In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhavend op te treden tegen de realisatie van geluidswanden in afwijking van een omgevingsvergunning beoordeeld. Eiser, wonende aan een perceel dat grenst aan een nieuwe rondweg, had eerder bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning voor de geluidswanden, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser verzocht in 2022 opnieuw om handhaving, omdat hij stelde dat de geluidswanden niet conform de vergunning waren gerealiseerd. Het college van burgemeester en wethouders van Rucphen wees dit verzoek af, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank oordeelt dat eiser belanghebbende is voor de geluidswand die langs zijn perceel is gebouwd, maar niet voor de andere geluidswanden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verklaart het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op de andere geluidswanden. De rechtbank oordeelt dat het college niet zorgvuldig heeft gehandeld door niet alle relevante stukken te verstrekken en dat de afwijzing van het handhavingsverzoek niet voldoende was gemotiveerd. De rechtbank draagt het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak, waarbij het belang van handhaving zwaarder weegt dan de financiële belangen van de gemeente.