ECLI:NL:RBZWB:2025:474

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
23/9115
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek geluidswanden in afwijking van omgevingsvergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhavend op te treden tegen de realisatie van geluidswanden in afwijking van een omgevingsvergunning beoordeeld. Eiser, wonende aan een perceel dat grenst aan een nieuwe rondweg, had eerder bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning voor de geluidswanden, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser verzocht in 2022 opnieuw om handhaving, omdat hij stelde dat de geluidswanden niet conform de vergunning waren gerealiseerd. Het college van burgemeester en wethouders van Rucphen wees dit verzoek af, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.

De rechtbank oordeelt dat eiser belanghebbende is voor de geluidswand die langs zijn perceel is gebouwd, maar niet voor de andere geluidswanden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verklaart het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op de andere geluidswanden. De rechtbank oordeelt dat het college niet zorgvuldig heeft gehandeld door niet alle relevante stukken te verstrekken en dat de afwijzing van het handhavingsverzoek niet voldoende was gemotiveerd. De rechtbank draagt het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak, waarbij het belang van handhaving zwaarder weegt dan de financiële belangen van de gemeente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9115

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen,verweerder,
(gemachtigde: mr. J.T.A. Kuijlen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhavend op te treden tegen realisatie van geluidswanden in afwijking van de daarvoor verleende omgevingsvergunning
1.1.
Het college heeft eisers verzoek met het besluit van 14 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 juli 2023 op het bezwaar van eiser heeft het college de afwijzing gehandhaafd.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, eisers [echtgenote] en de gemachtigde van het college.
1.4.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden om het college in de gelegenheid te stellen bijlagen de bij de e-mail van eiser van 23 maart 2023 aan de rechtbank te verstrekken en om eiser in de gelegenheid te stellen daarop te reageren. Partijen hebben gebruik gemaakt van die gelegenheid. De rechtbank heeft het onderzoek daarna gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser woont op het perceel [adres] te [plaats] . Dat perceel grenst aan een strook grond waarop de gemeente een (deel van) een nieuwe rondweg ‘ [rondweg] ’ wilde realiseren. In verband daarmee heeft het college op 4 mei 2017 een omgevingsvergunning aan de gemeente Rucphen verleend voor de bouw van vijf geluidswanden langs [rondweg] . Een situatieschets van de locatie van de wanden is als bijlage I bij deze uitspraak gevoegd. Eén van de geluidswanden, op de schets aangeduid als ‘C’, is gebouwd langs eisers woonperceel. De geluidswanden bestaan uit een kern van geluidwerende sandwichpanelen tussen stalen palen, met aan weerszijden schanskorven gevuld met steen.
2.1.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning voor de geluidswanden. Dat bezwaar is door het college ongegrond verklaard. Het daartegen ingesteld beroep is vervolgens door deze rechtbank bij uitspraak van 30 mei 2018 (ECLI:NL:RBZWB:2018:3400) ongegrond verklaard. Eiser heeft daartegen geen hoger beroep ingesteld. De verleende omgevingsvergunning is daarmee rechtens onaantastbaar geworden.
2.2.
Eiser heeft het college op 7 mei 2018 verzocht handhavend op te treden tegen de plaatsing van de fundering in afwijking van de verleende vergunning. College heeft dat verzoek op 15 juni 2018 afgewezen.
2.3.
Op 17 oktober 2022 heeft eiser het college verzocht handhavend op te treden tegen realisatie van de geluidswanden in afwijking van de omgevingsvergunning. Eiser heeft gesteld dat
  • meer dan 25% van de profielen niet in het midden van de daarvoor aangebrachte fundering staan;
  • de korven in afwijking van der vergunning zijn uitgevoerd met een draaddikte van 4 mm;
  • bij de realisatie van de geluidswanden veiligheidsnormen zijn overtreden.
2.4.
Met het besluit van 14 maart 2023 heeft het college het handhavingsverzoek van eiser afgewezen.
2.5.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing. Hij heeft zijn bezwaar toegelicht tijdens de hoorzitting van de Commissie bezwaarschriften.
2.6.
Met het bestreden besluit heeft het college eisers bezwaar onder verwijzing naar het advies van de Commissie bezwaarschriften ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

Ambtshalve beoordeling
3. Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling moet de rechtbank eerst uit eigen beweging (‘ambtshalve’) beoordelen of het bezwaar ontvankelijk was. Een bezwaar is onder meer niet ontvankelijk als het niet is gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aan een besluit kan een aanvraag ten grondslag liggen. Het begrip aanvraag is in artikel 1:3, derde lid van de Awb omschreven als een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen. Eisers verzoek om handhaving is dus alleen een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb, als eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt. Onder belanghebbende wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (artikel 1:2, eerste lid, van de Awb). Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
3.1.
Eiser is belanghebbende voor zover het gaat over de geluidswand C, de geluidswand die langs zijn woonperceel loopt. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser geen belanghebbende bij de overige vier geluidswanden, op de schets in bijlage I aangeduid met de letters A, B, D en E. Niet gebleken is dat eiser op enigerlei wijze feitelijke gevolgen ondervindt van de – mogelijke – afwijkingen van de overige vier wanden. Voor die vier wanden geldt dat eiser zich onvoldoende onderscheidt van anderen. Omdat eiser voor de vier geluidswanden geen belanghebbende is, was zijn verzoek aan het college om handhavend op te treden tegen realisatie van deze vier geluidswanden in afwijking van de omgevingsvergunning geen aanvraag in de zin van de Awb. Als gevolg daarvan vormt de reactie van het college op dit handhavingsverzoek ten aanzien van de vier geluidswanden geen besluit in de zin van de Awb. Tegen de reactie van het college stond daarom geen bezwaar open voor zover het de vier geluidswanden betreft. Dat betekent dat het college eisers bezwaar in zoverre niet-ontvankelijk had moeten verklaren.
3.2.
De rechtbank zal het beroep alleen al hierom gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en het bezwaar, voor zover het gericht was tegen de weigering handhavend op te treden tegen realisatie van de geluidswanden A, B, D en E in afwijking van de vergunning, niet-ontvankelijk verklaren.
3.3.
De rechtbank zal met het oog op finale geschilbeslechting onderzoeken of er aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor de geluidswand langs eisers woonperceel in stand te laten.
Inhoudelijke beoordeling
4. De inhoudelijke beoordeling door de rechtbank is gelet op het voorgaande beperkt tot de weigering van het college handhavend op te treden tegen realisatie in afwijking van de omgevingsvergunning van de geluidswand C, de geluidswand die langs eisers woonperceel ligt. De rechtbank beoordeelt deze weigering aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4.1.
De voor de inhoudelijk beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in bijlage II bij deze uitspraak.
4.2.
De rechtbank merkt daarbij op dat op 1 januari 2024 de Omgevingswet (Ow) en de Invoeringswet Omgevingswet (Iw Ow) in werking zijn getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Ow, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Iw Ow het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. [1] Het verzoek om handhaving van de Wabo is gedaan op 17 oktober 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Zorgvuldigheid van de procedures
5. Eiser heeft aangevoerd dat het college in beroep, maar ook eerder in bezwaar niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft verstrekt. Als gevolg daarvan was de voorbereiding door de Commissie Bezwaarschriften onvoldoende en is het advies van de Commissie niet zorgvuldig tot stand gekomen. Daarnaast heeft eiser gesteld dat hij betwijfelt of het verslag van de hoorzitting in bezwaar juist is. Eiser wil daarom de geluidsopname die de Commissie Bezwaarschriften heeft gemaakt ontvangen.
5.1.
Op grond van artikel 7:7 van de Awb wordt van de hoorzitting een schriftelijk verslag opgemaakt. Dit verslag hoeft geen letterlijke weergave van het horen te bevatten. Eiser heeft niet gespecificeerd, noch onderbouwd op welke punten het verslag geen zakelijke weergave inhoudt van hetgeen partijen tijdens de hoorzitting hebben verklaard. Nog afgezien van het feit dat artikel 7:7 van de Awb alleen voorziet in een verplichting van het horen een schriftelijk verslag te maken, is niet gebleken van een noodzaak de geluidsopnamen aan eiser te verstrekken. [2]
5.2.
De rechtbank stelt vast dat het college op het eerste verzoek van de rechtbank slechts een deel van de op de zaak betrekking hebbende stukken heeft verstrekt. Pas na herhaalde verzoeken heeft het college onder meer de bijlagen bij de omgevingsvergunning, en eisers aanvullende bezwaarschriften verstrekt. Gelet op de aard van de zaak had het op de weg van het college gelegen op het eerste verzoek de volledige omgevingsvergunning, inclusief de bijlagen die daarvan onderdeel uitmaken te overleggen. Daarnaast maken ook (aanvullende) bezwaren onderdeel uit van de op de zaak betrekking hebbende stukken en had het college die op het eerste verzoek aan de rechtbank moeten verstekken.
5.3.
Tijdens de zitting bij de rechtbank is gebleken dat het college de op de zaak betrekking hebbende stukken nog altijd niet volledig heeft verstrekt. Zo ontbreekt de constructieberekening en de goedkeuring daarvan van 9 mei 2018, die, zoals het college ter zitting heeft gesteld, onderdeel zijn van de omgevingsvergunning. Verder ontbreekt de informatie die eiser met een e-mail van 23 maart 2023 aan het college heeft gestuurd. Het college heeft gesteld dat de stukken bij die e-mail tijdelijk konden worden gedownload, en dat het vanwege tijdsverloop nu niet meer mogelijk was de stukken te downloaden. Dat ontslaat het college naar het oordeel van de rechtbank echter niet van de verplichting zorg te dragen voor het verstrekken van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. In dat licht had het op de weg van het college gelegen in ieder geval te proberen de stukken te verkrijgen, door bijvoorbeeld bij de Commissie Bezwaarschriften navraag te doen naar de beschikbaarheid van de stukken.
5.4.
De rechtbank heeft het college op de zitting in de gelegenheid gesteld bijlagen bij de e-mail van eiser van 23 maart 2023 alsnog aan de rechtbank te sturen. Het college heeft daarvan gebruik gemaakt. Eiser is in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Heeft daarvan wel gebruik gemaakt. De rechtbank zal deze stukken in de beoordeling betrekken.
5.5.
Niet duidelijk is of de Commissie Bezwaarschriften wel de beschikking had over alle op de zaak betrekking hebbende stukken, inclusief alle bij de omgevingsvergunning behorende stukken, waaronder de constructieberekeningen, eisers aanvullende bezwaren en de informatie bij eisers e-mail van 23 maart 2023. Als gevolg daarvan is niet duidelijk of het advies van de Commissie zorgvuldig tot stand gekomen is. In reactie daarop heeft het college in het verweerschrift gesteld dat als de Commissie stukken miste, van de Commissie kon worden verwacht dat zij naar de ontbrekende stukken had gevraagd en dat het college redelijkerwijs mag veronderstellen dat de Commissie een weloverwogen advies uitbrengt over de ingediende bezwaren. De rechtbank volgt het college daarin niet. Niet alleen kan adviescommissie pas weten dat stukken ontbreken, als zij ten minste op de hoogte is van het bestaan ervan, maar de verantwoordelijkheid van de adviescommissie ontslaat het college niet van de verplichting uit artikel 3:2 van de Awb om zich te vergewissen van de zorgvuldigheid van (de totstandkoming van) het advies van de Commissie Bezwaarschriften. Het college heeft bij het nemen van het bestreden besluit gehandeld in strijd het zorgvuldigheidsbeginsel. Dat het college inmiddels wel heeft nagevraagd of de Commissie Bezwaarschriften over de bijlagen bij eisers e-mail van 23 maart 2023 beschikte, maakt dat niet anders.
Strijd met de goede procesorde
6. Het college heeft niet alleen de bijlagen bij eisers e-mail van 23 maart 2023 aan de rechtbank gestuurd, maar heeft daarnaast ook de constructieberekeningen uit 2018, een rapport van een controle op 21 oktober 2024 en een memo van diezelfde datum overgelegd. De stukken zijn na de zitting ingediend, zonder een daartoe strekkend verzoek van de rechtbank. Het college heeft geen verklaring gegeven voor dit tijdstip van de indiening van deze stukken. Niet valt in te zien waarom het college pas na de zitting van 16 oktober 2024, en niet daaraan voorafgaand, ter plaatse een controle heeft uitgevoerd en een memo heeft opgesteld. Ten aanzien van de constructieberekening valt niet in te zien waarom het college deze niet eerder heeft ingediend dan hij heeft gedaan. Met deze handelwijze frustreert het college een behoorlijk verloop van de procedure. De rechtbank laat deze stukken dan ook wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing bij de beoordeling van het beroep.
Niet gewerkt overeenkomstig het veiligheidsplan: overtreding?
7. Eiser heeft aangevoerd dat bij de uitvoering van de werkzaamheden is gewerkt in strijd met de veiligheidsvoorschriften. Bouwvakkers droegen geen veiligheidskleding, helm en een stofkapje en er werd op hoogte gewerkt vanaf een amateuristische stellage.
7.1.
Zoals het college terecht heeft opgemerkt zijn er geen veiligheidsvoorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden. Voor zover er in strijd met veiligheidsvoorschriften zou zijn gewerkt, vormt dat naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen overtreding bestaande uit het realisatie van de geluidswand in strijd met de omgevingsvergunning. Het college heeft voorts geen handhavende taak ter zaken van eventuele overtredingen van de arbeidsomstandigheden- of veiligheidsregels.
Overige overtredingen?
8. Eiser heeft aangevoerd dat de geluidswand volgens de omgevingsvergunning moest worden uitgevoerd met gaasmatten met een maaswijdte van 50mm x 50mm en een draaddikte van 5mm, maar dat de maaswijdte in de praktijk 46mm x 46mm blijkt te zijn, met een draaddikte van 4mm. Er is in afwijking van de omgevingsvergunning een kleinere steen gebruikt om de schanskorven te vullen, waardoor stenen uit de geluidswand steken. Volgens de tekening bij de vergunning bestaan de korven uit rechte horizontale en verticale delen. In de praktijk zijn de korven verbogen en worden de rechte lijnen onderbroken door zichtbare koppelingen tussen de korven. Tot slot zijn de schanskorven niet volledig gevuld. Eiser heeft tot slot gesteld dat er ten aanzien van de fundering sprake is van afwijkingen, dat staanders niet thermisch verzinkt zijn, niet van het formaat HEA 100 zijn, niet “hart op hart 400 cm zijn” en niet 150 cm diep in de grond staan.
8.1.
Eiser heeft, naast de stelling dat gewerkt is in strijd met de veiligheidsvoorschriften, in het handhavingsverzoek gewezen op de afwijkende plaatsing van de profielen en op de afwijkende draaddikte. Eiser heeft in het handhavingsverzoek niet verzocht om handhavend op te treden tegen de andere, hiervoor opgesomde punten. De inhoud van het verzoek is bepalend voor de omvang van het geding en de reikwijdte van het verzoek kan na het primaire besluit niet meer worden uitgebreid. [3] Dat betekent dat de rechtbank bij de inhoudelijke beoordeling in dit beroep alleen kan toekomen aan de afwijkende plaatsing van de profielen en de afwijkende draaddikte. De overige door eiser gestelde overtredingen maken geen onderdeel uit van de inhoudelijke beoordeling in beroep.
Afwijkende plaatsing van profielen
9. Eiser heeft gesteld dat meer dan 25% van de profielen niet midden op de daarvoor aangebrachte fundering staan. Het college heeft in reactie daarop gesteld dat eiser in 2018 een handhavingsverzoek van gelijke strekking heeft gedaan. Het verzoek is toen afgewezen en eiser heeft niet aangetoond dat sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.
9.1.
De rechtbank begrijpt dat het college het verzoek heeft afgewezen omdat er volgens het college sprake zou zijn van een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. Als er sprake is van een herhaalde aanvraag en er geen nieuwe gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn vermeld, kan het college de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking (artikel 4:6, tweede lid, van de Awb).
9.2.
Ten tijde van het handhavingsverzoek van 7 mei 2018 waren de geluidswanden in aanbouw. Eiser heeft ter zitting gesteld dat toen het handhavingsverzoek op 15 juni 2018 werd afgewezen, er alleen palen stonden ten behoeve van de geluidswanden die ten opzichte van zijn woning aan de overkant van [rondweg] werden geplaatst. Er waren nog geen palen aangebracht voor de geluidswand langs eisers woonperceel; geluidswand C. Er stonden alleen stippen op de fundering waar de palen moesten worden geheid. Het college heeft dat betwist. Volgens het college waren ook bij de geluidswand langs eisers woning de palen aangebracht op het moment dat het handhavingsverzoek werd afgewezen.
9.3.
Of de palen ten behoeve van de geluidswand C ten tijde van de afwijzing van het eerdere handhavingsverzoek waren aangebracht kan de rechtbank op basis van het procesdossier niet vaststellen. Het was aan het college om dat voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit te onderzoeken. Als de palen ten behoeve van de geluidswand C ten tijde van de afwijzing van het eerdere handhavingsverzoek nog niet waren aangebracht, heeft het college eisers huidige handhavingsverzoek niet kunnen afwijzen onder verwijzing naar de eerdere afwijzing. Het huidige verzoek was in dat geval geen herhaald verzoek. Nu het college dat niet feitelijk heeft vastgesteld voorafgaand aan het bestreden besluit, is dat op zijn minst een gebrek in de motivering van het besluit.
Afwijkende draaddikte van korven
10. Onderdeel van het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning is de aanvraag. Daarin is meermaals vermeld dat de schanskorfmatten een draaddikte van 5 mm hebben. Eiser heeft erop gewezen dat de toegepaste matten een draaddikte van 4 mm hebben. Het college heeft ter zitting erkend dat een draaddikte van 4 mm is toegepast en dat dat een afwijking van de omgevingsvergunning vormt. Het afwijken van de omgevingsvergunning vormt een overtreding van artikel 2.1, aanhef en onder a, van de Wabo.
10.1.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
10.2.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de impact van handhaving onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Het is niet aannemelijk dat de afwijkende draaddikte de uitstraling van de wand beïnvloedt. Er zijn volgens het college in verband met deze afwijkende draaddikte ook geen draagkrachtberekeningen nodig geacht. Ter zitting heeft het college daaraan toegevoegd dat voor zover de kleinere draaddikte op zichzelf zou kunnen leiden tot een verminderde stevigheid van de korven, dat gecompenseerd is door de kleinere maaswijdte van de toegepaste schanskorfmatten. De maaswijdte bedraagt 46 mm, in plaats van 50 mm. Het vervangen van de schanskorfmatten door exemplaren met een draaddikte van 5 mm is een niet uitlegbare en onnodige verspilling van gemeenschapsgeld, aldus het college.
10.3.
De rechtbank volgt het college niet in het standpunt dat handhavend optreden in dit geval onevenredig is. Het college heeft in zijn afweging onvoldoende acht geslagen op het algemeen belang bij handhavend optreden. Dit belang moet als zeer zwaarwegend worden aangemerkt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het college de stelling dat de afwijkende draaddikte wordt ondervangen door de kleinere maaswijdte op geen enkele manier heeft onderbouwd. Dit terwijl de schanskorven bij het vullen daarvan of na de bouw zijn vervormd, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank een indicatie is dat de schanskorven door toepassing van een 20% kleinere draaddikte mogelijk minder stevig zijn dan kennelijk was vereist. Dat maakt dat, anders dan waarvan het college ter zitting kennelijk nog uitging, de afwijking niet slechts tot een minder fraai uiterlijk leidt, doch mogelijk ook constructieve gevolgen heeft. Tegenover eisers belang, en het algemeen belang bij handhavend optreden, staat het belang van de gemeente. Het belang van de gemeente is alleen financieel van aard. Hoewel het beëindigen van de overtreding financiële gevolgen kan hebben voor de gemeente, maakt dat enkele feit handhavend optreden naar het oordeel van de rechtbank niet onevenredig.

Conclusie en gevolgen

11. Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor de geluidswand langs eisers woonperceel in stand te laten. De rechtbank zal het college opdragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak.
11.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Er is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 13 juli 2023;
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk, voor zover het bezwaar is gericht tegen de beslissing van het college over de geluidswanden A, B, D en E,
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt het college op om ten aanzien van de geluidswand C een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Van Asten, griffier, op 4 februari 2025 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage I: situatieschets

Bijlage II: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:4
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 4:6
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Artikel 5:1
1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Artikel 5:4
2. Een bestuurlijke sanctie wordt slechts opgelegd indien de overtreding en de sanctie bij of krachtens een aan de gedraging voorafgaand wettelijk voorschrift zijn omschreven.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 3 juli 2024,
2.Zie bijvoorbeeld: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van state, 22 september 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN7919
3.Zie bijvoorbeeld Afdeling 15 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1569, en 3 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2422