie 36).
3.4.
Als getuigen zijn in enquête op 23 september 2024 gehoord de heer [gedaagde 1] , met overlegging van foto’s, mevrouw [gedaagde 2] , de heer [eiser 1] en mevrouw [eiser 2] . Verder zijn in enquête op 25 februari 2025 gehoord de heer [naam 12] en de heer [naam 13] . In enquête van 11 maart 2025 zijn als getuigen gehoord de heer [naam 14] en de heer [naam 10] .
3.5.
[gedaagden] heeft afgezien van contra-enquête.
3.6.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Bewijswaardering
3.7.
De kantonrechter stelt bij de bewijswaardering voorop dat de verklaring van een partijgetuige op wie de bewijslast rust, beperkte bewijskracht heeft (vgl. artikel 164 lid 2 Rv). Dit houdt in dat de verklaring van een partijgetuige geen bewijs in zijn voordeel kan opleveren indien geen aanvullend bewijs voorhanden is dat zodanig sterk is en zodanig essentiële punten betreft dat zij de partijverklaring voldoende geloofwaardig maakt. De verklaring van een partijgetuige kan daarnaast niet als aanvullend bewijs gelden voor een andere partijgetuigenverklaring. Per 1 januari 2025 is de beperkte bewijskracht van een partijgetuigenverklaring afgeschaft, maar hier geldt (op grond van het overgangsrecht) het voorheen in artikel 164 lid 2 (oud BW) bepaalde over de partijgetuigen nog altijd omdat de dagvaarding vóór 1 januari 2025 is uitgebracht.
3.8.
Bij de bewijslevering komen meerdere onderwerpen aan de orde zoals: de aansluiting van de riolering, het werken van de riolering in 2019, het ontstaan van problemen, de afgekoppelde rioleringsbuis, de grondwerkzaamheden en de plaats van de rioolbuis. Op deze onderwerpen zal hierna achtereenvolgens worden ingegaan.
Aansluiting riolering
3.9.
Uit de bij dagvaarding overgelegde tekening van het perceel van [eisers] met daarop de geel gearceerd aangegeven rioolbuis (productie 5) blijkt dat deze via de achterzijde van zijn perceel loopt naar het gemeentelijke rioolsysteem aan de [straat 1] . [naam 12] , [naam 13] en [naam 1] verklaren daarover als volgt:
  • Getuige [naam 12] (beheerder bij de gemeente Geertruidenberg) verklaart:
  • [naam 13] (eigenaar van C-Infra, die de rioolbuis opnieuw heeft aangesloten) verklaart:
- [naam 1] (voormalig beheerder bij de gemeente Geertruidenberg) verklaart in een e-mail van 10 maart 2025 (productie 38 bij akte uitlating voortprocederen):
“(…) Omdat bijna al de huizen aan [straat 2] dijkwoningen zijn, zijn deze aan de achterzijde aangesloten ivm de onderhuizen/kelders (…)”
3.10.
[gedaagden] voert aan dat de verklaring van [naam 12] onbetrouwbaar is wegens het onjuist verklaren over een gegeven waarschuwing aan [eisers] omdat hij toen niet werkzaam was bij de gemeente. De kantonrechter acht de verklaring van [naam 12] op het punt van de wijze waarop de riolering loopt echter wel betrouwbaar. [naam 12] baseert zich namelijk objectief op een tekening uit het archief van de gemeente. Bovendien verklaart Van de [naam 11] dat de buis conform die tekening van de gemeente zo aanwezig is.
3.11.
De kantonrechter is van oordeel dat met de tekening en voornoemde verklaringen is bewezen dat de woning van [eisers] steeds via de achterzijde is aangesloten op het gemeentelijke riool aan de [straat 1] en ook doorliep over het door [gedaagden] aangekochte perceel van [eisers] . Uit geen van de verklaringen volgt dat een sceptic tank aanwezig was op het perceel van [eisers] . Bewezen is dan ook dat de rioolaansluiting via de achterzijde van de woning van [eisers] de enige aansluiting is.
Werkende riolering in 2019
3.12.
Partijgetuige [eisers] verklaart: “(…)
Het riool werkte nog tijdens het passeren van de akte van levering(toevoeging kantonrechter: op 28 mei 2019)
. En ook bij aanvang van de werkzaamheden. Dat weet ik omdat alles functioneerde. Er was geen stankoverlast en er waren geen vochtproblemen. Alles werkte perfect zoals het 30 jaar gewerkt heeft. (…)”
3.13.
Partijgetuige [eiser 2] verklaart:
“(…) Tijdens het passeren van de akte van levering werkte de riolering nog. Dat weet ik omdat we normaal naar toilet konden en konden douchen en we geen natte vloer hadden. We hadden op dat moment geen hinder. (…)
3.14.
De partijgetuigenverklaringen worden ondersteund met schriftelijke verklaringen van [naam 2] , [naam 3] , [naam 5] (productie 33) en [naam 15] (productie 27 dagvaarding):
- [naam 2] (vriend/kennis van [eisers] ) verklaart:
“(…) Eerste Kerstdag 2019 heb ik samen met wijlen mijn echtgenoot de heer [naam 16] bij [eiser 1] en [eiser 2] aan de kerstdis gezeten. (…) De anderen maakten gebruik van de overige toiletten, in de badkamer en in het onderhuis. Deze konden allen gewoon gebruikt worden. Er was toen niks aan de hand. (…) Alle apparaten werkten gewoon, de afwasmachine hebben we gewoon ingeruimd en aangezet. (…)”
- [naam 3] (vriend/kennis van [eisers] ) verklaart:
“(…) In het jaar 2019 ben ik in ieder geval (volgens mijn digitale agenda) bij hem in zijn woning aan [straat 2] binnen geweest op 7 januari, 24 maart, 26 mei, 8 september, 4 november en 8 december. Daartussendoor nog vele malen die niet vastgelegd zijn in mijn agenda. Op al die dagen in het jaar 2019 heb ik nooit iets gemerkt van een onfrisse lucht in de woning, zeker niet iets wat op een rioollucht zou lijken.”
- Van [naam 5] (vriend/kennis van [eisers] ) verklaart:
“Hierbij verklaar ik, [naam 5] , dat ik tussen kerst en oud en nieuw in het jaar 2019 een aantal dagen gelogeerd heb bij [eiser 1] en [eiser 2] op [adres] (…) Tijdens mijn verblijf heb ik van alle sanitaire voorzieningen gebruik gemaakt, waaronder toiletten, douche, afwasmachine en ik kan me herinneren dat ik zelfs een was in de wasmachine heb gedaan (…) Ik heb geen rioollucht geroken rondom het huis en er is ook niet gesproken over wateroverlast of hinder/ongemakken van welke aard dan ook.”
- [naam 15] (werkzaam bij [B.V.] , die in 2019 werkzaamheden aan de rioolaansluiting van [eisers] heeft uitgevoerd) verklaart:
“(…) Bij deze verklaar ik dat de rioolaansluiting in 2019 naar behoren functioneerde. (…)”
3.15.
De kantonrechter is van oordeel dat de schriftelijke verklaringen als aanvullend bewijs de door [eisers] en [eiser 2] afgelegde partijgetuigenverklaringen op essentiële onderdelen ondersteunen en de partijgetuigenverklaringen voldoende geloofwaardig maken. Zij ondersteunen dat er in 2019 gebruik kon worden gemaakt van sanitaire voorzieningen in de woning van [eisers] en/of dat er toen geen rioollucht werd geroken bij de woning van [eisers] . Hiermee is bewezen dat [eisers] tot en met 2019 een normaal werkende riolering had.
Problemen riolering
3.16.
Partijgetuige [eisers] verklaart:
“(…) In 2019 is de damwand geplaatst. In januari of februari 2020 merkten wij dat er drassigheid was rondom het huis. We hebben dit met de tuinman besproken. Zijn suggestie was om een grindbak aan te leggen rondom het huis. Dit hebben we gedaan maar dat hielp niet. Toen zei de tuinman dat hij een rioollucht rook onder de garage. (…) Wij roken het ook. Mijn vrouw is gaan graven onder de garage. Na ongeveer een halve meter graven vond zij een put. De put was overstroomd. We hebben de deksel eraf gehaald en we hebben een schepemmer gekocht om de put leeg te scheppen. We schepten het water naar een waterbak die ongeveer 3 meter verder ligt. Na 1 dag was het waterpeil in de put alweer gestegen. Dit gebeurde iedere keer. (…) In de put zat vies zwart water, het stonk. Ieder keer haalden we er zo’n 100 liter uit. Op enig moment heb ik een pomp aangesloten van de put naar de waterbak. (…) In de put zag ik toiletpapier. Er zaten ook fecaliën in. (…)”
In februari 2022 is Riooltech Made geweest. (…) Zij constateerden dat er waarschijnlijk een verstopping zat ter hoogte van de appelboom. (…) In juli 2022 zat de put weer vol. [naam 17] is toen gaan graven van de garage naar de appelboom. Er was geen verstopping. Na 2 dagen onderzoek bleek dat de rioolpijp volgens de zender ongeveer 1 meter voor de damwand eindigde. [naam 17] is gaan graven. Hij zag dat de rioolpijp afgekoppeld was. (…) [naam 17] heeft een gat geboord in de buis voor de damwand. Vijf minuten lang heeft de inhoud van de buis 3 meter hoog gespoten. Er kwamen fecaliën etc. uit. Het gat dat [naam 17] had gegraven liep helemaal vol. (…) Ik moest elke 2 tot 3 dagen het gat leegpompen. (…) Het stonk ontzettend.(…)”
3.17.
Partijgetuige [eiser 2] verklaart:
“(…) Ik ben gaan spitten aan de zijkant van het huis waar het nat was. Ik vond niks. De tuinman raadde een grindbak aan. Deze hebben we laten aanleggen. Dat bood geen soelaas. Bij hevige regenval kwam er water het onderhuis binnen via een wastafel en een waterput waar een kraantje boven zit. Ook waren de muren vochtig. We hebben iemand laten komen via de verzekering. Deze dacht aan een poreuze put. Ik heb het nu over de put die naast het huis ligt waar het rioolwater zich verzamelt. Ik ben later namelijk weer gaan spitten iets verderop en dieper. Ik belandde op een betonnen plaat. Deze liep over. Er zat een put onder. We hebben een pomp aangeschaft en zijn bijna een jaar bezig geweest om het water af te voeren naar een waterbak naast ons huis. Als het heel hard regende kon de pomp het niet aan. (…) In juli is [naam 17] 2 dagen geweest om onderzoek te doen. Ze zijn met een apparaatje door de pijp gegaan. Toen bleek dat het riool aan het einde van de tuin was afgekoppeld. Er is gegraven en je kon de pijp zien liggen. (…) [naam 17] heeft een gaatje in de pijp geboord en toen kwam er een meter of 3 uitgespoten. Er kwam riool uit. (…) Aan het einde van de pijp zat een groot gat dat [naam 17] had gegraven. (…) Mijn man schepte regelmatig het gat leeg met een stok met een emmer. (…) De vochtproblemen ontstonden kort voor Corona tijd. Dit was na het plaatsen van de damwand.”
3.18.
De partijgetuigenverklaringen worden ondersteund met schriftelijke verklaringen van [naam 5] , [naam 6] (productie 33) en [naam 9] (productie 34) alsmede de getuigenverklaringen van Van de [naam 11] en [naam 10] .
- [naam 5] verklaart:
“(…) Uiteindelijk heb ik na het blootleggen van de rioolpijp achter in de tuin de rioollucht ook geroken. In dat gat zag je o.a. ook kleine witte stippen drijven, toiletpapier wat aan het vergaan was. (…)”
- [naam 6] (vriend/kennis van [eisers] ) verklaart:
“(…) Ik ben bekend met de problemen die in 2020 zijn ontstaan en ik heb wel degelijk een rioollucht geroken, nadat ik achter in de tuin bij het gegraven gat ben geweest. (…)”
- [naam 9] (vriend/kennis van [eisers] ) verklaart:
“(…) Toen ik op bezoek was bij jullie in de zomer van 2022, heb ik wel degelijk rioollucht geroken. Met name achter in de tuin in de buurt van de put. (…)”
- Getuige [naam 11] verklaart:
“(…) Op enig moment heb ik wel zelf kunnen zien hoe het was, voorafgaand aan de werkzaamheden. (…) Het was een buis die ophield, dat was voor die damwand. Er zat geen uitloop aan, het water kon niet weg. Ik neem aan dat de buis in gebruik was, want er lagen fecaliën in. (…) Het zat vol met fecaliën, dan kan het niet volledig verzand zijn, want dan komt het er niet uit. (…)”
- Getuige [naam 10] (buurman van [eisers] ) verklaart:
“(…) Ik was erbij toen het open was. Ik zag een stuk riool met een kuil eromheen waar allerlei smurrie en drab uitkwam. Het zag er niet smakelijk uit, ik zag stukken toilet papier en fecaliën. Het stonk. (…)”Ook verklaart [naam 10] in zijn schriftelijke verklaring (productie 34) nog: “(…)
Meerdere keren gezien te hebben dat de heer [eiser 1] die stinkende massa uit het gat waar de rioolbuis in eindigde, gepompt heeft naar zijn tuin. (…)”
3.19.
De kantonrechter is van oordeel dat de verklaringen van [naam 5] , [naam 6] , [naam 9] , [naam 11] en [naam 10] als aanvullend bewijs voldoende sterk en op voldoende essentiële punten de partijgetuigenverklaringen ondersteunen. Zij ondersteunen de partijgetuigenverklaringen over het gegraven gat in 2022 in de achtertuin waar vuil water in liep en waar het naar fecaliën stonk en toiletpapier zichtbaar werd. Voorbij wordt gegaan aan het verweer van [gedaagden] dat de verklaring van [naam 10] niet betrouwbaar is vanwege de goede relatie met [eisers] . [naam 10] verklaart geheel in lijn met de andere verklaringen genoemd onder 3.18 en er zijn geen aanwijzingen om aan te nemen dat hij niet de waarheid heeft verklaard. Bovendien blijkt uit overgelegde filmopnames op de usb stick (eerste en tweede filmpje) dat er vervuild water uit de buis stroomt in het gegraven gat. Hierdoor is bewijs geleverd dat op het perceel van [eisers] een rioleringsprobleem was dat in 2022 is blootgelegd.
Afkoppelen oorzaak rioleringsprobleem
3.20.
Dat de rioolbuis is afgekoppeld is niet in geschil en blijkt uit de als productie 37 overgelegde derde foto. Getuige [naam 11] verklaart:
“(…) Het riool lag voor de damwand. Volgens mij hebben we een stukje van de rioolbuis afgehaald, omdat we anders de bocht niet konden maken. Wij doen geen test of de riolering werkt. Als het niet loopt worden we snel genoeg teruggebeld. Als je de riolering aansluit zie je dat het wegloopt. (…) Na het uitvoeren van de werkzaamheden hebben wij geen klachten gehad van de familie [eisers] . (…)”
3.21.
[gedaagden] voert aan dat uit de getuigenverklaring van [naam 11] volgt dat er bij het afkoppelen van de riolering binnen korte termijn problemen met de riolering moeten optreden en niet pas na twee jaar. De kantonrechter volgt [gedaagden] hierin in die zin dat bij een bloot gelegde riolering snel duidelijk is of het wegloopt. Maar van een blootgelegde riolering was in 2020 en 2021 nog geen sprake. [eisers] heeft onweersproken gesteld vanaf begin 2020 een vochtprobleem rondom de woning te hebben gehad, erna stankoverlast en dat zij lange tijd regelmatig de put nabij zijn woning hebben leeg geschept omdat deze steeds snel volliep. Hieruit blijkt dat er wel eerder problemen waren, maar de oorzaak van het vocht/rioleringsprobleem [eisers] nog niet duidelijk was.
3.22.
De kantonrechter is van oordeel dat met de verklaring van [naam 11] bewezen is dat de afgekoppelde rioolbuis de oorzaak is van het rioleringsprobleem op het perceel van [eisers] en daartussen dus causaal verband bestaat.
Grondwerkzaamheden en damwand
3.23.
Vast staat dat er eind 2019 grondwerkzaamheden zijn verricht op het perceel van [gedaagden] . Getuige [gedaagden] verklaart:
“(…) De damwand is einde 2019 geplaatst. (…) Eerder zijn er bomen gerooid. Het ging om 12 grote bomen. (…) De wortels zijn uitgegraven door een grondwerker. De bomen stonden op de hele kavel. De bomen stonden niet op de plek waar uiteindelijk gegraven is voor de riolering. Op die plek is nooit gegraven. (…) Deze grondwerker heeft ook de kelder gegraven. (..) De grondwerker die de kelder heeft afgegraven is geen loze buizen of pvc materiaal tegengekomen. (…) De grondwerker heeft ongeveer 30 kuub zand afgevoerd.”
Plaats ontkoppelde rioleringsbuis
3.24.
Getuigen verklaren verschillend over de afstand van de ontkoppelde buis tot de damwand. Getuige [naam 11] verklaart dat die afstand een halve meter is en getuigen [gedaagden] en Van de [gedaagde 2] verklaren beiden een afstand van anderhalve meter. Op basis van deze verklaringen en de derde video op de usb stick kan in ieder geval uit gegaan worden van een zeer korte afstand tussen de ontkoppelde buis en de damwand. Vast staat verder ook dat de afgekoppelde buis bij recht doorleggen van die buis door het souterrain (de kelder) van [gedaagden] gaat.
Conclusie
3.25.
Op grond van het voorgaande is komen vast te staan dat de rioolaansluiting van de woning van [eisers] via de achterzijde van zijn perceel loopt en doorliep over het door [gedaagden] aangekochte perceel. De rioolaansluiting van [eisers] werkte in heel 2019 nog goed en erna kreeg hij problemen met de riolering waarvan in 2022 is geconstateerd dat deze werden veroorzaakt door een ontkoppelde rioolbuis. Dit ontkoppelen betreft een bewuste handeling. De ontkoppelde buis ligt dicht tegen de erfgrens van [gedaagden] aan en [gedaagden] heeft op zijn perceel grondwerkzaamheden laten uitvoeren. Door al deze omstandigheden die zijn bewezen, kan het niet anders dan dat [gedaagden] of een door hem ingeschakelde persoon de aansluiting van de rioolbuis op het perceel van [eisers] heeft afgekoppeld en de aangesloten buis heeft verwijderd. [gedaagden] verklaart wel een proefsleuf gegraven te hebben en een klik melding te hebben gedaan voor zijn perceel, maar dat is niet relevant. Er is zoals eerder overwogen sprake van een bewuste handeling tot afkoppelen. Er is geen enkele aanleiding te veronderstellen dat [eisers] of een door hem ingeschakelde persoon dat gedaan heeft. [eisers] heeft daar vanzelfsprekend geen enkel belang bij en dat verwijt is [eisers] overigens ook niet gemaakt. Hierdoor wordt als vaststaand aangenomen dat [gedaagden] of een door hem ingeschakelde persoon de aansluiting van de rioolbuis achterin de tuin van het perceel van [eisers] heeft afgekoppeld en de aangesloten buis heeft verwijderd.
3.26.
Bij het voorgaande heeft de kantonrechter ook meegewogen de verklaring van de aannemer van de damwand ( [naam 18] ) waar [gedaagden] eerder in de procedure naar heeft verwezen (bijlage 9 van productie 2 van de dagvaarding). Die verklaring, waarin overigens slechts is verklaard dat diens bedrijf geen grondwerkzaamheden heeft uitgevoerd, legt in het licht van het door [eisers] bijgebrachte bewijs onvoldoende gewicht in de schaal. Er zijn bovendien meer personen dan die aannemer werkzaam geweest op het perceel van [gedaagden] .
Tekortkoming
3.27.
[eisers] baseert zijn vordering op tekort schieten van [gedaagden] in de nakoming van de verbintenis ten aanzien van de erfdienstbaarheid voor de riolering zoals opgenomen in de akte van levering van het door [gedaagden] van [eisers] gekochte perceel (productie 11 dagvaarding). Daarin staat dat de riolering van [eisers] onder het perceel van [gedaagden] liep en die aansluiting gerespecteerd dient te worden.
3.28.
[gedaagden] voert aan dat in de akte van levering ten onrechte het woord riolering is opgenomen in plaats van de hemelwaterafvoer die in de koopovereenkomst is opgenomen. [gedaagden] voert aan dat hij erop vertrouwde dat in de leveringsakte ook hemelwaterafvoer zou komen te staan.
3.29.
Om vast te stellen wat de erfdienstbaarheid omvat dient de leveringsakte te worden uitgelegd. Bij de uitleg van authentieke akten komt het aan op de in de notariële akte van levering tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in deze akte opgenomen, naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte uit te leggen omschrijving van de over te dragen onroerende zaak. Bij de uitleg van de goederenrechtelijke overeenkomst zal acht mogen worden geslagen op de elders in de notariële akte gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
3.30.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de leveringsakte volgt dat een erfdienstbaarheid voor de riolering bedoeld is. De bepaling over de erfdienstbaarheid heeft de kop “erfdienstbaarheid riolering” en verder is daarin vermeld:
“Partijen zijn overeengekomen een erfdienstbaarheid ten aanzien van de thans aanwezige riolering in het verkochte te vestigen.”Nergens in de tekst van de leveringsakte is hemelwaterafvoer genoemd waardoor uitgegaan dient te worden van een erfdienstbaarheid voor de riolering. Het feit dat in de koopovereenkomst een erfdienstbaarheid voor de hemelwaterafvoer staat, doet niet af aan het voorgaande. De leveringsakte is een juridische uitwerking van de koopovereenkomst. Dit betekent dat [gedaagden] door afkoppeling van de rioolbuis van [eisers] die op zijn perceel doorliep toerekenbaar tekort is geschoten in zijn verplichting de riolering van [eisers] op zijn perceel te dulden. De kantonrechter merkt daarbij op dat het [gedaagden] is toe te rekenen omdat de buis is afgekoppeld door hem of een door hem ingeschakelde persoon. Dit betekent dat [gedaagden] schadeplichtig is. Ten overvloede wordt opgemerkt dat het afkoppelen van de rioolbuis ook te beschouwen is als onrechtmatig handelen van [gedaagden] .
Schade
Kosten vaststelling schade en aansprakelijkheid
3.31.
[eisers] vordert schade die bestaat uit kosten ter vaststelling van schade van totaal € 3.459,00 waarvan € 90,75 voor Riool Tech, € 2.287,31 voor [naam 17] en € 1.080,94 aan Dekra. Ter onderbouwing daarvan heeft [eisers] facturen met die kosten overgelegd als producties 19 tot en met 21. [gedaagden] heeft hier geen verweer tegen gevoerd. De kantonrechter zal deze kosten daarom zoals gevorderd op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid toewijzen.
Herstelkosten
3.32.
Daarnaast vordert [eisers] een bedrag van € 7.671,40 aan herstelkosten door C-Infra (productie 22). Ten aanzien hiervan voert [gedaagden] aan dat de aansluiting op het riool aan de voorzijde goedkoper was en [eisers] niet voldaan heeft aan de schadebeperkingsplicht. De kantonrechter gaat aan dat verweer als onvoldoende onderbouwd voorbij. [gedaagden] heeft niet onderbouwd dat aansluiting aan de voorzijde goedkoper was. De gemaakte kosten van herstel kon [eisers] in redelijkheid maken en ook de hoogte van de kosten komen redelijk voor. Het gevorderde bedrag aan herstelkosten zal daarom worden toegewezen.
Vergoeding notariskosten
3.33.
[eisers] vordert ook notariskosten voor het vestigen van de erfdienstbaarheid voor de herstelde riolering die nu over het perceel van andere buren loopt. Bij akte van 29 maart 2025 stelt [eisers] dat de erfdienstbaarheid gevestigd is en de gemaakte notariskosten daarvan € 849,25 bedragen en dat bedrag te vorderen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2024. Ter onderbouwing daarvan heeft [eisers] de factuur van de notaris en de akte met de gevestigde erfdienstbaarheid overgelegd. Deze kosten, die verder niet weersproken zijn en de kantonrechter redelijk voorkomen, zijn toewijsbaar.
Wettelijke rente
3.34.
De door [eisers] gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW zal zoals gevorderd worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
3.35.
[eisers] vordert een bedrag van € 886,30 aan buitengerechtelijke kosten. Omdat de vorderingen geen betrekking hebben op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door [eisers] kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten, zijn conform het Besluit en toewijsbaar.
Proceskosten
3.36.
[gedaagden] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- dagvaardingskosten
130,57
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
1.827,00
(4,5 punten × € 406,00)
- getuigentaxe
240,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.025,57
3.37.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verklaart voor recht dat [gedaagden] de erfdienstbaarheid niet is nagekomen,
4.2.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 11.979,65 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 11.130,40 vanaf 3 oktober 2023 en over € 849,25 vanaf 29 maart 2024, alles tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 886,30 aan buitengerechtelijke incassokosten,
4.4.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 3.025,57, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.