ECLI:NL:RBZWB:2025:4745

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
C/02/437429 KG ZA 25-354
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor reizen met minderjarige kinderen naar Canada in kort geding

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres in conventie, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde in conventie, met als doel vervangende toestemming te verkrijgen om met hun minderjarige kinderen naar Toronto, Canada, te reizen. De vrouw vordert dat de man de Canadese geboorteakte van hun kind [minderjarige 1] en bewijs van Canadees staatsburgerschap van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] aan haar afgeeft, evenals de Nederlandse paspoorten van de kinderen. De man heeft verweer gevoerd en betwist dat hij in het bezit is van de gevraagde documenten. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juli 2025 is de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vrouw niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door haar advocaat via een onlineverbinding. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, maar heeft de vordering tot afgifte van de documenten afgewezen, omdat niet vaststaat dat de man deze in zijn bezit heeft. De voorzieningenrechter heeft echter wel toestemming verleend voor de vrouw om met de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar Canada te reizen, aangezien de man geen bezwaar heeft tegen deze reis. De vordering tot vervangende toestemming voor [minderjarige 3] is afgewezen, omdat deze in de zorgregeling met de man is opgenomen en de vrouw niet voldoende heeft aangetoond dat zij na de vakantie met de kinderen terug zal keren naar Nederland. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/437429 KG ZA 25-354
Vonnis in kort geding van 21 juli 2025
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
advocaat: mr. N. Rachid te Rotterdam,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
advocaat: mr. A.M.J. van Uitert te Waalwijk.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de mondelinge behandeling op 14 juli 2025.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat, en namens de vrouw via een onlineverbinding mr. P.E. Epping, waarnemend voor mr. N. Rachid. De vrouw is niet verschenen.
1.4.
Na te noemen minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn gelet op hun leeftijd in staat gesteld hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek. Zij hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest, naar Nederlands recht en naar Islamitisch recht. Uit dit huwelijk zijn de navolgende kinderen geboren:
- [minderjarige 4] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2006;
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 2] 2007;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 3] 2009;
- [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 4] 2015.
De laatste drie zijn nog minderjarig.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.3.
De kinderen verblijven bij de vrouw.
2.4.
[minderjarige 3] is, zoals door partijen overeengekomen in het op 9 januari 2025 ondertekende ouderschapsplan, bij de man eenmaal per twee weken van donderdag na school tot maandag voor school, en de helft van de vakanties.
2.5
De man heeft momenteel geen contact met de andere kinderen.

3.De vordering

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
− te bepalen dat de man de Canadese geboorteakte van [minderjarige 1] aan de vrouw afgeeft ten
behoeve van het vernieuwen van een Canadees paspoort op verbeurte van een dwangsom
van € 25,- per dag met een maximum van € 5.000,-.;
− te bepalen dat de man het bewijs van Canadees staatsburgerschap van [minderjarige 2] en [minderjarige 3]
aan de vrouw afgeeft ten behoeve van het aanvragen van een Canadees paspoort op
verbeurte van een dwangsom van € 25,- per kind per dag met een maximum van € 5.000,-;
− te bepalen dat de man de Nederlandse paspoorten van de kinderen aan de vrouw afgeeft
ten behoeve van de terugreis naar Nederland op verbeurte van een dwangsom van € 25,-
per kind per dag met een maximum van € 5.000,-.;
− te bepalen dat aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend om te reizen met
alle minderjarige kinderen ( [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ) van partijen naar Toronto (Canada)
a. primair voor de periode van week 29 (vanaf 20 juli 2025) tot en met week 33 (tot
en met 15 augustus 2025);
b. subsidiair voor een flexibele periode erna in verband met het aanvragen van de
paspoorten van de kinderen;
− kosten rechtens.
3.2.
Door en namens de vrouw is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd.
3.3.
Vader heeft aangegeven er niet op te vertrouwen dat moeder terugkomt naar Nederland met [minderjarige 3] . Moeder deelt de zorgen van vader niet. Moeder heeft inmiddels de Nederlandse nationaliteit, haar leven, maar belangrijker nog de levens van de kinderen, spelen zich af in Nederland. De kinderen gaan hier allen naar school, [minderjarige 4] (19) volgt hier een opleiding en ook [minderjarige 1] heeft zich al ingeschreven voor een Mbo-opleiding hier in Nederland. Los van de scholen/opleidingen krijgen moeder en de kinderen hier in Nederland veel hulp, zo beginnen de kinderen op redelijk korte termijn aan therapieën. Moeder en de kinderen hebben zich bestendig in Nederland gevestigd, hun leven is hier. Moeder zal in november 2025 een training starten die maanden zal duren. Om aan te tonen dat moeder, en de kinderen, zich bestending in Nederland hebben gevestigd wordt een selectie van stukken
overgelegd als bijlage 3. Zij ziet in dat haar beslissing destijds om niet terug te keren met de kinderen verkeerd was. Zij krijgt inmiddels al acht jaar hulpverlening, en daar heeft zij baat bij. Zij heeft geen plannen om na de vakantie niet terug te keren.
De vrouw wenst met de kinderen op vakantie te gaan rond 20 juli 2025 tot en met 15
augustus 2025 naar Toronto (Canada) , waar zij zullen verblijven te [adres]
. Met betrekking tot de Canadese geboorteakte van [minderjarige 1] stelt de vrouw dat deze destijds in 2017 aan de broer van de man is gegeven.
3.4.
De man voert verweer tegen de vorderingen van de vrouw en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw en om haar te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.5.
Ter onderbouwing van zijn verweer voert de man, kort samengevat, het navolgende aan:
De man betwist uitdrukkelijk, dat hij in het bezit is van de geboorteakte van [minderjarige 1] .
Hij kan die dan ook niet afgeven en de vordering van de vrouw ter zake dient te worden
afgewezen.
3.6.
De man wist tot heel kort geleden niet, dat blijkbaar [minderjarige 2] en [minderjarige 3] het Canadees
Staatsburgerschap hebben, Het bewijs daarvan heeft hij niet en kan hij aldus ook niet
afgeven. Ook deze vordering van de vrouw dient te worden afgewezen.
3.7.
In het op 9 januari 2025 overeengekomen ouderschapsplan is in artikel 2.3 overeengekomen, dat de paspoorten van de kinderen in beheer zijn bij de man. Overigens is
[minderjarige 4] meerderjarig en heeft hij zelf zijn paspoort in beheer. Voorts is in dat artikel duidelijk afgesproken, dat er altijd minimaal één paspoort van de kinderen in beheer blijft bij de man.
Ten eerste is deze afspraak pas onlangs en weloverwogen gemaakt. Ten tweede is er aan de
zijde van de man absoluut geen groei in vertrouwen, waardoor partijen al andere afspraken
zouden kunnen maken. De man hoeft op grond van de tussen partijen gemaakte afspraken niet de paspoorten van alle kinderen af te geven. Hij mag een paspoort behouden. De vordering van de vrouw ter zake dient te worden afgewezen.
3.8.
In artikel 3.1 van het ouderschapsplan is overeengekomen dat in de oneven jaren de
man de laatste drie weken van de zomervakantie [minderjarige 3] bij zich zal hebben. Het kan dus niet
zo zijn dat de vrouw van de drie weken van de man met [minderjarige 3] , [minderjarige 3] alsnog twee weken bij
zich heeft en de man slechts een week met zijn zoon kan doorbrengen. De man heeft de vrouw middels zijn advocaat al op 16 mei 2025 laten weten, dat hij (conform het ouderschapsplan) er geen bezwaar tegen heeft als zij met de oudste drie kinderen naar Canada reist. [minderjarige 3] gaat niet mee en daarmee was de vrouw al akkoord.
3.9.
De vordering tot vervangende toestemming dient te worden afgewezen nu de vrouw
verzoekt met alle kinderen te reizen naar een land waarvoor alle paspoorten nodig zijn en
dat hebben partijen juist korte tijd geleden anders afgesproken, alsook wil de vrouw reizen in een periode dat [minderjarige 3] in ieder geval bij de man zal zijn in het kader van de zorgregeling
conform hetgeen partijen korte tijd geleden hebben afgesproken.
3.10.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vordering vast. Dit belang is door de man ook niet betwist.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt met betrekking tot vorderingen als volgt
- ten aanzien van de Canadese geboorteakte van [minderjarige 1] :
De man ontkent deze geboorteakte in zijn bezit te hebben. Bij gebreke aan voldoende gegevens leidt dit tot een afwijzing nu niet vaststaat dat de man deze in zijn bezit heeft.
- ten aanzien van het bewijs van Canadees staatsburgerschap van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] :
De man ontkent dit in zijn bezit te hebben. Bij gebreke aan voldoende gegevens leidt dit tot een afwijzing nu niet vaststaat dat de man dit in zijn bezit heeft.
- ten aanzien van de vervangende toestemming te verlenen om te reizen met
alle minderjarige kinderen ( [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ) van partijen naar Toronto (Canada) :
De man heeft gesteld geen bewaar te hebben tegen het reizen met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zodat de voorzieningenrechter die toestemming zal verlenen. Daarbij wordt overwogen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ook geen contact hebben met hun vader zodat de verzochte periode geen belemmering oplevert voor de omgang met de man.
Met betrekking tot [minderjarige 3] ligt de zaak in meerdere opzichten anders: De vrouw vraagt vervangende toestemming voor een reis in een periode dat [minderjarige 3] vakantie met zijn vader zou genieten. Vast is komen te staan dat de moeder pas vlak voor de vakantie heeft voorgesteld haar periode te ruilen met die van de vader, namelijk de laatste drie weken van de vakantie. De man heeft onweersproken gesteld dat hij in die eerste periode in verband met zijn onderneming [minderjarige 3] in die laatste periode op kan vangen, gedurende de eerste weken van de vakantie lukt hem dat niet. Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet voldoende vaststaat dat de vrouw met de kinderen en met name met [minderjarige 3] na de vakantie in Canada zal terugkeren naar Nederland. Duidelijk is dat de vrouw haar familie in canada heeft. Duidelijk is ook geworden dat de kinderen het in Canada zeer naar hun zin hebben gehad. Hoewel de kinderen stellen dat zij na de vakantie terug zullen keren naar Nederland, acht de voorzieningenrechter het risico dat de vrouw anders zal beslissen toch groot. Gelet op wat de ouders niet zo lang geleden specifiek met betrekking tot deze kwestie zijn overeengekomen acht de voorzieningenrechter het niet juist dat de vrouw een vakantie reeds nu probeert af te dwingen. Dat betekent dat de vorderingen tot vervangende toestemming te reizen met [minderjarige 3] en tot afgifte van het paspoort van [minderjarige 3] worden afgewezen.
4.3.
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent de vrouw vervangende toestemming om te reizen met de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar Toronto (Canada) voor de periode van week 29 (vanaf 20 juli 2025) tot en met week 33 (tot en met 15 augustus 2025);
5.2.
verklaart dit vonnis tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Leuven, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2025 in tegenwoordigheid van mr. Van de Kar, griffier.